ECLI:NL:RBDHA:2024:21213

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 december 2024
Publicatiedatum
16 december 2024
Zaaknummer
NL24.40166
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling ontvankelijkheid verzoek voorlopige voorziening inzake verblijfsvergunning regulier

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 6 december 2024, beoordeelt de voorzieningenrechter de ontvankelijkheid van een verzoek om voorlopige voorziening van verzoekster, die bezwaar heeft gemaakt tegen het niet in behandeling nemen van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier met het doel ‘arbeid als zelfstandige’. De voorzieningenrechter heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet noodzakelijk werd geacht.

De voorzieningenrechter komt tot de conclusie dat het verzoek om voorlopige voorziening kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat het griffierecht niet is betaald en het niet betalen daarvan niet verschoonbaar is. De indiener van een verzoek om voorlopige voorziening is verplicht om griffierecht te betalen, en als dit bedrag niet binnen de gestelde termijn is voldaan, kan het verzoek niet-ontvankelijk worden verklaard, tenzij er sprake is van een verschoonbare reden.

Verzoekster had verzocht om vrijstelling van het griffierecht wegens betalingsonmacht, maar heeft geen gegevens aangeleverd ter onderbouwing van dit verzoek. De griffier had verzoekster op 2 november 2024 per aangetekende brief in de gelegenheid gesteld om het griffierecht binnen twee weken te betalen. Aangezien verzoekster het griffierecht niet binnen de gestelde termijn heeft voldaan en geen goede reden heeft opgegeven voor het niet tijdig betalen, verklaart de voorzieningenrechter het verzoek niet-ontvankelijk. De uitspraak is gedaan door mr. W.P.C.G. Derksen, in aanwezigheid van griffier mr. S. Berendsen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.40166
uitspraak van de voorlopige voorzieningenrechter van 6 december 2024 in de zaak tussen

[verzoekster], v-nummer: [nummer], verzoekster

(gemachtigde: mr. J.M. Bell),
en

de minister van Asiel en Migratie.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de voorzieningenrechter de ontvankelijkheid van het verzoek om voorlopige voorziening van verzoekster hangende haar bezwaar tegen het niet in behandeling nemen van haar aanvraag om een verblijfsvergunning regulier met het doel ‘arbeid als zelfstandige’.
1.1.
De voorzieningenrechter nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. [1]

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter komt tot het oordeel dat het verzoek om voorlopige voorziening kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat het griffierecht niet is betaald en het niet betalen niet verschoonbaar is. De voorzieningenrechter legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Toetsingskader
3. De indiener van een verzoek om voorlopige voorziening moet griffierecht betalen. De voorzieningenrechter verklaart dit verzoek niet-ontvankelijk als het bedrag niet binnen de gestelde termijn is betaald, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. [2]
Heeft de rechtbank verzoekster een betalingstermijn gegeven voor het griffierecht?
4. Verzoekster heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht wegens betalingsonmacht. Zij is vervolgens in de gelegenheid gesteld om gegevens aan te leveren om dit verzoek te onderbouwen. Zij heeft van die gelegenheid geen gebruik gemaakt, zodat aan verzoekster geen vrijstelling van het griffierecht is verleend.
4.1.
De griffier heeft verzoekster op 2 november 2024 bij aangetekende brief in de gelegenheid gesteld om het griffierecht binnen twee weken na dagtekening van deze brief te betalen. Gelet op de bezorggegevens van PostNL heeft verzoekster (of iemand namens verzoekster) deze aangetekende brief afgehaald bij een PostNL-punt. Vanaf dat moment is verzoekster op de hoogte van het bedrag dat zij aan griffierecht moest betalen, dat zij dit bedrag uiterlijk op 16 november 2024 moest betalen, en dat als zij (niet binnen de betalingstermijn) betaalt, zij het risico loopt dat het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk wordt verklaard.
Heeft verzoekster het griffierecht betaald?
5. Uit de administratie van de rechtbank blijkt dat verzoekster het griffierecht niet (binnen de gestelde betalingstermijn) heeft voldaan.
Vindt de voorzieningenrechter het niet op tijd betalen van het griffierecht verontschuldigbaar?
6. Verzoekster heeft geen reden opgegeven voor het niet (op tijd) betalen van het griffierecht aan de rechtbank. Dat betekent dat de voorzieningenrechter het niet (op tijd) betalen van het griffierecht dan ook niet verontschuldigbaar vindt.

Conclusie en gevolgen

7. Omdat verzoekster het griffierecht niet (op tijd) heeft betaald en daar geen (goede) reden voor heeft meegedeeld, is het beroep kennelijk niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de voorzieningenrechter het beroep niet inhoudelijk beoordeelt. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.P.C.G. Derksen, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Berendsen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.
2.Dit volgt uit artikel 8:41, zesde lid, van de Awb, gelezen in samenhang met artikel 8:82, derde lid, van de Awb.