Op 6 december 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, die een verblijfsvergunning had aangevraagd met als verblijfsdoel 'humanitair-niet tijdelijk', had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de minister van Asiel en Migratie van 9 september 2024, waarin haar aanvraag was afgewezen. In het verzoek vroeg zij de voorzieningenrechter om de werking van dit besluit te schorsen totdat er op het bezwaar was beslist.
De voorzieningenrechter oordeelde dat er sprake was van spoedeisend belang, aangezien de minister had meegedeeld dat verzoekster Nederland niet mocht afwachten. De voorzieningenrechter besloot om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet nodig was. De minister had in een eerder bericht aangegeven zich niet te verzetten tegen de toewijzing van de voorlopige voorziening.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen. Dit houdt in dat het besluit van 9 september 2024 wordt geschorst en verzoekster niet mag worden uitgezet totdat er op het bezwaar is beslist. Daarnaast is de minister veroordeeld tot betaling van € 875 aan proceskosten aan verzoekster, evenals de vergoeding van het door haar betaalde griffierecht van € 184. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.