ECLI:NL:RBDHA:2024:21133

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 december 2024
Publicatiedatum
16 december 2024
Zaaknummer
09-309134-23
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een verdachte voor medeplegen van vrijheidsberoving, diefstal en afpersing

In de zaak tegen de verdachte, geboren op [geboortedag 2] 2005 te [geboorteplaats], heeft de rechtbank Den Haag op 5 december 2024 uitspraak gedaan. De verdachte is veroordeeld voor meerdere strafbare feiten, waaronder het medeplegen van een vrijheidsberoving. Het slachtoffer werd op 21 oktober 2023 in Zoetermeer door de verdachte en medeverdachten in een auto gedwongen, waarbij hij werd geslagen en gedwongen zijn telefoon, bankpasjes en pincodes af te geven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij de ontvoering en de daaropvolgende diefstal van geld van het slachtoffer. De rechtbank legt een (deels voorwaardelijke) jeugddetentie op van 90 dagen, met aftrek van voorarrest, en een onvoorwaardelijke taakstraf van 100 uren. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij Reclassering Nederland en de verplichting tot het meewerken met een coach. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer zwaar laten meewegen in de strafoplegging.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer: 09-309134-23
Datum uitspraak: 5 december 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Den Haag in de zaak tegen de verdachte:
[de verdachte](hierna: de verdachte),
geboren op [geboortedag 2] 2005 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1] , [postcode] [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

De strafzaak tegen de verdachte is behandeld op de terechtzitting van 21 november 2024.
De officier van justitie in deze zaak is mr. M.A. de Vries en de advocaat van de verdachte is mr. L.A.R. Newoor te Rotterdam. De verdachte is op de terechtzitting verschenen.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 21 oktober 2023 tot en met 22 oktober 2023 te Zoetermeer tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk R.J. van den Berg wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, door
- een dreigende situatie voor die [naam 1] te doen ontstaan door hun overwicht in aantal en/of door met bivakmutsen/helmen op om die [naam 1] te gaan staan en/of in het gezicht van die [naam 1] te slaan en/of
- op dreigende toon tegen die [naam 1] te zeggen dat hij mee moest komen en/of plaats moest nemen op de middelste plek op de achterbank in zijn auto en/of een jas over het hoofd van die [naam 1] te doen en/of op de achterbank van die [naam 1] plaats te nemen en/of naast die auto te posten en/of
- een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) aan die [naam 1] te tonen, tengevolge waarvan die [naam 1] niet weg kon gaan;
2
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 21 oktober 2023 tot en met 22 oktober 2023 te Zoetermeer tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meer geldbedrag(en), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door met een valse sleutel, te weten het onbevoegd pinnen met een of meerdere bankpasje(s) en het onbevoegd geld overschrijven via een bankapp naar andere rekeningnummers;
3
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 21 oktober 2023 tot en met 22 oktober 2023 te Zoetermeer tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [naam 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een telefoon en/of een of meer bankpasje(s), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [naam 1] toebehoorde(n) door
- een dreigende situatie voor die [naam 1] te doen ontstaan door hun overwicht in aantal en/of door met bivakmutsen/helmen op om die [naam 1] te gaan staan en/of in het gezicht van die [naam 1] te slaan en/of
- op dreigende toon tegen die [naam 1] te zeggen dat hij mee moest komen en/of plaats moest nemen op de middelste plek op de achterbank in zijn auto en/of een jas over het hoofd van die [naam 1] te doen en/of op de achterbank van die [naam 1] plaats te nemen en/of naast die auto te posten en/of
- op dreigende/dwingende toon tegen die [naam 1] te zeggen dat hij zijn telefoon, bankpasjes en/of bijbehorende code’s moest afgeven.

3.De bewijsbeslissing

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot partiële vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde en tot bewezenverklaring van het (overige) onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte integrale vrijspraak bepleit.
Op specifieke (bewijs)verweren van de raadsman zal hierna - voor zover relevant - nader worden ingegaan.
3.3
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft in de bijlage de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden opgenomen.
