ECLI:NL:RBDHA:2024:21003

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 december 2024
Publicatiedatum
13 december 2024
Zaaknummer
C/09/639976/HA ZA 22-1061
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake schadevergoeding voor zzp’ers in de culturele en creatieve sector als gevolg van coronamaatregelen

Op 18 december 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin de Kunstenbond en een aantal individuele eisers, werkzaam als zelfstandigen in de culturele en creatieve sector, de Staat der Nederlanden aansprakelijk stelden voor schade die zij zouden hebben geleden als gevolg van de coronamaatregelen. De eisers voerden aan dat zij onevenredig hard getroffen waren door deze maatregelen en dat de Staat hen onvoldoende had gecompenseerd. De rechtbank oordeelde dat, hoewel de individuele eisers schade hadden geleden, de aansprakelijkheid van de Staat niet was gegeven. De rechtbank stelde vast dat de coronamaatregelen op zichzelf niet onrechtmatig waren en dat de eisers niet hadden aangetoond dat zij tot een beperkte groep behoorden die onevenredig zwaar was getroffen. De rechtbank wees de vorderingen van de eisers af en verklaarde de Kunstenbond niet-ontvankelijk in zijn vorderingen. De rechtbank benadrukte dat het aan de wetgever en het kabinet is om de verdeling van gemeenschapsgelden te regelen en dat de rechter hierin terughoudend moet zijn. De proceskosten werden toegewezen aan de Staat.

Uitspraak

RECHTBANK Den Haag

Team handel
zaaknummer: C/09/639976/HA ZA 22-1061
Vonnis van 18 december 2024
in de zaak van

1.de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid KUNSTENBOND ,

te Amsterdam ,
2.
[eiser 1],
te [woonplaats 1] ,
3.
[eiser 2],
te [woonplaats 2] ,
4.
[eiser 3],
te [woonplaats 3] , gemeente [gemeente] ,
5.
[eiser 4],
te [woonplaats 1] ,
6.
[eiser 5],
te [woonplaats 4] ,
7.
[eiser 6],
te [woonplaats 5] ,
8.
[eiser 7],
te [woonplaats 6] ,
9.
[eiser 8],
te [woonplaats 7] ,
10.
[eiser 9],
te [woonplaats 7] ,
eisende partijen,
advocaat: mr. D. Sietses,
tegen
DE STAAT DER NEDERLANDEN,
te Den Haag,
gedaagde partij,
advocaat: mr. J.S. Procee.
De onder 1 genoemde eiser wordt verder ‘ Kunstenbond ’ genoemd. De onder 5 genoemde eiser heeft zijn vorderingen ingetrokken en is – met instemming van de gedaagde – geen partij meer in deze procedure. De eisers sub 2 t/m 4 en 6 t/m 10 worden hierna gezamenlijk aangeduid als ‘de individuele eisers’ en afzonderlijk als ‘ [eiser 1] ’, ‘ [eiser 2] ’, ‘ [eiser 3] ’, ‘ [eiser 5] ’, ‘ [eiser 6] ’, ‘ [eiser 7] ’, ‘ [eiser 8] ’ en ‘ [eiser 9] ’. De Kunstenbond en de individuele eisers worden gezamenlijk aangeduid als ‘eisers’. De gedaagde wordt aangeduid als ‘de Staat’.

