ECLI:NL:RBDHA:2024:21054

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 december 2024
Publicatiedatum
16 december 2024
Zaaknummer
NL24.46743
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen vrijheidsontnemende maatregel op grond van de Vreemdelingenwet

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 december 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een vrijheidsontnemende maatregel die aan de eiser was opgelegd op basis van artikel 6, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000. De eiser, die een asielaanvraag had ingediend, kreeg op 5 november 2024 een maatregel opgelegd die hem de vrijheid ontnam. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser op dezelfde dag zijn asielaanvraag indiende en dat er geen aanwijzingen waren dat hij langer dan 24 uur in de lounge van Schiphol had verbleven, wat in strijd zou zijn met de regelgeving. De rechtbank overwoog dat de maatregel niet onrechtmatig was en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de vrijheidsontneming onevenredig bezwarend maakten. Het beroep van de eiser werd ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. De uitspraak werd gedaan door rechter mr. C.I.H. Kerstens-Fockens, in aanwezigheid van griffier mr. J.R. Froma, en werd openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.46743

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [v-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. H. Loth),
en

de Minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. M. Smeulders).

Procesverloop

Bij besluit van 5 november 2024 (het bestreden besluit) is aan eiser met toepassing van artikel 6, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Partijen hebben toestemming verleend de zaak schriftelijk te behandelen. De gemachtigde van eiser heeft op 29 november 2024 de gronden van het beroep ingediend. Verweerder heeft hier op 5 december 2024 op gereageerd. De rechtbank heeft op 6 december 2024 het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Indien de rechtbank bij de beoordeling van het beroep van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 94, zesde lid, van de Vw het beroep gegrond.
2. Op grond van artikel 5.1a van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) wordt een vrijheidsontnemende maatregel op grond van artikel 6, derde lid, van de Vw opgelegd in het kader van het grensbewakingsbelang. Deze wordt niet opgelegd of voortgezet indien sprake is van bijzondere individuele omstandigheden die vrijheidsontneming onevenredig bezwarend maken.
3. Eiser voert aan dat het dossier geen aanwijzing op grond van artikel 4.6 van het Vb bevat. Niet duidelijk is hoe lang eiser in de lounge heeft verbleven. Eiser wijst er ook op dat een verblijf in de lounge langer dan 24 uur niet is toegestaan.
4. De rechtbank overweegt als volgt.
5. Uit het proces-verbaal van bevindingen bij aanvraag asiel blijkt dat eiser op 5 november 2024 is aangekomen op Schiphol. Eiser heeft nog dezelfde dag een asielaanvraag ingediend en een bewaringsmaatregel opgelegd gekregen. Het was dan ook niet nodig een aanwijzing te geven op grond van artikel 4.6 van het Vb. Niet is gebleken dat eiser op last van verweerder meer dan 24 uur in de lounge heeft doorgebracht.
6. Nu ook anderszins niet is gebleken dat de maatregel van bewaring onrechtmatig moet worden geacht, is het beroep ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.I.H. Kerstens-Fockens, rechter, in aanwezigheid van mr. J.R. Froma, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.