3.4
Bewijsoverwegingen
Uit het dossier blijkt dat de aangever [naam 1] op 21 oktober 2023 via de app Badoo had afgesproken met een meisje genaamd [naam 2] . Zij hadden afgesproken dat zij elkaar zouden ontmoeten aan de Heuvelweg 7 in Zoetermeer (het adres van de voetbalvereniging s.v. DWO). Toen de aangever aankwam op de afgesproken plek kwamen er vier jongens naar hem toe gelopen. De aangever rende voor hen weg, maar de jongens wisten hem toch in te halen. Drie van de vier jongens hadden een bivakmuts op. De vierde had een integraalhelm op. De jongens zijn om de aangever heen gaan staan, hebben hem geslagen en in zijn auto gedwongen. Eenmaal in de auto moest de aangever achterin in het midden gaan zitten en kreeg hij een jas over zijn hoofd. De aangever moest zijn telefoon afgeven. In het hoesje van de telefoon zaten de passen van de aangever. De aangever moest zijn pincodes en de inloggegevens van zijn bankapp afgeven. Gedurende de avond en de hele nacht van 21 en 22 oktober 2023 hebben de overvallers met de aangever rondgereden en hem gevraagd naar zijn pincodes en inloggegevens. In de vroege ochtend van 22 oktober 2023 is de aangever ook gevraagd om naar het alarmnummer te bellen van de Rabobank opdat de door de bank geblokkeerde rekening van de aangever gedeblokkeerd zou worden. Uiteindelijk werd de aangever door de overvallers in zijn auto achtergelaten. De aangever is vervolgens naar de politie gereden. Toen bleek er geld van zijn rekening te zijn gepind en geld van zijn rekening te zijn overgemaakt naar andere rekeningen.
Door de verdediging is bepleit dat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte één van de mannen is die betrokken zouden zijn bij de ontvoering en voorts dat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte de aangever heeft bewogen tot afgifte van zijn telefoon, bankpas en/of code. Ook kan niet worden vastgesteld dat de verdachte heeft gepind bij de geldautomaat aan de Petuniaplein.
Is de verdachte betrokken geweest bij de ten laste gelegde feiten?
De politie heeft onderzoek gedaan naar de verschillende historische verkeergegevens van de telefoonnummers van de verdachten en het nummer van de aangever. Bij de analyse van de telefoonnummers bleek dat op meerdere momenten in de pleegperiode van de ontvoering, zowel de telefoon(s) van de verdachte (en medeverdachten) als de telefoon van de aangever zich binnen het bereik bevonden van dezelfde basisstations. Daarnaast had de verdachte gedurende de avond en nacht van 21 en 22 oktober 2023 uitzonderlijk veel contact met een mededader (tot 40 keer toe). Deze mededader heeft bij de rechter-commissaris bekent dat hij betrokken is geweest bij de confrontatie met de aangever. De politie heeft ook onderzoek gedaan in de telefoon van de verdachte. De politie vond in de telefoon zoekopdrachten naar ‘badoo crimi’, ‘badoo crimineel’ en ‘dwo’. Badoo is de app die de aangever had gebruikt om met het meisje [naam 2] af te spreken en DWO is de naam van de voetbalvereniging die zich bevindt op het adres waarop met de aangever met het meisje had afgesproken.
Het voorgaande in samenhang bezien brengt de rechtbank tot de conclusie dat buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat de verdachte betrokken is geweest bij de ten laste gelegde feiten. Daarbij overweegt de rechtbank dat de verdachte, ondanks de hiervoor beschreven belastende omstandigheden, zich heeft beroepen op zijn zwijgrecht en dus geen aannemelijke verklaring heeft willen afleggen die tot een andere conclusie zou kunnen of moeten leiden.
Het handelen van de verdachte en zijn mededaders is onmiskenbaar gericht geweest op het gezamenlijk uitvoeren van het plan om de aangever geweld aan te doen en hem geld afhandig te maken. Uit het dossier leidt de rechtbank af dat sprake is geweest van een gezamenlijk handelen, waarbij de verdachte (blijkens de historische verkeersgegevens van zijn telefoon) op cruciale locaties en momenten gedurende de ontvoering aanwezig was en in dat kader veelvuldig contacten onderhield met medeverdachten. Een andere verklaring voor de hiervoor genoemde verkeersgegevens en telefooncontacten heeft de rechtbank niet gevonden.