1.Inleiding

De zaak in het kort
1.1.
Kunstenbond is een vakbond voor kunstenaars, cultuurmakers en andere werkenden in de culturele en creatieve sector. De individuele eisers zijn als zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers) in die sector werkzaam. Eisers vinden dat de zzp’ers in de culturele en creatieve sector onevenredig hard getroffen zijn door de coronamaatregelen. Die maatregelen achten zij op zichzelf niet onrechtmatig. Zij verwijten de Staat dat deze de zzp’ers in de culturele en creatieve sector onvoldoende heeft gecompenseerd voor het onevenredige nadeel dat zij van de coronamaatregelen menen te hebben ondervonden. De Staat is het daar niet mee eens.
1.2.
De rechtbank stelt voorop dat niet ter discussie staat dat de individuele eisers ieder voor zich (fors) nadeel, ook in financiële zin, hebben ondervonden van de coronamaatregelen die de Staat heeft getroffen. Daarmee is echter de aansprakelijkheid van de Staat voor die schade nog niet gegeven. Uitgangspunt van het Nederlandse aansprakelijkheidsrecht is dat een ieder zijn eigen schade draagt. Op dit uitgangspunt geldt een uitzondering als de nadelige gevolgen van een in het algemeen belang getroffen overheidsmaatregel, die buiten het normale maatschappelijke of bedrijfsrisico valt, onevenredig zwaar drukken op een beperkte groep burgers. Dan moet die beperkte groep aanspraak kunnen maken op nadeelcompensatie. Maar “de zzp’ers in de culturele en creatieve sector” vormen geen
beperktegroep: zij vormen getalsmatig en wat verscheidenheid betreft een veel te grote groep. Het verdelen van gemeenschapsgelden over grote groepen mensen in de samenleving is de taak van het kabinet en de wetgever. Daar gaat veelal een politiek debat aan vooraf en de gemaakte keuzes worden vastgelegd in democratisch tot stand gekomen wet- en regelgeving. Zo is dat ook gegaan bij de coronamaatregelen (met inbegrip van de steunmaatregelen).
1.3.
Het is niet aan de rechter om die maatregelen en de daarmee samenhangende verdeling van gemeenschapsgelden naar eigen inzicht te veranderen, ook niet als de toepassing van die wet- en regelgeving meebrengt dat bepaalde groepen in de samenleving daarvan (meer) nadeel ondervinden (dan andere). Bovendien hebben eisers niet aangetoond in vergelijking met wie of welke andere (referentie)groep de individuele eisers onevenredige schade lijden als gevolg van de coronamaatregelen die alle Nederlanders hebben geraakt. Wat is de relevante referentiegroep? Dat kan niet de “gemiddelde” Nederlander of de “gemiddelde” zzp’er zijn. Het verwijt dat eisers de Staat maken dat andere groepen in de samenleving meer steun hebben gehad dan de zzp’ers in de culturele en creatieve sector, acht de rechtbank ongegrond. Voor zover de Staat bij het verstrekken van steunpakketten onderscheid heeft gemaakt tussen verschillende groepen in de samenleving, geschiedde dat op objectief te rechtvaardigen gronden. Dat leidt ertoe dat de rechtbank alle vorderingen van eisers afwijst.
De indeling van dit vonnis
1.4.
Dit vonnis is als volgt opgebouwd. Onder 2 geeft de rechtbank kort het formele verloop van de procedure weer. Vervolgens heeft de rechtbank onder 3 de feiten opgenomen die zij relevant acht voor de beoordeling van het geschil. Welke vorderingen de eisers hebben ingesteld, staat – samengevat – vermeld onder 4. De beoordeling van het geschil vindt plaats onder 5. Die beoordeling mondt uit in de beslissing die is opgenomen onder 6.

2.De procedure

Het procesdossier
2.1.
Het procesdossier bestaat uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 13 december 2022, met 98 producties;
  • het bericht van de Staat van 26 januari 2023 met het verzoek de zaak aan te houden overeenkomstig artikel 1018c lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering, voor zover de dagvaarding volgens de rechtbank niet nietig is op basis van lid 2 van dit artikel;
  • de akte wijziging (vermindering) van eis van 10 februari 2023;
  • het bericht van eisers van 24 februari 2023 in reactie op het bericht van de Staat van 26 januari 2023;
  • de conclusie van antwoord, met producties 1 en 2;
  • de conclusie van repliek, tevens houdende akte wijziging van eis, met producties 99 t/m 111;
  • de conclusie van dupliek, met producties 3 en 4;
  • het tussenvonnis van 12 juni 2024, waarbij een mondelinge behandeling is bevolen;
  • de akte van eisers van 8 november 2024 houdende producties 112 t/m 115.
Het verdere verloop van de procedure
2.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 20 november 2024. De advocaten hebben het woord gevoerd. De advocaten van eisers hebben dat gedaan aan de hand van spreeknotities die aan de rechtbank zijn overgelegd. Vrijwel alle eisers hebben een (persoonlijke) verklaring afgelegd. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat tijdens de mondelinge behandeling is gezegd. De schriftelijke verklaringen van eisers zijn toegevoegd aan het griffiedossier.
2.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

