ECLI:NL:RBDHA:2024:21068

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 december 2024
Publicatiedatum
16 december 2024
Zaaknummer
C/09/652578 / FA RK 23-6026
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gezag en verdeling van de zorg- en opvoedingstaken met betrekking tot een minderjarige

Op 16 december 2024 heeft de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in een zaak over het gezamenlijk gezag en de zorgregeling voor een minderjarige. De vader, vertegenwoordigd door mr. M. Cupido, verzocht om gezamenlijk gezag en een zorgregeling waarbij hij regelmatig contact met zijn kind zou hebben. De moeder, vertegenwoordigd door mr. M.E.M. Beijersbergen, voerde verweer en wenste het eenhoofdig gezag te behouden. Tijdens de zitting op 18 november 2024 bleek dat beide ouders stappen hadden gezet in de richting van contactopbouw, en er was overeenstemming over de zorgregeling. De rechtbank oordeelde dat gezamenlijk gezag in het belang van het kind was, gezien de positieve ontwikkelingen in de omgang tussen de vader en het kind. De rechtbank besloot dat de vader en de moeder gezamenlijk het gezag over de minderjarige zouden uitoefenen en dat de zorg- en opvoedingstaken verdeeld zouden worden. De rechtbank stelde een zorgregeling vast die ingaat op tweede kerstdag 2024 en verder wordt uitgebreid in 2025. De verdeling van de haal- en brengmomenten werd vastgesteld op 75% voor de vader en 25% voor de moeder, rekening houdend met de afstand tussen de ouders en de financiële situatie van de moeder. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 23-6026
Zaaknummer: C/09/652578
Datum beschikking: 16 december 2024

Gezag en verdeling van de zorg- en opvoedingstaken

Beschikking op het op 10 augustus 2023 ingekomen verzoek van:

[de vader] ,

de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. M. Cupido te Hardenberg.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de moeder] ,

de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. M.E.M. Beijersbergen te Den Haag.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift;
- het F9-formulier van 16 mei 2024 van de advocaat van de vader, met bijlagen;
- het F9-formulier van 11 november 2024 van de advocaat van de vader, met
bijlagen;
- het verweerschrift.
Op 18 november 2024 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- [naam] , namens de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad).

Feiten

- Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad
.
- Zij zijn de ouders van het volgende nu nog minderjarige kind:
- [minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2022 te [geboorteplaats] , hierna: [minderjarige] .
- [minderjarige] verblijft bij de moeder.
- De moeder is van rechtswege alleen met het ouderlijk gezag over [minderjarige] belast.

Verzoek en verweer

De vader verzoekt:
- een zorgregeling vast te stellen tussen de vader en [minderjarige] waarbij er tussen de vader en [minderjarige] eens per week contact is op zaterdag of zondag overdag gedurende ongeveer drie uren, dan wel een andere in overleg te bepalen of door de rechtbank in goede justitie vast te stellen zorgregeling, welke zorgregeling later zal worden uitgebreid tot een regeling waarin [minderjarige] eens per twee weken een weekend en daarnaast de helft van de vakanties bij de vader verblijft, waarbij de vader en de moeder het halen en brengen verdelen;
- primair: de moeder en de vader gezamenlijk met het gezag over [minderjarige] te belasten;
- subsidiair: een informatieregeling vast te stellen met betrekking tot [minderjarige] zoals vermeld in punt 14 van het verzoekschrift, te weten dat de moeder de vader gedurende de eerste twee levensjaren van [minderjarige] iedere maand en daarna iedere drie maanden schriftelijk informeert over de gezondheid en ontwikkeling van [minderjarige] , waaronder over de bevindingen van het consultatiebureau en – indien van toepassing – bevindingen van (andere) artsen en (andere) gewichtige aangelegenheden ten aanzien van [minderjarige] ;
een en ander voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad en kosten rechtens.
De moeder voert verweer, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken. De moeder heeft zich ten aanzien van het subsidiaire verzoek van de vader gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