De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat de verdachte nauw en bewust heeft samengewerkt om de aangever in zijn eigen auto mee te nemen en dat dit is gebeurd met toepassing van geweld en bedreiging daarvan. Daarmee is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 ten laste gelegde (in vereniging gepleegde) wederrechtelijke vrijheidsberoving.
Nadat de aangever werd gedwongen in zijn eigen auto plaats te nemen, heeft hij zijn telefoon en zijn pinpassen moeten afstaan. Uit de analyse van de bankgegevens van de aangever blijkt dat er op 22 oktober 2023 om 07.51 uur met de pas van de aangever is gepind bij een geldautomaat gelegen aan de [straatnaam 1] in Zoetermeer en dat er meerdere bedragen zijn overgeschreven van de rekening van de aangever naar de rekeningen van [naam 3] en [naam 4] . Om 08.06 uur is ook geprobeerd geld te pinnen, maar dat is mislukt. Uit de historische verkeersgegevens van de telefoon van de verdachte blijkt dat hij samen met de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] tussen 07.48:04 uur en 08.10:04 gebruik maakte van hetzelfde basisstation gelegen op de [straatnaam 2] in Zoetermeer. Ook heeft de verdachte in deze periode (wederom) meerdere malen contact met een medeverdachte, te weten: [medeverdachte 2] . De geldautomaat gelegen op de [straatnaam 1] in Zoetermeer ligt in de directe omgeving van dit basisstation.
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het voorgaande dat het de verdachte en zijn mededaders moeten zijn geweest die de aangever hebben ontvoerd en hem ook hebben gedwongen tot afgifte van zijn telefoon, pinpassen met de bijbehorende codes en dat zij vervolgens zowel geld van zijn rekening hebben overgemaakt, als geld van die rekening gepind. Wat in dit verband de precieze rolverdeling tussen de verdachte en de medeverdachten is geweest (en daarmee dus het antwoord op de vraag welke van de ten laste gelegde handelingen de verdachte feitelijk heeft verricht), heeft de rechtbank niet met voldoende zekerheid kunnen vaststellen. Dit staat echter een bewezenverklaring van de feiten niet in de weg, nu zij wel heeft kunnen vaststellen dat sprake moet zijn geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachten. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 2 en 3 ten laste gelegde feit.
Conclusie
De rechtbank is met betrekking tot de ten laste gelegde feiten van oordeel dat deze feiten wettig en overtuigend zijn bewezen.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1
hij in de periode van 21 oktober 2023 tot en met 22 oktober 2023 te Zoetermeer tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [naam 1]
wederrechtelijk van de vrijheid hebben beroofd, door
- een dreigende situatie voor die [naam 1] te doen ontstaan door hun overwicht in aantal en door met bivakmutsen/
eenhelm op om die [naam 1] te gaan staan en in het gezicht van die [naam 1] te slaan en
- op dreigende toon tegen die [naam 1] te zeggen dat hij mee moest komen en plaats moest nemen op de middelste plek op de achterbank in zijn auto en een jas over het hoofd van die [naam 1] te doen en op de achterbank van die [naam 1] plaats te nemen en naast die auto te posten;
2
hij in de periode van 21 oktober 2023 tot en met 22 oktober 2023 te Zoetermeer tezamen en in vereniging met anderen, geldbedragen, die aan [naam 1] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om
diezich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door met een valse sleutel, te weten het onbevoegd pinnen met een of meerdere bankpasjes en het onbevoegd geld overschrijven via een bankapp naar andere rekeningnummers;
3
hij in de periode van 21 oktober 2023 tot en met 22 oktober 2023 te Zoetermeer tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [naam 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een telefoon en bankpasjes, die aan die [naam 1] toebehoorden door
- een dreigende situatie voor die [naam 1] te doen ontstaan door hun overwicht in aantal en door met bivakmutsen/
eenhelm op om die [naam 1] te gaan staan en in het gezicht van die [naam 1] te slaan en
- op dreigende toon tegen die [naam 1] te zeggen dat hij mee moest komen en plaats moest nemen op de middelste plek op de achterbank in zijn auto en een jas over het hoofd van die [naam 1] te doen en op de achterbank van die [naam 1] plaats te nemen en naast die auto te posten en
- op dreigende/dwingende toon tegen die [naam 1] te zeggen dat hij zijn telefoon, bankpasjes en bijbehorende
codesmoest afgeven.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of typefouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De op te leggen straffen

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte - met toepassing van het jeugdstrafrecht - wordt veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 90 dagen, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. De officier van justitie heeft gevorderd daarvan 52 dagen voorwaardelijk op te leggen met een proeftijd van twee jaren en als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij Reclassering Nederland en de verplichting tot het meewerken met een coach.
