ECLI:NL:RBDHA:2024:21208
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toekenning voorschot op vergoeding werkelijke schade in het kader van de toeslagenaffaire
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 18 december 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van een voorschot op de aanvullende schadevergoeding voor werkelijk geleden schade beoordeeld. Eiseres, die gedupeerd is door de toeslagenaffaire, had een verzoek ingediend voor een voorschot van € 55.000, maar dit werd door de Dienst Toeslagen afgewezen. De rechtbank behandelt het beroep en constateert dat de Dienst Toeslagen in een eerder besluit, het bestreden besluit 1, het verzoek om voorschot ongegrond heeft verklaard. Eiseres heeft inmiddels een compensatiebedrag ontvangen van € 72.167, maar stelt dat zij recht heeft op een aanvullend voorschot.
Tijdens de zitting op 8 oktober 2024 heeft de Dienst Toeslagen aangekondigd een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen, wat resulteerde in het bestreden besluit 2, waarin een voorschot van € 6.764 werd toegekend. De rechtbank oordeelt dat de Dienst Toeslagen voldoende heeft toegelicht hoe het voorschotbedrag is vastgesteld en dat er geen aanleiding is voor een hoger voorschot. De rechtbank verklaart het beroep tegen het bestreden besluit 1 niet-ontvankelijk en het beroep tegen het bestreden besluit 2 ongegrond. Eiseres krijgt geen vergoeding van griffierecht of proceskosten.
De rechtbank benadrukt dat voor het toekennen van een voorschot aannemelijk moet zijn dat de geleden schade hoger is dan het reeds ontvangen compensatiebedrag en dat het voorschot noodzakelijk moet zijn voor onvermijdelijke uitgaven. De rechtbank concludeert dat eiseres onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij recht heeft op een hoger voorschot dan het toegekende bedrag.