ECLI:NL:RBDHA:2024:21213
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Beoordeling ontvankelijkheid verzoek voorlopige voorziening inzake verblijfsvergunning regulier
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 6 december 2024, beoordeelt de voorzieningenrechter de ontvankelijkheid van een verzoek om voorlopige voorziening van verzoekster, die bezwaar heeft gemaakt tegen het niet in behandeling nemen van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier met het doel ‘arbeid als zelfstandige’. De voorzieningenrechter heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet noodzakelijk werd geacht.
De voorzieningenrechter komt tot de conclusie dat het verzoek om voorlopige voorziening kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat het griffierecht niet is betaald en het niet betalen daarvan niet verschoonbaar is. De indiener van een verzoek om voorlopige voorziening is verplicht om griffierecht te betalen, en als dit bedrag niet binnen de gestelde termijn is voldaan, kan het verzoek niet-ontvankelijk worden verklaard, tenzij er sprake is van een verschoonbare reden.
Verzoekster had verzocht om vrijstelling van het griffierecht wegens betalingsonmacht, maar heeft geen gegevens aangeleverd ter onderbouwing van dit verzoek. De griffier had verzoekster op 2 november 2024 per aangetekende brief in de gelegenheid gesteld om het griffierecht binnen twee weken te betalen. Aangezien verzoekster het griffierecht niet binnen de gestelde termijn heeft voldaan en geen goede reden heeft opgegeven voor het niet tijdig betalen, verklaart de voorzieningenrechter het verzoek niet-ontvankelijk. De uitspraak is gedaan door mr. W.P.C.G. Derksen, in aanwezigheid van griffier mr. S. Berendsen.