De officier van justitie heeft daarnaast een taakstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen jeugddetentie gevorderd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Indien de verdachte wel wordt veroordeeld heeft de raadsman verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met het feit dat de verdachte al ruim tien maanden met een enkelband rondloopt. Een lagere taakstraf zou daarom op zijn plaats zijn. De raadsman heeft bovendien verzocht om geen langere onvoorwaardelijke straf op te leggen dan de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan uit de rapportages en tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verschillende strafbare feiten. Hij heeft allereerst samen met anderen het slachtoffer [naam 1] ontvoerd en lange tijd van zijn vrijheid beroofd gehouden. Zij hebben het slachtoffer geslagen en gedwongen om in de auto plaats te nemen. Het slachtoffer heeft zijn telefoon, zijn bankpasjes en ook zijn pincodes moeten afgeven. Vervolgens hebben zij urenlang rondgereden en geld van hem gestolen, waarbij zij gebruik maakten van de persoonlijke gegevens van het slachtoffer, waaronder adresgegevens van familieleden.
De rechtbank vindt dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een buitengewoon ernstig feit, waarbij de verdachte en zijn medeverdachten de lichamelijke integriteit van het slachtoffer ernstig hebben aangetast en waarbij het slachtoffer urenlang geen idee heeft gehad wat de verdachten met hem van plan waren, hoe lang het zou duren en of hij het er levend vanaf zou brengen. Het moet voor het slachtoffer ongelofelijk angstaanjagend zijn geweest. De rechtbank neemt het de verdachte zeer kwalijk dat de verdachte en zijn medeverdachten hebben gehandeld met enkel hun financiële gewin voor ogen, zonder enig mededogen of rekenschap van wat zij het slachtoffer daarbij aandeden. Het slachtoffer is ook nadat hij is vrijgelaten zeer angstig gebleven, met name over de veiligheid van zijn familie.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 18 oktober 2024, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld. Dit heeft verder geen invloed op de strafoplegging, omdat een blanco strafblad het uitgangspunt is.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van Reclassering Nederland van 14 november 2024. Daaruit volgt – kort samengevat – dat bij een bewezenverklaring het sociale netwerk en het psychosociaal functioneren van de verdachte een mogelijke rol heeft
gespeeld. Er zijn vermoedens van een licht verstandelijke beperking en volgens de coach en Jeugdbescherming west zou de verdachte gemakkelijk beïnvloedbaar zijn. Tijdens het schorsingstoezicht is er maar een beperkt beeld gevormd van het sociale netwerk van de verdachte. Ook heeft er geen behandeling of diagnostiek plaatsgevonden. Volgens de coach is de verdachte gemotiveerd om zich te houden aan bijzondere voorwaarden. Verder ziet zijn coach aanknopingspunten om de verdachte op praktisch gebied verder te ondersteunen en weerbaarder te maken. Om die redenen acht de reclassering het dan ook wenselijk om een coachingstraject verder voort te zetten en een behandeling gericht op diagnostiek op te starten. Anderzijds ziet de reclassering, overeenkomstig het advies van Jeugdbescherming west, ook redenen om begeleiding in een gedwongen kader niet verder voort te zetten en het opleggen van een werkstraf ter overweging mee te geven. Nieuwe politiecontacten zijn namelijk uitgebleven sinds het delict en de verdachte heeft zich, met ondersteuning van zijn ouders, goed gehouden aan de bijzondere voorwaarden in zijn schorsingsperiode. Ook kent de verdachte op dit moment geen actieve hulpvraag.
