ECLI:NL:RBDHA:2024:21232

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 december 2024
Publicatiedatum
16 december 2024
Zaaknummer
NL24.35205
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een opvolgende asielaanvraag van Ethiopische eisers na afwijzing van eerdere aanvraag

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van twee Ethiopische eisers tegen de afwijzing van hun asielaanvraag beoordeeld. De eisers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. R.P.M. Ngasirin, hebben op 27 maart 2024 een opvolgende aanvraag ingediend na een eerdere afwijzing op 20 mei 2022. De minister van Asiel en Migratie, vertegenwoordigd door mr. R.S. Helmus, heeft deze opvolgende aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft op 10 oktober 2024 de zaak behandeld en komt tot de conclusie dat het beroep gegrond is. De rechtbank oordeelt dat de minister ten onrechte heeft gesteld dat de verkrachting van eiseres in de vorige procedure niet geloofwaardig was, terwijl dit in feite wel zo was vastgesteld. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de minister op om binnen zestien weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de eerdere ervaringen van eiseres met seksueel geweld in acht moeten worden genomen. Tevens wordt de minister veroordeeld tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan de eisers.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.35205

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 december 2024 in de zaak tussen

[eiseres], v-nummer [nummer 1], eiseres

[eiser], v-nummer: [nummer 2], eiser
samen: eisers
(gemachtigde: mr. R.P.M. Ngasirin),
en

de minister van Asiel en Migratie

(gemachtigde: mr. R.S. Helmus).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de afwijzing van hun asielaanvraag. Zij hebben op 27 maart 2024 een opvolgende aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 2 september 2024 deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 10 oktober 2024, samen met het verzoek om een voorlopige voorziening hangende dit beroep [1] , op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de opvolgende asielaanvraag. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep gegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Voorgeschiedenis
4. Eiseres heeft de Ethiopische nationaliteit en is geboren op [geboortedatum 1] 1980. Eiser heeft de Ethiopische nationaliteit en is geboren op [geboortedatum 2] 2019. Eisers hebben op 2 juli 2019 een verblijfsvergunning asiel aangevraagd. De minister heeft die aanvraag bij besluit van 20 mei 2022 afgewezen. Daaraan heeft de minister ten grondslag gelegd dat de verklaringen van eiseres dat ze is overvallen, mishandeld en seksueel misbruikt geloofwaardig worden geacht, maar dat het niet geloofwaardig is dat dit op aansturing van een politieman, genaamd [naam], heeft plaatsgevonden. De wel geloofwaardig bevonden verkrachting en mishandeling zijn destijds onvoldoende zwaarwegend geacht om aan eisers een asielvergunning te verlenen, omdat niet is gebleken dat de daders behoren tot een politieke of militante groepering die de feitelijke macht uitoefent in Ethiopië of tot een groepering waartegen de overheid niet in staat of niet willens is bescherming te bieden. Ook hadden eisers volgens de minister in die procedure onvoldoende onderbouwd dat zij geen bescherming konden krijgen van de autoriteiten. Dit besluit staat in rechte vast. [2]
Asielrelaas
5. Op 27 maart 2024 hebben eisers een opvolgende asielaanvraag ingediend. Aan deze aanvraag hebben eisers ten grondslag gelegd dat zij vijanden hebben in Ethiopië, omdat deze vijanden eiseres in opdracht van [naam], seksueel hebben misbruikt en mishandeld en achter de ontvoering van haar zoon zitten. Ter onderbouwing hiervan hebben eisers een aanplakbiljet over de ontvoering en een verklaring van [ziekenhuis] van 24 maart 2023 overgelegd. Eisers vrezen bij terugkeer voor de Ethiopische autoriteiten, vanwege het geweld door de Ethiopische autoriteiten en milities tegen burgers en vanwege hun Amhaarse etniciteit. Daarnaast hebben familieleden van eisers zich aangesloten bij de Fano, waardoor de Ethiopische overheid eisers zien als opposanten en zij daardoor het risico lopen om te worden gearresteerd.
Het bestreden besluit
6. Het asielrelaas van eisers bevat volgens de minister de volgende relevante elementen: (1) identiteit, nationaliteit en herkomst en (2) de ontvoering van de zoon van eiseres door de door eiseres gestelde vijanden.
6.1.
De minister stelt zich hierover op het standpunt dat de identiteit, nationaliteit en herkomst van eisers geloofwaardig zijn. De ontvoering van de zoon van eiseres heeft de minister niet geloofwaardig geacht. De minister concludeert dat de asielaanvraag kennelijk ongegrond is.
Bevat het bestreden besluit een motiveringsgebrek?
7. Eisers betogen dat de minister zich ten onrechte op het standpunt stelt dat eiseres de verkrachting in de voorgaande procedure niet aannemelijk heeft gemaakt, omdat juist in die asielprocedure de door eiseres ondergane verkrachting geloofwaardig is geacht door de minister. [3] De minister heeft namelijk op pagina 3-4 van het bestreden besluit opgeschreven dat eiseres in de voorgaande asielprocedure haar verkrachting niet aannemelijk heeft gemaakt. De minister heeft op de zitting toegelicht dat dit als een kennelijke verschrijving moet worden beschouwd. De minister stelt dat hij de verkrachting van eiseres wel geloofwaardig heeft geacht, maar niet dat deze op aansturing van [naam] heeft plaatsgevonden. Dit blijkt volgens de minister voldoende duidelijk uit het voornemen en uit pagina 3 van het bestreden besluit. De minister heeft daarom verzocht om de door eisers aangehaalde overweging als een kennelijke verschrijving te beschouwen.
7.1.
Eiseres is over haar opvolgende aanvraag op 22 en 26 augustus 2024 gehoord. Daarbij heeft eiseres, evenals bij haar vorige asielaanvraag, naar voren gebracht dat zij is verkracht. Tijdens het gehoor is eiseres voorgehouden:

In 2019 hebt u verklaard dat u verkracht bent. Volgens rechterlijke uitspraak zijn deze verklaringen terecht niet geloofwaardig geacht door de IND. Dit betekent dat er niet geloofwaardig geacht op basis van uw verklaringen dat u verkracht bent en u dat problemen zou hebben door [naam]. Dit betekent dat de band tussen de ontvoering en de verkrachting en verwondingen ook niet gevolgd worden. Begrijpt u dat?
(…)
Uit rechterlijke uitspraak blijkt dat uw verklaringen over uw verkrachtingen niet geloofwaardig worden geacht. Dat uw zoontje is ontvoerd door de persoon die uw verkracht is wordt daarom dan ook niet geloofwaardig geacht.” [4]
7.2.
Het betoog van eisers slaagt. Gezien de onder 7.1. weergegeven passages uit het gehoor opvolgende aanvraag blijkt genoegzaam dat de minister er in de bestreden besluitvorming ten onrechte vanuit is gegaan dat de verkrachting en mishandeling van eiseres in de vorige asielprocedure niet geloofwaardig zijn bevonden. Niet kan daarom worden volgehouden dat de minister in het bestreden besluit en het daaraan ten grondslag liggende voornemen de verkrachting en mishandeling van eiseres wel geloofwaardig heeft geacht, en alleen niet geloofwaardig heeft geacht dat dit op aansturing van [naam] zou hebben plaatsgevonden. Van een kennelijke verschrijving is geen sprake, waarbij de rechtbank mede in aanmerking neemt dat de minister alleen de (Amhaarse) identiteit, nationaliteit en herkomst van eisers heeft beoordeeld op zwaarwegendheid.
7.3.
Dat de minister bij het bestreden besluit de verkrachting van eiseres ten onrechte niet geloofwaardig heeft geacht, is te meer van belang, gelet op het navolgende. Met het besluit van 20 mei 2022 staat in rechte vast dat eiseres het slachtoffer is geworden van een groepsverkrachting en mishandeling. In het besluit van 20 mei 2022 is samengevat geoordeeld dat niet is gebleken dat de Ethiopische overheid eisers geen bescherming zou kunnen bieden. Nadien, voorafgaand aan het bestreden besluit, is het asielbeleid ten aanzien van Ethiopië gewijzigd. De IND neemt op grond van dat gewijzigde beleid in ieder geval aan dat het voor vrouwen en meisjes die vrezen het slachtoffer te worden van seksueel geweld niet mogelijk is de bescherming van de autoriteiten en/of internationale organisaties te krijgen. [5] Verder neemt de IND, behoudens individuele omstandigheden, aan dat de vreemdeling die, voorafgaande aan het vertrek uit Ethiopië, zijn normale woon- of verblijfplaats buiten Addis Abeba had, geen bescherming van de autoriteiten en/of internationale organisaties kan verkrijgen. Nu in het bestreden besluit het eerdere seksuele geweld tegen eiseres ten onrechte niet geloofwaardig is bevonden, is de minister niet nagegaan of eiseres, mede gezien haar eerdere ervaringen, moet worden aangemerkt als een vrouw die heeft te vrezen voor (nieuw) seksueel geweld.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is gegrond. De rechtbank laat daarom de overige beroepsgronden van eisers onbesproken. Dat betekent dat eisers gelijk krijgen en de rechtbank het bestreden besluit vernietigt. De rechtbank ziet geen aanleiding om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten, omdat het aan de minister is om een nieuw besluit op de aanvraag te nemen. De rechtbank zal daarvoor een termijn geven van zestien weken. De minister zal een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak.
8.1.
Omdat het beroep gegrond is, krijgen eisers een vergoeding voor hun proceskosten. De minister moet deze vergoeding betalen. De vergoeding bedraagt € 1.750,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt de minister op om binnen 16 weken na de datum van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen met inachtneming van wat in deze uitspraak is overwogen;
- veroordeelt de minister tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan eisers.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.W.B. Heijmans, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Berendsen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.NL24.35206.
2.Bij uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 2 januari 2023, 202206884/1/V3 (niet gepubliceerd).
3.Eisers wijzen ter onderbouwing op de beschikking van 20 mei 2022, p. 2-4.
4.Rapport gehoor opvolgende aanvraag, pagina 23.
5.WBV 2024/11, 14 mei 2024.