Beoordeling

Voorgeschiedenis en overeenstemming
Uit de stukken en dat wat op de zitting is besproken is gebleken dat beide ouders stappen hebben gezet in de richting van contactopbouw. In januari 2024 is gestart met begeleide omgangsmomenten tussen de vader en [minderjarige] bij het [instelling] . Uit de verslagen van de begeleide omgangsmomenten komt naar voren dat de omgangsmomenten tussen de vader en [minderjarige] positief zijn verlopen en dat het [instelling] geen contra-indicaties ziet voor omgang tussen de vader en [minderjarige] . Het [instelling] heeft geconcludeerd dat het traject positief is afgerond.
Tegen deze achtergrond zijn partijen op de zitting tot overeenstemming gekomen over de verdere opbouw van het contact tussen de vader en [minderjarige] en de contactregeling vanaf april 2025. Partijen zijn overeengekomen dat [minderjarige] op tweede kerstdag van 14.00 uur tot de dag na tweede kerstdag 15.00 uur bij de vader verblijft. Vanaf 1 januari 2025 zal [minderjarige] om de week van zaterdag 14.00 uur tot zondag 15.00 uur bij de vader verblijven. Vanaf 1 april 2025 zal [minderjarige] om de week van vrijdag 14.00 uur tot zondag 15.00 uur bij de vader verblijven. Omdat de rechtbank de gemaakte afspraken ook in het belang van [minderjarige] acht, zal zij conform de overeenstemming beslissen.
Daarnaast zijn partijen overeengekomen dat zij met elkaar in mediation gaan. Op de zitting hebben partijen alleen nog geen overeenstemming bereikt over het gezag en de verdeling tussen de ouders van het halen en brengen van [minderjarige] tijdens de zorgregeling. De rechtbank zal hierop beslissen.
De rechtbank merkt nog op dat partijen op de zitting hebben afgesproken dat de vader op zaterdag om 09.00 uur videobelt met [minderjarige] in de weekenden dat [minderjarige] bij de moeder verblijft en dat [minderjarige] dagelijks (video)contact heeft met de moeder op de dagen dat [minderjarige] bij de vader verblijft.
Gezag
Juridisch kader
Op grond van artikel 1:253c, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de tot het gezag bevoegde ouder, die nooit het gezag gezamenlijk met de moeder uit wie het kind is geboren heeft uitgeoefend, de rechtbank verzoeken de ouders gezamenlijk met het ouderlijk gezag te belasten. Het verzoek om de ouders met het gezamenlijk gezag te belasten wordt slechts afgewezen indien: a) er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of b) afwijzing anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
Standpunt vader
De vader heeft aangegeven dat hij graag betrokken wil zijn bij belangrijke beslissingen in het leven van [minderjarige] en gezamenlijk gezag in het belang van [minderjarige] acht. De vader heeft steeds willen overleggen met de moeder en hij wil dit nog steeds. Volgens de vader zijn er geen redenen om het eenhoofdig gezag van de moeder in stand te laten.
Standpunt moeder
De moeder wil graag het eenhoofdig gezag over [minderjarige] behouden. Zij heeft aangegeven dat zij zich eerst wil richten op de opbouw van het contact tussen de vader en [minderjarige] . Volgens de moeder kunnen de ouders opnieuw naar het onderwerp gezag kijken als [minderjarige] naar de kleuterschool gaat en ervan uitgaande dat er dan ook een ouderschapsplan bestaat.
De rechtbank overweegt als volgt. De rechtbank stelt bij haar beoordeling voorop dat het uitgangspunt van de wetgever is dat de ouders gezamenlijk het gezag over hun kind uitoefenen, omdat dit in het belang van het kind wordt geacht. Hiervoor is wel vereist dat de ouders in staat zijn tot een behoorlijk overleg over zaken die het kind aangaan en dat zij belangrijke beslissingen over hun kind in gezamenlijk overleg kunnen nemen, althans dat zij in staat zijn afspraken te maken over situaties die zich rond het kind (kunnen) voordoen.
Tegen deze achtergrond moet de rechtbank beoordelen of gezamenlijk gezag in het belang van [minderjarige] is. Hoewel de rechtbank begrip heeft voor de aarzelingen van de moeder – nu het contact tussen [minderjarige] en de vader nog in opbouw is – ziet de rechtbank onvoldoende contra-indicaties voor gezamenlijk gezag. De rechtbank constateert dat de ouders in staat zijn om gezamenlijk te overleggen over [minderjarige] en zaken die hem aangaan. De rechtbank merkt op dat partijen in mediation gaan om te werken aan hun onderlinge communicatie en om afspraken te maken over de verdere invulling van het ouderschap. De rechtbank is van oordeel dat gezamenlijk gezag is aangewezen. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het verzoek van de vader tot gezamenlijk gezag toewijzen.
Zorgregeling/halen en brengen
Nu de ouders met het gezamenlijk gezag worden belast, zal de rechtbank in het vervolg spreken van een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (zorgregeling) in plaats van een omgangsregeling.
De ouders zijn het er niet over eens hoe het halen en brengen van [minderjarige] moet worden verdeeld. De vader wenst het halen en brengen van [minderjarige] tussen de ouders te verdelen. De moeder is van mening dat de vader het halen en brengen voor zijn rekening moet nemen, nu hij ervoor heeft gekozen op geruime afstand van [minderjarige] te gaan wonen.
De rechtbank overweegt als volgt. Het is gebruikelijk dat beide ouders verantwoordelijk zijn voor het goed verlopen van het ouderschap en de contacten van het kind met beide ouders. Daaruit vloeit voort dat beide ouders verantwoordelijk zijn voor het halen en brengen van en naar de andere ouder. De rechtbank ziet in dit specifieke geval, waarbij de vader ver van de moeder woont en de moeder beperktere financiële middelen heeft, aanleiding om af te wijken van dit uitgangspunt en de haal- en brengmomenten anders te verdelen. De rechtbank is van oordeel dat op dit moment de verdeling 75/25 tussen de ouders redelijk is, waarbij de vader drie kwart van de haal- en brengmomenten voor zijn rekening neemt en de moeder een kwart van de haal- en brengmomenten voor haar rekening neemt. Hierbij merkt de rechtbank op dat het aan de ouders is om in onderling overleg afspraken te maken over de feitelijke verdeling van de haal- en brengmomenten.
Informatieregeling
Omdat de rechtbank het primaire verzoek van de vader zal toewijzen, komt de rechtbank niet toe aan de beoordeling van het subsidiaire verzoek.

Beslissing

De rechtbank:
bepaalt dat voortaan aan de vader en de moeder gezamenlijk het gezag zal toekomen over de minderjarige [minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2022 te [geboorteplaats] ;
bepaalt dat [minderjarige] bij de vader zal zijn:
- op tweede kerstdag: van 14.00 uur tot de dag na tweede kerstdag 15.00 uur;
- vanaf 1 januari 2025: om de week van zaterdag 14.00 uur tot zondag 15.00 uur;
- vanaf 1 april 2025: om de week van vrijdag 14.00 uur tot zondag 15.00 uur;
bepaalt in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken dat de vader drie kwart van de haal- en brengmomenten voor zijn rekening neemt en de moeder een kwart van de haal- en brengmomenten voor haar rekening neemt;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.L. Strop, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. E.X.R. Yi als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 16 december 2024.