Risico op recidive wordt ingeschat op laag. De reclassering adviseert toepassing van het jeugdstrafrecht. De verdachte is thuiswonend waarbij er sprake lijkt te zijn van een hechte gezinsstructuur. Hij ontvangt op sociaal, emotioneel en praktisch gebied ondersteuning van zijn ouders. De verdachte lijkt daarvoor ontvankelijk te zijn. Tevens zijn er vermoedens van functioneren op licht verstandelijk beperkt niveau. In overeenstemming met Jeugdbescherming west adviseert de reclassering een begeleidingstraject bij de volwassenreclassering, hetgeen het meest passend wordt geacht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van Jeugdbescherming west van 20 augustus 2024 en de mondelinge toelichting die daarop door de deskundige L. Cornelder ter zitting is gegeven. Daaruit volgt – kort samengevat – dat de verdachte zich tijdens zijn schorsing aan alle voorwaarden heeft gehouden. De verdachte heeft een goede band met zijn coach. De coach kan langer betrokken blijven, ook indien geen (jeugd) reclasseringstoezicht wordt opgelegd. De jeugdbescherming ziet geen noodzaak om nog langer betrokken te blijven. De verdachte wordt goed ondersteund door zijn familie.
Toepassing van het jeugdstrafrecht in ASR zaken
De rechtbank kan – ten aanzien van een verdachte die ten tijde van het begaan van een strafbaar feit de leeftijd van 18 jaren maar nog niet die van 23 jaren heeft bereikt – het jeugdstrafrecht toepassen.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte de bewezenverklaarde feiten heeft gepleegd toen hij de leeftijd van 18 jaren had bereikt. Gelet op de genoemde rapportages, de gegeven adviezen en de geschetste persoonlijkheid van de verdachte, zal de rechtbank ten aanzien van het bewezenverklaarde op grond van artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht het jeugdstrafrecht toepassen.
Strafmodaliteit en strafmaatDe rechtbank heeft, naast het hiervoor genoemde, ook gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd en de LOVS-oriëntatiepunten voor de straftoemeting voor minderjarigen. Er zijn geen oriëntatiepunten genoemd voor de bestraffing van een wederrechtelijke vrijheidsberoving. Wanneer wordt gekeken naar een (min of meer) vergelijkbaar strafbaar feit, zoals een woningoverval, dan staat daar zes maanden jeugddetentie genoemd als oriëntatiepunt voor de straftoemeting. Voor een afpersing in vereniging is het oriëntatiepunt een taakstraf vanaf 60 uren, dan wel dienovereenkomstige jeugddetentie. Strafverzwarende omstandigheden kunnen hierbij een rol spelen, zoals het georganiseerde karakter van de groep, de plaats van het delict, aard en ernst van het geweld en de kwetsbaarheid van het slachtoffer.
Net als de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat het op dit moment opnieuw gedetineerd raken van de verdachte onwenselijk is. De verdachte heeft zich aan zijn schorsende voorwaarden gehouden en is niet opnieuw in aanraking gekomen met politie en justitie. Om deze reden zal de rechtbank aan de verdachte een jeugddetentie opleggen waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan het voorarrest, te weten (volgens de berekening van de rechtbank) 38 dagen. Ter voorkoming van recidive zal een deel van de jeugddetentie in voorwaardelijke vorm worden opgelegd en zal de rechtbank daaraan bijzondere voorwaarden verbinden. De rechtbank acht het in het belang van de verdachte dat hij contact blijft houden met een coach. De rechtbank hoopt dat een voorwaardelijke jeugddetentie de verdachte zal weerhouden om in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken. De rechtbank meent echter, anders dan de deskundigen dat reclasseringstoezicht nog noodzakelijk is. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat de verdachte tot aan de zitting een enkelband heeft gedragen, hetgeen naar de rechtbank aanneemt eraan heeft bijgedragen dat hij zich niet meer heeft schuldig gemaakt aan strafbare feiten. De enkelband is echter inmiddels op last van de rechtbank verwijderd. De rechtbank neemt voorts in aanmerking dat de verdachte zich steeds heeft beroepen op zijn zwijgrecht waardoor de deskundigen zich geen goed beeld hebben kunnen vormen van de factoren die het gevaar op herhaling bepalen. De komende tijd zal moeten worden bezien of het de verdachte ook zonder enkelband lukt om geen nieuwe strafbare feiten te plegen. Gedurende de proeftijd dient de verdachte daarom toezicht en begeleiding te krijgen van Reclassering Nederland, zolang die dat nodig vindt.
