ECLI:NL:RBDHA:2024:21220

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 december 2024
Publicatiedatum
16 december 2024
Zaaknummer
NL24.39762
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot verblijfsvergunning

Op 6 december 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker, vertegenwoordigd door mr. M.J. Verwers, een voorlopige voorziening heeft verzocht. Dit verzoek volgde op een besluit van de minister van Asiel en Migratie van 8 oktober 2024, waarin de aanvraag van verzoeker voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met als doel verblijf bij partner werd afgewezen. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om schorsing van de werking ervan totdat op het bezwaar is beslist.

De voorzieningenrechter heeft in deze zaak besloten om geen zitting te houden, omdat dit niet noodzakelijk werd geacht. De minister had in zijn besluit aangegeven dat verzoeker Nederland niet mocht afwachten, wat verzoeker in een spoedeisende situatie bracht. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de minister zich niet verzet tegen de toewijzing van het verzoek om een voorlopige voorziening. Hierdoor heeft de voorzieningenrechter het verzoek toegewezen, wat betekent dat het besluit van 8 oktober 2024 wordt geschorst en verzoeker niet mag worden uitgezet totdat er op het bezwaar is beslist.

Daarnaast heeft de voorzieningenrechter bepaald dat de minister de proceskosten van verzoeker, ter hoogte van € 875, moet vergoeden, evenals het door verzoeker betaalde griffierecht van € 184. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing. De uitspraak is gedaan door mr. G.H.W. Bodt, rechter, in aanwezigheid van M. Kok, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.39762

uitspraak van de voorzieningenrechter van 6 december 2024 in de zaak tussen

[verzoeker], v-nummer [nummer], verzoeker

(gemachtigde: mr. M.J. Verwers),
en
de minister van Asiel en Migratie [1] .

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker hangende het beroep tegen het besluit van 8 oktober 2024, waarin de minister de aanvraag van verzoeker om een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met als doel verblijf bij partner heeft afgewezen.
1.1.
Verzoeker heeft tegen het besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht de werking van het besluit te schorsen totdat is beslist op het bezwaar.
1.2.
De voorzieningenrechter nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. [2]

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, kan op verzoek een voorlopige voorziening treffen als tegen een besluit bezwaar is gemaakt en onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. [3]
3. De minister heeft in het besluit van 8 oktober 2024 aan verzoeker meegedeeld dat hij de behandeling van zijn bezwaar niet in Nederland mag afwachten. Verzoeker heeft daarom spoedeisend belang bij de verzochte voorziening.
4. Het verzoek strekt ertoe te bepalen dat verzoeker gedurende de behandeling van het bezwaar Nederland niet hoeft te verlaten. De griffier heeft de minister in het bericht van 30 oktober 2024 verzocht om binnen twee weken mee te delen of hij zich verzet tegen toewijzing van het verzoek. De minister heeft in het bericht van 7 november 2024 laten weten zich niet te verzetten tegen een toewijzing van een voorlopige voorziening. Daarom wijst de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening toe. Dit betekent dat het besluit van 8 oktober 2024 wordt geschorst en verzoeker niet mag worden uitgezet totdat er op het bezwaar is beslist.

Conclusie en gevolgen

5. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en treft de voorlopige voorziening dat het besluit van 8 oktober 2024 wordt geschorst en verzoeker niet mag worden uitgezet totdat er op het bezwaar is beslist.
5.1.
Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, krijgt verzoeker ook een vergoeding voor zijn proceskosten. De minister moet deze vergoeding betalen. De vergoeding bedraagt € 875 omdat de gemachtigde van verzoeker een verzoekschrift heeft ingediend. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Ook moet de minister het door verzoeker betaalde griffierecht aan hem vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek toe;
  • treft de voorlopige voorziening dat het besluit van 8 oktober 2024 wordt geschorst en dat de uitzetting van verzoeker achterwege blijft totdat op het bezwaar is beslist;
  • veroordeelt de minister tot betaling van € 875 aan proceskosten van verzoeker;
  • bepaalt dat de minister het door verzoeker betaalde griffierecht van € 184 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.H.W. Bodt, rechter, in aanwezigheid van M. Kok, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Zowel de minister als de staatssecretaris worden voor de leesbaarheid in deze uitspraak aangeduid als de minister.
2.Artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dit mogelijk.
3.Dat staat in artikel 8:81 van de Awb.