ECLI:NL:RBDHA:2024:21004

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 november 2024
Publicatiedatum
13 december 2024
Zaaknummer
NL24.34049
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak bestuurlijke lus
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over asielaanvraag van een Saoedi-Arabische eiser met betrekking tot risico op vervolging bij terugkeer

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Den Haag wordt het beroep van eiser, een Saoedi-Arabische nationaliteit, tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser heeft op 11 december 2021 een asielaanvraag ingediend, die door de minister van Asiel en Migratie op 28 augustus 2024 als kennelijk ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft de zaak op 22 oktober 2024 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van verweerder en een tolk.

De rechtbank oordeelt dat de minister onvoldoende gemotiveerd heeft waarom eiser geen reëel risico loopt op vervolging bij terugkeer naar Saoedi-Arabië. Eiser heeft verklaard dat hij vreest voor vervolging vanwege zijn atheïsme en kritiek op de Saoedische autoriteiten. De rechtbank constateert dat verweerder niet adequaat heeft ingeschat of eiser in de negatieve belangstelling van de Saoedische autoriteiten staat, vooral gezien de omstandigheden rondom zijn scheiding en de rechtszaak die zijn vader tegen hem heeft aangespannen.

De rechtbank heeft verweerder de gelegenheid gegeven om het gebrek in het bestreden besluit te herstellen. Dit moet binnen zes weken gebeuren, waarbij de rechtbank de termijn voor een reactie van eiser op de herstelpoging heeft vastgesteld op vier weken. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.34049

tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [#]
(gemachtigde: mr. E.W.B. van Twist),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. S. Beyik).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser heeft op 11 december 2021 een asielaanvraag ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 28 augustus 2024 deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.1
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.2
De rechtbank heeft het beroep op 22 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben eiser, de gemachtigde van eiser en [naam] als tolk en de gemachtigde van verweerder deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank verklaart het beroep gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Feiten en achtergrond
3. Eiser is geboren op [geboortedatum] 1979 en heeft de Saoedi-Arabische nationaliteit.
3.1
Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij uit Saoedi-Arabië is vertrokken omdat hij atheïst is en omdat hij tegen de regering is. De vrouw van eiser wilde vanwege zijn atheïsme een echtscheiding aanvragen. Eiser wilde niet dat zijn dochters naar de koranschool gingen en hij is daarom met hen vertrokken. De vader van eiser is een rechtszaak tegen hem begonnen om afstand van hem te nemen. In Nederland heeft eiser een video gepost waarin hij zegt dat hij afstand neemt van de islam. Ook post eiser kritische berichten op sociale media over de islam en over [lid van het Koninklijk Huis] . Eiser vreest bij terugkeer voor de regering en zijn familie. Eiser vreest dat hij direct zal worden opgepakt en dat hij de doodstraf krijgt.
Het bestreden besluit
4. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante asielmotieven:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. ( Toegedicht) atheïsme en de problemen als gevolg daarvan;
3. Kritiek op de Saoedische autoriteiten en de problemen als gevolg daarvan.
4.1
Verweerder heeft het eerste motief wel en het tweede en derde motief niet geloofwaardig geacht. Eisers verklaringen ten aanzien van heeft het tweede en derde motief zijn niet geloofwaardig geacht omdat de verklaringen niet samenhangend zijn en geen aannemelijk geheel vormen (artikel 31, zesde lid, onder c, van de Vreemdelingenwet (Vw)).
Ten aanzien van het (toegedichte) atheïsme en de problemen als gevolg daarvan meent verweerder dat:
2.1.1
Het proces tot afwending onduidelijk is;
2.1.2
De verklaringen over de bekering onduidelijk en tegenstrijdig zijn;
2.1.3
De verklaringen worden tegengesproken door eisers social media-account;
2.1.4
Eiser geen kennis heeft van het atheïsme;
2.1.5
Eiser geen diepgewortelde geloofsovertuiging heeft;
2.1.6
Eiser legaal is vertrokken uit Saoedi-Arabië;
2.1.7
Eisers asielmotief gebaseerd is op een vermoeden;
Ten aanzien van de kritiek op de Saoedische autoriteiten en de problemen als gevolg daarvan meent verweerder dat:
3.1.1
De verklaringen met betrekking tot de politieke uitingen vaag en summier zijn;
3.1.2
De politieke uitingen beperkt zijn en niet onderbouwd;
3.1.3
Eisers tweede social media account zijn asielmotief tegenspreekt;
Ook zijn beide asielmotieven volgens verweerder ongeloofwaardig omdat eiser in grote lijnen niet als geloofwaardig kan worden aangemerkt (artikel 31, zesde lid, onder e van de Vw). Dit omdat eiser informatie over de tweede twitter-account had achtergehouden en daarover tegenstrijdig heeft verklaard. Ter zitting heeft verweerder gesteld dat met name de tegenwerpingen op grond van artikel 31, zesde lid, onder c, van de Vw dragend zijn voor het besluit.
4.2
Uit de verklaringen van eiser blijkt volgens verweerder niet dat hij een gegronde vrees voor vervolging heeft of een reëel risico loopt op ernstige schade. Verweerder volgt dat eiser een twitteraccount heeft gehad waarop hij zich kritisch politiek- en religieus uitlaat, maar dit account is inmiddels verdwenen. Eisers nieuwe (naar de rechtbank, gezien de verklaring van verweerder ter zitting, begrijpt: derde) account, waar hij kritisch is over de islam en het regime, is niet tot hem te herleiden, heeft amper volgers en bevat amper posts. In de posts op de tweede account laat eiser zich juist positief uit over de Saoedische autoriteiten en de islam.
4.3
Verweerder wijst de aanvraag af als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, onder c van de Vw. Eiser krijgt uitstel van vertrek in afwachting van de beslissing om ambtshalve beoordeling om toepassing van artikel 64 van de Vw tot en met 28 februari 2025.
Het oordeel van de rechtbank
Heeft verweerder het asielrelaas van eiser ongeloofwaardig kunnen vinden?
5. De rechtbank constateert dat eiser niet opkomt tegen punten 2.1.4, 2.1.5, 2.1.6, 2.1.7 en 3.1.1 en 3.1.2 uit het bestreden besluit zoals hiervoor is genoemd onder 4.1 zodat de rechtbank deze motivering voor juist houdt. In geschil is of verweerder de verklaringen over de overige punten ongeloofwaardig heeft kunnen achten.
5.1
Eiser voert aan dat de problemen waarover hij heeft verklaard wel geloofwaardig en aannemelijk zijn. Eiser is al geruime tijd van de islam afgestapt. Eiser had een droom waarin Jezus Christus hem aanraakte. Toen eiser eenmaal wakker werd voelde hij zich anders; gerustgesteld. Eiser is naar Egypte gereisd om een kerk te bezoeken en heeft zich verdiept in de testamenten. Eiser heeft in Nederland Christelijke mensen gesproken die hem uitleg hebben gegeven over zijn droom.
5.2
De rechtbank constateert dat eiser het tweede asielmotief niet met documenten heeft onderbouwd en dat verweerder vervolgens de verklaringen van eiser heeft getoetst aan de voorwaarden van artikel 31, zesde lid van de Vw. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder eisers verklaringen over zijn (toegedichte) atheïsme ongeloofwaardig kunnen vinden, omdat de verklaringen van eiser op dit punt niet samenhangend zijn en ook geen aannemelijk geheel vormen. De in beroep door eiser aangevoerde stelling dat zijn verklaringen wel geloofwaardig zijn, omdat hij na een droom over Jezus Christus van de islam zou zijn afgestapt, neemt de onduidelijk- en tegenstrijdigheden in eisers verklaringen over zijn proces van afwending en zijn bekering tot het atheïsme niet weg. Integendeel, deze stelling in beroep is tegenstrijdig met eisers verklaringen [1] dat hij niet in God gelooft en dat het Christendom in 2012 een korte ervaring voor hem is geweest. Ook is het tegenstrijdig met de video die op 26 januari 2022 is gepost op eisers tweede sociale media account, waarin hij verklaart geen atheïst te zijn en ook de islam niet de rug te hebben toegekeerd.
