ECLI:NL:RBDHA:2024:21050

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 december 2024
Publicatiedatum
16 december 2024
Zaaknummer
NL24.46740
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen vrijheidsontnemende maatregel op grond van de Vreemdelingenwet 2000

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 december 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een vrijheidsontnemende maatregel die aan eiser was opgelegd op basis van artikel 6, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser, vertegenwoordigd door mr. H. Loth, had beroep ingesteld tegen het besluit van 5 november 2024, waarin de maatregel werd opgelegd. De rechtbank heeft de zaak schriftelijk behandeld, waarbij de gemachtigde van eiser op 29 november 2024 de gronden van het beroep indiende en verweerder, vertegenwoordigd door mr. M. Smeulders, op 5 december 2024 reageerde. De rechtbank sloot het onderzoek op 6 december 2024.

De rechtbank overwoog dat indien de maatregel in strijd is met de Vreemdelingenwet of niet gerechtvaardigd is, het beroep gegrond verklaard moet worden. Eiser voerde aan dat hij minderjarig is en vroeg om een schouw, maar de rechtbank oordeelde dat eiser op basis van zijn Keniaanse paspoort, dat door de afdeling Falsificaten was goedgekeurd, meerderjarig was. De rechtbank concludeerde dat er geen noodzaak was voor nader onderzoek naar de leeftijd van eiser, aangezien zijn stelling dat hij minderjarig is niet onderbouwd was.

Daarnaast bleek uit het proces-verbaal dat eiser op 5 november 2024 op Schiphol was aangekomen en dezelfde dag een asielaanvraag had ingediend, waarna de bewaringsmaatregel was opgelegd. De rechtbank oordeelde dat er geen aanwijzing was dat eiser meer dan 24 uur in de lounge had verbleven, en concludeerde dat de maatregel van bewaring niet onrechtmatig was. Het beroep werd ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.46740

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], bekend onder V-nummers: [v-nummer 1] en [v-nummer 2] , eiser
(gemachtigde: mr. H. Loth),
en

de Minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. M. Smeulders).

Procesverloop

Bij besluit van 5 november 2024 (het bestreden besluit) is aan eiser met toepassing van artikel 6, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Partijen hebben toestemming verleend de zaak schriftelijk te behandelen. De gemachtigde van eiser heeft op 29 november 2024 de gronden van het beroep ingediend. Verweerder heeft hier op 5 december 2024 op gereageerd. De rechtbank heeft op 6 december 2024 het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Indien de rechtbank bij de beoordeling van het beroep van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 94, zesde lid, van de Vw het beroep gegrond.
2. Op grond van artikel 5.1a van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) wordt een vrijheidsontnemende maatregel op grond van artikel 6, derde lid, van de Vw opgelegd in het kader van het grensbewakingsbelang. Deze wordt niet opgelegd of voortgezet indien sprake is van bijzondere individuele omstandigheden die vrijheidsontneming onevenredig bezwarend maken.
3. Eiser voert aan dat hij minderjarig is. Daarbij wenst eiser een schouw omdat dat van belang is voor de rechtmatigheid van de bewaringsmaatregel. Verder bevat het dossier geen aanwijzing op grond van artikel 4.6 van het Vb. Niet duidelijk is hoe lang eiser in de lounge heeft verbleven. Eiser wijst er ook op dat een verblijf in de lounge langer dan 24 uur niet is toegestaan.
4. De rechtbank overweegt als volgt.
5. De rechtbank stelt vast dat eiser zich bij Koninklijke Marechaussee (KMar) heeft gemeld met een Keniaans paspoort. Uit het proces-verbaal van bevindingen bij aanvraag asiel blijkt dat dit document door de afdeling Falsificaten is onderzocht en goed is bevonden. Het paspoort vermeldt dat eiser is geboren op [geboortedag] 2003. Dat betekent dat eiser thans 21 jaar oud is. Naar het oordeel van de rechtbank is verweerder er daarom terecht vanuit gegaan dat eiser meerderjarig is. Er bestond voor verweerder geen noodzaak om nader onderzoek naar eisers leeftijd te verrichten. De enkele niet-onderbouwde stelling van eiser dat hij minderjarig is daarvoor namelijk onvoldoende.
6. Uit het proces-verbaal van bevindingen bij aanvraag asiel blijkt ook dat eiser op 5 november 2024 is aangekomen op Schiphol. Eiser heeft nog dezelfde dag een asielaanvraag ingediend en een bewaringsmaatregel opgelegd gekregen. Aan eiser behoefde dan ook geen aanwijzing op grond van artikel 4.6 van het Vb te worden opgelegd. Ten overvloede overweegt de rechtbank dat ook anderszins niet is gebleken dat eiser op last van verweerder meer dan 24 uur in de lounge heeft doorgebracht.
7. Nu ook anderszins niet is gebleken dat de maatregel van bewaring onrechtmatig moet worden geacht, is het beroep ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.I.H. Kerstens-Fockens, rechter, in aanwezigheid van mr. J.R. Froma, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.