Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[minderjarige 2], V-nummer: [V-nummer 3] , (gemachtigde: mr. D.W.M. van Erp),
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, op 5 december 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Eiseres, die samen met haar minderjarige kinderen betrokken was, had bezwaar gemaakt tegen een feitelijke overdracht aan de Franse autoriteiten, die gepland stond voor 13 mei 2024. Op 10 mei 2024 heeft de voorzieningenrechter een verzoek van eiseres om een voorlopige voorziening toegewezen, waardoor de overdracht werd geannuleerd. De minister van Asiel en Migratie verklaarde op 9 juli 2024 het bezwaar van eiseres ongegrond, waarna eiseres beroep instelde. Tijdens de zitting op 29 oktober 2024 was eiseres niet aanwezig, omdat zij op 4 september 2024 al was overgedragen aan Frankrijk. De rechtbank heeft vervolgens beoordeeld of eiseres nog procesbelang had bij het beroep. De rechtbank concludeerde dat eiseres geen procesbelang meer had, aangezien de geplande overdracht niet had plaatsgevonden en er geen ander belang was dat zij met het beroep wilde bereiken. Daarom verklaarde de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk en werd er geen inhoudelijke beoordeling van de zaak gedaan. Eiseres kreeg geen vergoeding van haar proceskosten.