ECLI:NL:RBDHA:2024:2123

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 februari 2024
Publicatiedatum
21 februari 2024
Zaaknummer
NL24.1370
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag en verzoek om voorlopige voorziening in het bestuursrecht

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 20 februari 2024, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, een Iraakse nationaliteit met Turkmeense afkomst, heeft op 17 augustus 2022 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag op 10 januari 2024 afgewezen als kennelijk ongegrond en een terugkeerbesluit met een inreisverbod van twee jaar opgelegd. De rechtbank heeft op 6 februari 2024 de zaak behandeld, waarbij eiser, zijn gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van verweerder aanwezig waren.

Eiser heeft aangevoerd dat hij behoort tot een kwetsbare minderheidsgroep en dat hij bij terugkeer naar Irak risico loopt op behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. De rechtbank oordeelt dat verweerder de problemen die samenhangen met eisers relatie met een Koerdisch meisje, [naam 2], terecht ongeloofwaardig heeft geacht. Eiser heeft inconsistenties in zijn verklaringen over zijn vertrek uit Irak en de relatie met [naam 2] niet afdoende kunnen verklaren. De rechtbank concludeert dat er geen geloofwaardige, individualiseerbare verklaringen zijn die wijzen op een reëel risico op ernstige schade voor eiser.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen een week hoger beroep aantekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.1370 en NL24.1371

uitspraak van de enkelvoudige kamer en voorzieningenrechter in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [v-nummer] , eiser/verzoeker (hierna: eiser)

