ECLI:NL:RBDHA:2024:21226
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen de maatregel van bewaring en verzoek om schadevergoeding in vreemdelingenrechtelijke context
Op 10 december 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak tussen een eiser en de minister van Asiel en Migratie. De eiser, die op 13 november 2024 strafrechtelijk was aangehouden, werd op 14 november 2024 vreemdelingenrechtelijk in bewaring gesteld. De minister had op dat moment de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Echter, dezelfde dag werd de bewaring opgeheven omdat er aanwijzingen waren dat de eiser een verblijfsrecht had in Italië. De eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld, dat tevens als verzoek om schadevergoeding werd aangemerkt. De minister bood een schadevergoeding van € 100,00 en proceskosten van € 875,00 aan, maar de gemachtigde van de eiser handhaafde het beroep omdat hij het niet eens was met de hoogte van de schadevergoeding.
De rechtbank heeft op 26 november 2024 de zaak behandeld. De beoordeling beperkte zich tot de vraag of de eiser recht had op een hogere schadevergoeding. De rechtbank oordeelde dat de maatregel van bewaring ten onrechte was opgelegd, maar dat de aangeboden schadevergoeding overeenkwam met het normbedrag. De rechtbank concludeerde dat er geen bijzondere feiten of omstandigheden waren die aanleiding gaven voor een hogere schadevergoeding. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat de minister niet gehouden was om aanvullende proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. G.A. van der Straaten, in aanwezigheid van griffier mr. D.M. Abrahams, en werd openbaar gemaakt.