6. Eiser voert verder aan dat hij niet wist dat hij ook over zijn tweede social media account moest verklaren. Eiser heeft posts geplaatst die zijn asielrelaas tegenspreken omdat hij vreesde te worden uitgezet naar Saoedi-Arabië. Eiser probeerde zichzelf te redden. Hij wilde voorkomen dat hij zou worden aangemerkt als ongelovige, terwijl de kans daartoe aanzienlijk groot was omdat zijn voormalige echtgenote een zaak tegen hem had aangespannen en zijn vader afstand van hem had gedaan.
6.1
De rechtbank overweegt dat verweerder deugdelijk heeft gemotiveerd waarom eiser zijn tweede social media account op had moeten geven. Ook is deugdelijk gemotiveerd dat, mede door dat niet te doen, eisers atheïsme ongeloofwaardig wordt geacht. Relevant is dat eiser heeft verklaard dat hij de tweede account had aangemaakt om de autoriteiten te overtuigen dat de beschuldigingen van zijn ex-vrouw onjuist waren. Verweerder heeft naar aanleiding daarvan kunnen stellen dat eiser er vanuit gaat dat zijn social media account impact zou kunnen hebben. Reeds daarom had eiser kunnen weten dat het van belang was om deze te melden in de asielprocedure. De verklaring van eiser ter zitting dat hij het tweede account had aangemaakt om weer in contact te kunnen komen met zijn dochters, doet er niet aan af dat verweerder van eiser mocht verwachten dat hij hierover had verklaard.
7. De beroepsgrond slaagt niet. Hetgeen eiser heeft aangevoerd leidt niet tot de conclusie dat verweerder ten onrechte de punten 2.1.1, 2.1.2, 2.1.3 en 3.1.3 heeft tegengeworpen. Dit leidt tot de conclusie dat verweerder heeft kunnen stellen dat niet is voldaan aan de voorwaarde in artikel 31, zesde lid, onder c, van de Vw.
Heeft verweerder het risico op schending van artikel 3 van het EVRM [2] voldoende meegewogen?
8. Eiser voert aan dat hij vreest voor vervolging. Het Saoedische regime is erg streng en op afvalligheid staat de doodstraf. Eiser wordt door zijn ex-vrouw beschuldigd, is vogelvrij verklaard door zijn vader en door de rechtbank veroordeeld. Eisers geposte filmpje is 142.000 keer bekeken.
8.1
De rechtbank constateert dat verweerder in het bestreden besluit geen gemotiveerde inschatting heeft gemaakt van het risico dat eiser loopt bij terugkeer naar Saoedi-Arabië vanwege toegedichte afvalligheid. De rechtbank stelt daarbij voorop dat verweerder ter zitting niet heeft betwist dat het kritische filmpje dat eiser bij aankomst op Schiphol op zijn social media account heeft gepost 142.000 keer is bekeken. Verweerder moet daarbij, al dan niet aan de hand van landeninformatie, uitzoeken of eiser het risico loopt in de negatieve belangstelling te staan van de Saoedische autoriteiten. Verweerder dient bij zijn motivering te betrekken dat eiser belanghebbende was bij een internationale kinderontvoeringszaak bij de rechtbank Den Haag tussen hemzelf en de moeder van zijn kinderen [3] en dat de Saoedische ambassade eiser in dat kader heeft gevraagd om terug te keren [4] . Ook dient verweerder te betrekken dat eiser gesteld heeft in Saoedi-Arabië te zijn gescheiden van zijn vrouw en dat zijn vader een rechtszaak tegen hem heeft gevoerd om afstand van hem te doen, beide vanwege eisers gestelde afvalligheid. Verweerder heeft zowel de echtscheiding als de rechtszaak van de vader niet weersproken. Dit alles leidt ertoe dat eiser in de belangstelling zou kunnen staan van de Saoedische autoriteiten. Verweerder mag bij de beoordeling ook betrekken dat eiser niet consistent is geweest over zijn verzoek om internationale bescherming, zoals blijkt uit de beschikking van de rechtbank Den Haag van 16 februari 2022 [5] en zijn verzoek aan het IOM om terug te keren naar Saoedi-Arabië, wat hij vervolgens niet heeft gedaan. Ook mag verweerder erbij betrekken dat eiser zich positief heeft uitgelaten op twitter over de islam. Het is aan verweerder om te motiveren of en zo ja waarom, eiser ten onrechte stelt te vrezen voor vervolging vanwege toegedichte afvalligheid.
Conclusie en gevolgen
9. Gelet op hetgeen hiervoor onder 8.1 is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich onvoldoende gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat in het geval van eiser vanwege zijn gestelde problemen vanwege de toegedichte afvalligheid bij terugkeer geen sprake is van een reëel risico op ernstige schade.
10. Zoals hiervoor is overwogen is het bestreden besluit in strijd met het motiveringsbeginsel. Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank dan een tussenuitspraak. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder in de gelegenheid te stellen het gebrek te herstellen. Verweerder kan zijn besluit herstellen met een aanvullende motivering of voor zover nodig, met een nieuwe beslissing na of tegelijkertijd met intrekking van het nu bestreden besluit. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen verweerder het gebrek kan herstellen op zes weken na verzending van deze tussenuitspraak.
10.1
Verweerder moet op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb én om nodeloze vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, meedelen aan de rechtbank of hij gebruik maakt van de gelegenheid de gebreken te herstellen. Als verweerder gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiser in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van verweerder. In beginsel, ook in de situatie dat verweerder de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
10.2
Het geding zoals dat na deze tussenuitspraak wordt gevoerd, blijft in beginsel beperkt tot de beroepsgronden zoals die zijn besproken in de tussenuitspraak, omdat het inbrengen van nieuwe geschilpunten over het algemeen in strijd met de goede procesorde wordt geacht. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep.

Beslissing

De rechtbank:
- draagt verweerder op binnen twee weken de rechtbank mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen;
- stelt verweerder in de gelegenheid om binnen zes weken na verzending van deze tussenuitspraak of plaatsing in het digitale dossier het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.N. van Rijn, rechter, in aanwezigheid van mr. L. Meijer, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.

Voetnoten

1.Rapport nader gehoor, pagina’s 8, 11 en 15.
2.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
3.Zie bijlage bij de zienswijze.
4.Rapport nader gehoor, pagina 19.
5.Rekestnummer: FA RK 22-122 en zaaknummer: C/09/623587.