ECLI:NL:RBDHA:2024:21063
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- C.I.H. Kerstens-Fockens
- J.R. Froma
- Rechtspraak.nl
Bewaring en schadevergoeding in vreemdelingenrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 december 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de vrijheidsontneming van eiser, die onder het Vreemdelingenrecht valt. Eiser, met een V-nummer, had op 2 november 2024 een asielaanvraag ingediend op Schiphol en kreeg een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd. De Minister van Asiel en Migratie was de verweerder in deze zaak. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrijheidsontnemende maatregel op grond van artikel 6, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) was opgelegd, maar dat deze inmiddels was opgeheven. Eiser heeft beroep ingesteld tegen de maatregel en verzocht om schadevergoeding.
De rechtbank heeft de processtukken bekeken, waaronder de gronden van het beroep die op 3 december 2024 zijn ingediend, en de reactie van de verweerder op 5 december 2024. De rechtbank heeft op 6 december 2024 het onderzoek gesloten. In de overwegingen heeft de rechtbank uiteengezet dat indien de maatregel in strijd is met de Vw of niet gerechtvaardigd is, het beroep gegrond kan worden verklaard. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat de maatregel niet onrechtmatig was en dat er geen aanwijzingen waren dat eiser langer dan 24 uur in de lounge had verbleven, wat een voorwaarde zou zijn voor het opleggen van de maatregel.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is gedaan door rechter mr. C.I.H. Kerstens-Fockens, in aanwezigheid van griffier mr. J.R. Froma, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.