ECLI:NL:RBDHA:2024:2102
Rechtbank Den Haag
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen inreisverbod opgelegd door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 13 februari 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin de eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigden, beroep had ingesteld tegen een inreisverbod dat door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was opgelegd. Het inreisverbod, dat op 9 november 2022 was vastgesteld, had een duur van twee jaar. De eiser had zijn beroep op 27 november 2023 ingediend, maar de rechtbank moest beoordelen of dit beroep tijdig was ingediend. Volgens de Vreemdelingenwet 2000 bedraagt de termijn voor het indienen van beroep vier weken na de bekendmaking van het besluit. De rechtbank concludeerde dat de bekendmaking op 14 november 2022 had plaatsgevonden, waardoor de termijn voor het indienen van beroep op 15 november 2022 was aangevangen. Aangezien het beroep pas op 4 december 2023 was ingediend, was het niet tijdig en verklaarde de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk.
De rechtbank overwoog dat er geen verschoonbare reden was voor de termijnoverschrijding. De uitspraak werd gedaan in het openbaar, en de rechter, mr. A. de Gooijer, was aanwezig, samen met de griffier, mr. R. Kloppers. De rechtbank gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd bekendgemaakt op dezelfde dag, en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.