De coronamaatregelen
3.1.
Naar aanleiding van besmettingen met het covid-19 virus heeft de Staat sinds maart 2020 ingrijpende maatregelen getroffen (hierna: ‘de coronamaatregelen’). Hieronder wordt daarvan een chronologisch overzicht gegeven [1] .
Coronamaatregelen per 12 maart 2020:
• Mensen worden dringend verzocht bezoek aan kwetsbare personen te beperken.
• Voor zorgpersoneel en personeel in vitale processen geldt “blijf thuis bij klachten en koorts”.
• Mensen worden opgeroepen zoveel mogelijk thuis te werken.
Coronamaatregelen per 13 maart 2020:
• Evenementen met meer dan 100 personen werden vanaf 13 maart tot en met 31 maart afgelast.
Coronamaatregelen per 15 en 16 maart 2020:
• Sluiting horeca, sport- en fitnessclubs, sauna's, seksinrichtingen en coffeeshops.
• 1,5 meter afstand van elkaar bewaren.
• Alle eerder genomen maatregelen worden verlengd tot en met maandag 6 april.
• Uitoefenen contactberoepen verboden. Uitzondering voor (para-)medische beroepen.
• Sluiting scholen en kinderopvang. Voor kinderen waarvan ten minste een ouder in een vitale beroepsgroep werkt, moet opvang beschikbaar blijven.
Coronamaatregelen per 24 maart 2020:
• Alle bijeenkomsten verboden, ook met minder dan 100 mensen. Voor (onder meer) begrafenissen en kerkelijke bruiloften geldt een uitzondering voor maximaal 30 personen.
• Voor casino's gelden vanaf nu dezelfde regels als eet- en drinkgelegenheden en sluiten.
Coronamaatregelen per 11 mei 2020:
• Meeste contactberoepen weer mogelijk.
• Basisscholen en kinderdagverblijven weer open. Basisscholen halveren de klassen.
• Bibliotheken weer open en nemen maatregelen om 1,5 meter afstand tussen bezoekers te waarborgen.
Coronamaatregelen per 1 juni 2020:
• Voortgezet onderwijs voor een kwart van de tijd weer open.
• Terrassen met zitplaatsen waarbij 1,5 meter afstand tot elkaar wordt gehouden weer toegestaan.
• Bioscopen, restaurants en cafés, en culturele instellingen (zoals concertzalen en theaters) mogen open, onder voorwaarden:
een maximum van 30 personen (incl. personeel) en 1,5 meter afstand;
bezoekers moeten reserveren;
in een gesprek vooraf tussen ondernemer en klant wordt ingeschat of een bezoek risico's oplevert.
• Musea en monumenten mogen open als bezoekers vooraf kaartjes kopen, zodat er gestuurd kan worden op de 1,5 meter afstand.
• Niet-medische mondkapjes in openbaar vervoer verplicht.
Coronamaatregelen per 8 juni 2020:
• Basisscholen en de kinderopvang 100% weer open.
Coronamaatregelen per 1 juli 2020:
• Geen limiet voor het aantal personen dat binnen of buiten bij elkaar komt. Wel 1,5 meter afstand.
• Kinderen tot 12 jaar hoeven onderling en tot volwassenen geen afstand meer te houden. Jongeren tot 18 jaar hoeven onderling geen afstand meer te houden, maar wel bij volwassenen.
• Spreekkoren, hard meezingen of schreeuwen in groepsverband is niet toegestaan. Voor zangkoren en zangensembles wordt repeteren en optreden onder voorwaarden weer mogelijk.
Coronamaatregelen per 6 augustus 202049:
• Kennismakingsactiviteiten in het kader van het nieuwe schooljaar vinden online plaats.
• Lokaal kunnen extra maatregelen gelden.
Coronamaatregelen per 18 augustus 2020:
• Mensen mogen thuis of in de tuin maximaal 6 bezoekers ontvangen (kinderen
t/m 12 jaar tellen niet mee), met 1,5 meter afstand.
Coronamaatregelen per 29 september 2020:
• Mensen mogen maximaal 3 bezoekers ontvangen (kinderen t/m 12 jaar tellen niet mee), met 1,5 meter afstand.
• In andere gebouwen dan de eigen woning geldt dat er met maximaal 4 personen een gezelschap mag worden gevormd. Kinderen tot en met 12 tellen hierbij niet mee. Dat betekent dat voor 1 huishouden of maximaal 4 personen, exclusief kinderen, een reservering bij een bioscoop of restaurant kan worden gemaakt.
Uitzondering op nieuw maximum gezelschapsgrootte geldt onder meer voor: personen die 1 huishouden vormen, kinderen tot 13 jaar, het belijden van een godsdienst of levensovertuiging, uitvaarten, personen die theater, dans, sport of muziek in de vorm van culturele uiting beoefenen, beroep, bedrijf of vereniging.