(gemachtigde: mr. C.H. van den Berg),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. [naam 1] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. De voorzieningenrechter beoordeelt het verzoek om een voorlopige voorziening. Eiser heeft op 17 augustus 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 10 januari 2024 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond. Daarnaast heeft verweerder een terugkeerbesluit met een inreisverbod van 2 jaar opgelegd.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening op 6 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, Z. Abdullah als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat de zaak over?
2. Eiser heeft de Iraakse nationaliteit en is geboren op [geboortedag] 1995.
Het asielrelaas
3. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser is geboren en getogen in [geboorteplaats] en is van Turkmeense afkomst. In 2018 ontmoette eiser een Koerdisch meisje genaamd [naam 2] . Eiser en [naam 2] zijn lichamelijk intiem geweest. De broers van eiser zijn erachter gekomen dat ze een relatie hadden en hebben eiser om die reden mishandeld. Eiser en [naam 2] hebben toen besloten dat zij haar familie zelf over hun relatie zou vertellen en toestemming zouden vragen om te trouwen. In afwachting van hun reactie is eiser voor de zekerheid naar de stad [plaatsnaam] vertrokken. De familie van [naam 2] heeft hun relatie niet geaccepteerd vanwege eisers Turkmeense afkomst en gingen op zoek naar eiser omdat hij haar eer had geschonden. De broer van eiser werd door hen mishandeld en hij is daardoor aan een oog blind geworden. Eiser is toen naar Europa gevlucht uit angst voor eerwraak door de familie van [naam 2] .
3.1.
Sinds [datum] 2023 is eiser (religieus) gehuwd met een vrouw waarmee hij samen heeft gereisd. [1]
Het bestreden besluit
4. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
1) Identiteit, nationaliteit en herkomst;
2) Problemen door relatie met [naam 2] .
4.1.
Het eerste element is geloofwaardig geacht en het tweede element is niet geloofwaardig geacht. Verweerder stelt dat eiser wisselend heeft verklaard over hetgeen hem zou zijn overkomen.
Wat vindt eiser?
5. Eiser voert aan dat hij behoort tot een kwetsbare minderheidsgroep en dat hij met beperkte indicaties aannemelijk kan maken dat hij bij terugkeer risico loopt op behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. [2] Daarnaast zou medische onderzoek naar zijn littekens het verhaal van eiser kunnen ondersteunen. Verder had verweerder niet ongerijmd kunnen vinden dat eiser met zijn Koerdische vriendin wilde huwen. Dit is in Irak namelijk een vorm van mogelijk eerherstel, omdat zij buiten het huwelijk lichamelijk intiem zijn geweest. Bovendien is eiser in Irak strafbaar vanwege de fysieke relatie. Eiser heeft een medische verklaring overgelegd, die de verwondingen van zijn broer onderbouwt. Daarnaast heeft eiser een foto overgelegd van een verklaring van de familie van [naam 2] , waarin de familie afstand neemt van haar en van eiser en eiser vogelvrij verklaart. Overige mogelijke tegenstrijdigheden in zijn verhaal heeft hij gecorrigeerd. Ten aanzien van het terugkeerbesluit en het inreisverbod voert eiser aan dat deze ten onrechte zijn opgelegd omdat hij een vrouw en vriendenkring heeft in Nederland.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de problemen die samenhangen met zijn gestelde relatie met [naam 2] ongeloofwaardig mogen achten. Verweerder heeft terecht gewezen op inconsistenties in de tijdlijn van eiser. Verweerder wijst er terecht op dat eiser vaag en wisselend heeft verklaard over het moment van vertrek uit Irak. Bij de politie heeft eiser verklaard dat hij ongeveer zes maanden voor het verhoor uit Irak vertrokken was, dus ergens in februari 2022. [3] In de correcties en aanvullingen op het aanmeldgehoor merkt eiser op dat zijn vertrek uit het land van herkomst in 2018 was. [4] In het nader gehoor vertelt eiser dat hij in 2019 vertrok. [5] Eiser heeft hier geen afdoende verklaring voor kunnen geven. De verklaring van eiser dat hij slechts 1 jaar scholing heeft genoten en analfabeet is is hiertoe onvoldoende. Nog los van het feit dat tijdsbesef niet noodzakelijkerwijs samenhangt met opleiding of het wel of niet kunnen lezen en schrijven, blijkt uit het nader gehoor dat eiser zich goed realiseert welke maand het is. Ook weet eiser wel wanneer de ramadan plaatsvindt. [6] Daarnaast heeft verweerder mogen tegenwerpen dat het bestaan van de relatie niet met stukken is onderbouwd. Er zijn geen afschriften van bijvoorbeeld Whats-App gesprekken of foto’s overgelegd. Ter zitting heeft eiser een foto laten zien, waarop twee personen hand in hand lopen. Deze foto is echter van achteren genomen en de personen op de foto zijn niet identificeerbaar.
7. Het argument van verweerder dat het ongeloofwaardig is dat eiser en [naam 2] besloten om haar familie in te lichten, acht de rechtbank behoudens het hierna te bespreken niet overtuigend. Eisers stelling dat een huwelijk met [naam 2] een manier was om haar reputatie te redden past binnen de bekende landeninformatie.
