ECLI:NL:RBDHA:2024:21170

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 december 2024
Publicatiedatum
16 december 2024
Zaaknummer
NL24.29078
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake feitelijke overdracht aan Franse autoriteiten

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, op 5 december 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Eiseres, die samen met haar minderjarige kinderen betrokken was, had bezwaar gemaakt tegen een feitelijke overdracht aan de Franse autoriteiten, die gepland stond voor 13 mei 2024. Op 10 mei 2024 heeft de voorzieningenrechter een verzoek van eiseres om een voorlopige voorziening toegewezen, waardoor de overdracht werd geannuleerd. De minister van Asiel en Migratie verklaarde op 9 juli 2024 het bezwaar van eiseres ongegrond, waarna eiseres beroep instelde. Tijdens de zitting op 29 oktober 2024 was eiseres niet aanwezig, omdat zij op 4 september 2024 al was overgedragen aan Frankrijk. De rechtbank heeft vervolgens beoordeeld of eiseres nog procesbelang had bij het beroep. De rechtbank concludeerde dat eiseres geen procesbelang meer had, aangezien de geplande overdracht niet had plaatsgevonden en er geen ander belang was dat zij met het beroep wilde bereiken. Daarom verklaarde de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk en werd er geen inhoudelijke beoordeling van de zaak gedaan. Eiseres kreeg geen vergoeding van haar proceskosten.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.29078
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres], V-nummer: [V-nummer 1] , hierna: eiseres mede namens haar minderjarige kinderen
[minderjarige 1], V-nummer: [V-nummer 2] , en
[minderjarige 2], V-nummer: [V-nummer 3] , (gemachtigde: mr. D.W.M. van Erp),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de minister
(gemachtigde: mr. A. Hadfy-Kovacs).

Inleiding

1.1.
De minister heeft aan eiseres op 7 mei 2024 medegedeeld dat zij op grond van de Dublinverordening zal worden overgedragen aan de Franse autoriteiten op maandag 13 mei 2024 om 9.25 uur.
1.2.
Eiseres heeft op 10 mei 2024 bij de minister bezwaar gemaakt tegen de feitelijke overdracht. Zij heeft op dezelfde dag ook de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen om haar overdracht te voorkomen, totdat op het bezwaar is beslist.
1.3.
De voorzieningenrechter van deze rechtbank, zittingsplaats Middelburg, heeft op 10 mei 2024 het verzoek van eiseres om een voorlopige voorziening toegewezen. De minister heeft de feitelijke overdracht van 13 mei 2024 vervolgens geannuleerd.
1.4.
De minister heeft met het besluit van 9 juli 2024 (bestreden besluit) het bezwaar van eiseres tegen de feitelijke overdracht van 13 mei 2024 ongegrond verklaard. Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.5.
De minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.6.
De rechtbank heeft het beroep op 29 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van de minister deelgenomen. Eiseres was niet aanwezig, omdat zij op 4 september 2024 is overgedragen aan Frankrijk. De gemachtigde van eiseres heeft zich afgemeld voor de zitting.
1.7.

Beoordeling door de rechtbank

1. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Heeft eiseres procesbelang?
2. De rechtbank ziet zich allereerst (ambtshalve) voor de vraag gesteld of eiseres procesbelang heeft bij het beroep.
2.1.
De rechtbank is van oordeel dat eiseres geen procesbelang heeft. De op 13 mei 2024 geplande overdracht is niet doorgegaan omdat deze – op het verzoek van eiseres om een voorziening te treffen – was verboden door de voorzieningenrechter. Het is de rechtbank niet gebleken dat eiseres een ander belang beoogt te bereiken met het in deze zaak voorliggend beroep, dan het belang dat eiseres al met de getroffen voorziening heeft bereikt. Eiseres heeft dus geen actueel en reëel belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van haar standpunt dat haar bezwaar tegen de op 13 mei 2024 geplande feitelijke overdracht ten onrechte kennelijk ongegrond zou zijn verklaard.

Conclusie en gevolgen

3. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk. De rechtbank beoordeelt dus de zaak niet inhoudelijk. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J. Blok, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J. Valk, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
05 december 2024

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.