• Horeca hebben tot 21.00 uur inloop, om 22.00 uur is de zaak gesloten.
• Registratieplicht contactberoepen.
• Binnenruimtes met een doorstroom van bezoekers vindt bezoek plaats op basis van reservering per tijdvak.
• Aantal personen per ruimte wordt beperkt tot 30 inclusief kinderen tot en met 12 jaar en exclusief personeel. Buitenruimtes zonder continue doorstroom van personen geldt een maximum van 40 personen inclusief kinderen en exclusief personeel.
Uitzondering op maximum voor ruimtes binnen en buiten geldt voor personen bij een uitvaart.
Coronamaatregelen per 14 oktober 2020:
• Mensen mogen maximaal 3 bezoekers per dag ontvangen (kinderen t/m 12 jaar tellen niet mee) met 1,5 meter afstand.
• Sluiting horeca.
• Verbod op evenementen, met uitzondering van:
beurzen en congressen;
bioscopen en theaters.
• Doorstroomlocaties (bijvoorbeeld musea) blijven open op basis van reservering.
Sport is toegestaan met maximaal 4 personen op 1,5 meter.
• Wedstrijden zijn niet toegestaan.
Coronamaatregelen per 4 november 2020 voor twee weken boven op de reeds bestaande coronamaatregelen:
• “Blijf zoveel mogelijk thuis”.
• Binnen en buiten maximaal 2 bezoekers of 1 huishouden.
• Publiek toegankelijke locaties dicht (zoals musea, theaters en bibliotheken).
• Bij uitvaarten geldt vanaf 9 november een maximum van 30 personen.
• Bij huwelijksvoltrekkingen geldt een maximum van 20 personen.
• Evenementen (binnen en buiten) zijn verboden, met uitzondering van:
Betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de wet openbare manifestaties.
• Sport: maximaal 2 personen op 1,5 meter met uitzondering van kinderen t/m 17 jaar en topsporters. Groepslessen verboden.
Coronamaatregelen per 19 november 2020:
• Buitenshuis mogen maximaal 4 personen van verschillende huishoudens samen een groep vormen.
• In binnenruimtes waar mensen zitten geldt een maximaal aantal personen van 30.
• Evenementen zijn verboden, met uitzondering van (onder meer) bioscopen, theaters, concertzalen, musea, etc.
Coronamaatregelen per 15 december 2020:
• Alleen naar buiten met huishouden of groepje van maximaal 2 personen.
• (Onder meer) theaters, concertzalen, bioscopen, musea sluiten.
• Scholen geven les op afstand. Voor kinderen en ouders van kinderen met een cruciaal beroep is er noodopvang.
• Sluiting kinderdagopvang en basisscholen.
• Mondkapjesplicht in (onder andere) publieke binnenruimten, openbaarvervoervoorzieningen en luchthavens; uitzondering voor onder meer het beoefenen van podiumkunsten en acteren.
Coronamaatregelen per 20 januari 2021:
• Mensen mogen per dag maximaal 1 bezoeker van 13 jaar of ouder ontvangen. Maximaal 1 keer per dag op bezoek.
Coronamaatregelen per 23 januari 2021:
• Avondklok van 21.00 - 04.30 uur.
Coronamaatregelen per 8 februari 2021:
• Basisscholen en KDV(kinderdagverblijf)'s weer open.
Coronamaatregelen per 10 februari 2021:
• Voor niet-essentiële winkels ‘click & collect’ toegestaan.
Coronamaatregelen per 1 maart 2021:
• Middelbare scholen en het MBO gaan weer gedeeltelijk open.
Coronamaatregelen per 3 maart 2021:
• Sommige contactberoepen (zoals kappers en masseurs) mogen weer starten.
• Winkels mogen op afspraak klanten ontvangen. Per verdieping mogen maximaal 2 klanten tegelijk aanwezig zijn.
• Sommige mensen mogen weer samen buiten sporten. Dit geldt voor mensen t/m 26 jaar. Alleen met het eigen team binnen de eigen club.
Coronamaatregelen per 8 maart 2021:
• Bewoners in een verpleeghuis mogen 2 bezoekers per dag ontvangen. Dit mag als de bewoners een coronavaccin hebben gehad.
Coronamaatregelen per 16 maart 2021:
• Buitensporten met maximaal 4 personen alleen bij sportvereniging of door gemeenten aangewezen plekken.
Coronamaatregelen per 31 maart 2021:
• Avondklok gaat 1 uur later in van 22.00 - 04.30 uur.
Coronamaatregelen per 26 april 2021:
• HBO en universiteiten onder voorwaarden open.
