Op 6 december 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker, vertegenwoordigd door mr. M.J. Verwers, een voorlopige voorziening heeft verzocht. Dit verzoek volgde op een besluit van de minister van Asiel en Migratie van 8 oktober 2024, waarin de aanvraag van verzoeker voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met als doel verblijf bij partner werd afgewezen. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om schorsing van de werking ervan totdat op het bezwaar is beslist.
De voorzieningenrechter heeft in deze zaak besloten om geen zitting te houden, omdat dit niet noodzakelijk werd geacht. De minister had in zijn besluit aangegeven dat verzoeker Nederland niet mocht afwachten, wat verzoeker in een spoedeisende situatie bracht. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de minister zich niet verzet tegen de toewijzing van het verzoek om een voorlopige voorziening. Hierdoor heeft de voorzieningenrechter het verzoek toegewezen, wat betekent dat het besluit van 8 oktober 2024 wordt geschorst en verzoeker niet mag worden uitgezet totdat er op het bezwaar is beslist.
Daarnaast heeft de voorzieningenrechter bepaald dat de minister de proceskosten van verzoeker, ter hoogte van € 875, moet vergoeden, evenals het door verzoeker betaalde griffierecht van € 184. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing. De uitspraak is gedaan door mr. G.H.W. Bodt, rechter, in aanwezigheid van M. Kok, griffier.