8. Daarnaast heeft verweerder, ondanks het ontbreken van de achterkant van diens identiteitskaart, reden gezien om aan te nemen dat de broer van eiser blind is geworden aan zijn oog op 9 oktober 2019. De rechtbank volgt verweerder in zijn betoog dat hoewel het vaststaat dat de broer van eiser blind is geworden, daarmee nog niet de gestelde oorzaak van de verwonding aannemelijk is gemaakt, laat staan het verband met eisers gestelde problemen. De vertaling van het forensisch rapport dat is overgelegd, maakt het bovenstaande niet anders. Uit de vertaling blijkt namelijk slechts dat de oorzaak van de verwonding een ‘tribaal conflict’ is. Verweerder heeft ter zitting terecht betoogd dat de conclusie over de oorzaak afkomstig is van de verklaringen van de broer en niet op basis van het letsel. Daarnaast volgt uit het rapport ook niet dat eiser een rol speelt in het tribale conflict dat tot het letsel heeft geleid.
9. Ten aanzien van de vogelvrijverklaring van eiser oordeelt de rechtbank dat verweerder terecht tegenwerpt dat de authenticiteit van het document niet vaststaat en dat Bureau Documenten niet de mogelijkheid heeft gehad om hier een oordeel over te vellen. Het lag op de weg van eiser om dit document eerder te overleggen, hetgeen gelet op de dagtekening van 20 november 2019 mogelijk moet zijn geweest. Daarnaast kan de authenticiteit niet worden vastgesteld indien het geen origineel document is. Het gaat hier slechts om een foto.
10. Ten aanzien van de inhoud van het document overweegt de rechtbank dat verweerders tegenwerping dat het document inhoudelijk niet strookt met eisers asielrelaas omdat het document spreekt over seksuele agressie, terwijl de relatie met wederzijdse instemming was, volgt de rechtbank niet. Eisers betoog dat hij vogelvrij is verklaard omdat hij sociale normen heeft overschreden is consistent met door eiser aangehaalde landeninformatie. Niet is uitgesloten dat de familie van [naam 2] stelt dat er sprake is van dwang om daarmee de reputatie en eer van de familie te redden.
11. Verder oordeelt de rechtbank dat verweerder bij de huidige stand van zaken geen medisch onderzoek heeft hoeven verrichten naar de littekens van eiser. Ook als de uitkomst van het medisch onderzoek zou zijn dat de littekens zijn ontstaan in 2019 als gevolg van een mishandeling, is daarmee niet onderbouwd wie de littekens heeft veroorzaakt en waarom. In dit kader weegt de rechtbank tevens mee dat eiser niet is verschenen bij de afspraak met MediFirst. Eiser is geïnformeerd dat verweerder geen rekening kan houden met gezondheidsaspecten als hij niet verschijnt. [7] Van strijd met artikel 18 en 10 van de Procedurerichtlijn [8] is dan ook geen sprake.
12. Hoewel de rechtbank niet alle tegenwerpingen van verweerder deelt, heeft verweerder op basis van de informatie die er nu ligt het asielrelaas niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht.
Kwetsbare minderheidsgroep
13. In paragraaf C7/16.4.3. van de Vreemdelingencirculaire (Vc) is opgenomen dat Turkmenen in Irak een kwetsbare minderheidsgroep zijn. Uit paragraaf C2/3.3 Vc volgt dat de vreemdeling die behoort tot een bevolkingsgroep die in het landgebonden beleid is aangewezen als een kwetsbare minderheidsgroep, met beperkte indicaties aannemelijk kan maken dat hij vreest voor ernstige schade indien er sprake is van geloofwaardige en individualiseerbare verklaringen.
13.1.
Ten aanzien van eisers beroep op vrees voor vervolging omdat hij tot een kwetsbare minderheidsgroep behoort, overweegt de rechtbank dat gelet op het ongeloofwaardig geachte asielrelaas er geen geloofwaardige, individualiseerbare verklaringen zijn die beperkte indicaties opleveren dat eiser een reëel risico op ernstige schade loopt.
Terugkeerbesluit en inreisverbod
14. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in redelijk kunnen concluderen dat het terugkeerbesluit en inreisverbod niet in strijd zijn met artikel 8 van het EVRM. Eiser heeft over zijn vriendenkring vrijwel niets verklaard, behalve dat hij er een heeft. Daarnaast werpt verweerder eiser niet ten onrechte tegen dat de relatie met zijn vrouw is begonnen, en dat hij is gehuwd, terwijl hij illegaal in Nederland was. Dat komt voor eigen rekening en risico. Bovendien is gesteld, noch gebleken dat eisers vrouw een verblijfsrecht heeft.
Conclusie en gevolgen
15. Verweerder heeft de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.
16. Nu op het beroep is beslist, zal het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk worden verklaard.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.I.H. Kerstens-Fockens, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. J.R. Froma, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen. Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Nader gehoor, 18 december 2023, p. 12 en 13.
2.Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.
3.Proces-verbaal van 17 augustus 2022, pagina 3.
4.Correcties en aanvullingen op het aanmeldgehoor, bladzijde 2.
5.Nader gehoor, 18 december 2023, bladzijde 4.
6.Nader gehoor, 18 december 2023, p. 4.
7.Aanmeldgehoor, 12 september 2022, bladzijde 12.
8.