ECLI:NL:RBDHA:2024:21009
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing herhaalde asielaanvraag van Rwandese eiser en beoordeling van vergewisplicht door verweerder
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, wordt het beroep van een Rwandese eiser tegen de afwijzing van zijn herhaalde asielaanvraag beoordeeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser, die in 1991 is geboren, eerder asiel heeft aangevraagd en dat zijn aanvraag op 11 juli 2022 door de minister van Asiel en Migratie als niet-ontvankelijk is verklaard. De rechtbank heeft in een eerdere uitspraak van 13 oktober 2022 het besluit van de minister vernietigd en de minister opgedragen een nieuw besluit te nemen. In het bestreden besluit van 15 februari 2024 heeft de minister de aanvraag van eiser opnieuw afgewezen als kennelijk ongegrond.
De rechtbank heeft onderzocht of de minister heeft voldaan aan zijn vergewisplicht ten aanzien van de onderzoeksrapporten van Bureau Documenten. De rechtbank concludeert dat de minister door Bureau Documenten om een schriftelijke reactie te vragen, aan zijn vergewisplicht heeft voldaan. De rechtbank oordeelt dat de rapporten van Bureau Documenten voldoende zijn om de afwijzing van de asielaanvraag te onderbouwen. De rechtbank heeft ook de verklaringen van de heer T. Monekosso, die door eiser zijn ingediend, beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet voldoende zijn om de conclusies van Bureau Documenten te weerleggen.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep van eiser ongegrond en wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af. De rechtbank oordeelt dat de minister de aanvraag op grond van de artikelen 31 en 30b van de Vreemdelingenwet 2000 terecht heeft afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.