Tot slot zal de rechtbank aan de verdachte een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, opleggen. De rechtbank is van oordeel dat de verdachte de consequenties van zijn (delict)gedrag nog dient te ervaren door een fors aantal uren te werken.
Gelet op de houding van de verdachte op zitting en de ernst van de strafbare feiten neemt de rechtbank een werkstraf van 150 uren als uitgangspunt. Ter zitting heeft de verdachte, ondanks de bewijsmiddelen in het dossier, geen verklaring willen geven voor zijn betrokkenheid bij deze delicten. Ook heeft hij geen berouw getoond richting het slachtoffer en heeft hij geen inzicht gegeven hoe hij tot deze delicten is gekomen. Het is het recht van de verdachte om deze houding aan te nemen maar hij heeft de rechtbank er daardoor niet van weten te overtuigen dat hij kan reflecteren op zijn gedrag en dat hij van de gevolgen heeft geleerd. Echter, gezien het feit dat de verdachte ruim tien maanden een enkelband heeft moeten dragen en dit zijn persoonlijke levenssfeer gedurende die periode heeft beperkt, zal de rechtbank de taakstraf matigen tot 100 uren, zoals ook door de officier van justitie is geëist.

7.De inbeslaggenomen voorwerpen

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de onder de verdachte inbeslaggenomen bankpas onttrokken moet worden aan het verkeer.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van het beslag.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de verdachte is een bankpas in beslag genomen. Deze bankpas heeft geen relatie met het bewezen verklaard feit. Ten aanzien van de in beslag genomen bankpas zal de bewaring worden gelast ten behoeve van de rechthebbende, nu de verdachte niet als rechthebbende kan worden aangemerkt.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
47, 77c, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 282, 311 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven in paragraaf 3.5 bewezen is verklaard en kwalificeert dit als:
ten aanzien van feit 1:
medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven;
ten aanzien van feit 2:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
ten aanzien van feit 3:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
straffen
veroordeelt de verdachte tot:
een
jeugddetentievoor de duur van
90 (negentig) dagen;
beveelt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis (38 dagen) doorgebracht, bij de eventuele tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van deze jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van deze jeugddetentie groot
52 (tweeënvijftig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd als de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij de hierbij op
twee jarenvastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
1. zich gedurende de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang de reclassering dat noodzakelijk acht;
2
.gedurende de proeftijd meewerkt aan de begeleiding door Coach Vooruit of een soortgelijke instelling, en zich houdt aan de afspraken die daarbij met hem worden gemaakt;
geeft opdracht aan Reclassering Nederland om toezicht te houden op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen
aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld
in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de reclassering te houden
toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek
van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de
reclassering, zo vaak en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht,
daaronder begrepen.
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een
taakstraf, bestaande uit een
werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de duur van
100 (honderd) uren;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van
50 (vijftig) dagen;
de inbeslaggenomen goederen
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van:
1 STK Bankpas (Omschrijving: PL1500-2023331936Goednummer 3058529, ING).
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.R. Aaron, kinderrechter, voorzitter,
mr. E.M.M. Engbers, kinderrechter,
en mr. T.E.F. Reijnders, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. L.J. van Heel, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 5 december 2024.