Coronamaatregelen per 28 april 2021:
• Per dag maximaal 2 bezoekers van 13 jaar of ouder ontvangen. Maximaal 1 keer per dag op bezoek.
• Er is geen avondklok meer.
• Terrassen mogen open van 12.00 - 18.00 uur. Maximaal 2 personen/per huishouden per tafel. Kinderen t/m 12 jaar tellen niet mee.
• Niet-essentiële winkels mogen open tot 20.00 uur. Maximaal 1 klant per 25 m2.
Coronamaatregelen per 19 mei 2021:
• Buiten sporten mag weer met maximaal 30 volwassen mensen.
• Zwembaden en sportscholen mogen weer open. Maximaal 30 personen in 1 ruimte sporten. Mensen vanaf 18 jaar mogen nog geen groepslessen volgen.
• Culturele lessen binnen mogen weer met maximaal 30 personen per ruimte.
• Buitenparken en spellocaties mogen weer open. Reserveren verplicht.
• Bibliotheken weer open.
Coronamaatregelen per 5 juni 2021:
• Per dag maximaal 4 bezoekers vanaf 13 jaar of ouder thuis ontvangen. Maximaal 1 keer per dag op bezoek.
• Buiten met maximaal 4 personen samen zijn. Dit geldt ook voor activiteiten, zoals museum- of pretparkbezoek.
• Buiten sporten mag weer met maximaal 50 volwassen mensen. Kleedkamers, douches en kantines mogen weer open.
• Restaurants en cafés mogen weer open van 06.00 uur tot 22.00 uur. Geldt ook voor terrassen.
• Musea, bioscopen en theaters mogen weer open. Geldt ook voor binnenruimtes van attractie- en dierenparken en dierentuinen.
• Orkesten mogen weer samen oefenen. Ook andere vormen van kunst en cultuur beoefenen mogen maximaal 50 personen in één ruimte.
Coronamaatregelen per 26 juni 2021:
• Er zijn geen regels meer voor het aantal bezoekers thuis.
• Er zijn geen regels meer voor het aantal mensen in groepen buiten. 1,5 meter afstand houden geldt nog steeds.
• Mondkapje alleen nog verplicht op plekken waar 1,5 meter afstand houden niet kan.
• Mondkapje wel nog verplicht in het openbaar vervoer, op vliegvelden en op middelbare scholen.
• Minder thuiswerken. Advies is om maximaal de helft van de werktijd op kantoor te werken.
• Winkels, restaurants, cafés en theaters mogen langer open. Er gelden nog wel regels om 1,5 meter afstand te kunnen houden.
• Discotheken en clubs mogen weer open met coronatoegangsbewijs.
• Sommige evenementen kunnen weer met een coronatoegangsbewijs.
• Amateurwedstrijden mogen weer. Ook met publiek. Publiek houdt 1,5 meter afstand.
Coronamaatregelen per 10 juli 2021:
• Sluiting discotheken en clubs.
• Evenementen mogen maximaal 24 uur duren met vaste zitplaats en 2/3 van de capaciteit.
• Horeca dicht na 00.00 uur, alleen vaste zitplaatsen, live optredens en harde muziek verboden.
Coronamaatregelen per 19 juli 202l:
• Thuiswerken, tenzij het niet anders kan.
Coronamaatregelen per 8 augustus 2021:
• Terugkeren uit landen met een geel reisadvies alleen mogelijk met coronabewijs.
Coronamaatregelen per 30 augustus 2021:
• Studenten kunnen onder voorwaarden weer lessen volgen op MBO, HBO en universiteit. 1,5 meter afstand houden geldt niet meer op deze plekken.
Coronamaatregelen per 25 september 2021:
• Coronatoegangsbewijs vanaf 13 jaar in restaurants, cafés, op festivals, bij evenementen en sportwedstrijden en in bioscopen en theaters.
• 1,5 meter afstand houden hoeft niet meer, maar het is wel verstandig.
• Thuiswerken als het kan, op kantoor mag als dat nodig is.
• Voor festivals, optredens, feesten en sportwedstrijden geldt alleen voor binnen zonder vaste zitplaats een maximaal aantal bezoekers en sluitingstijd is 00.00 uur.
Coronamaatregelen per 3 november 2021:
• Werk minimaal de helft van de werktijd thuis.
Coronamaatregelen per 6 november 2021:
• Draag een mondkapje In gebouwen waar een toegangsbewijs niet verplicht is.
• Coronatoegangsbewijs op meer plekken verplicht.
Coronamaatregelen per 13 november 2021:
• Houdt 1,5 meter afstand op plekken waar geen toegangsbewijs verplicht is.
• Niet-essentiële winkels zijn open tot 18.00 uur. Essentiele winkels zijn open tot 20.00 uur.
• Restaurants en cafés zijn open tot 20.00 uur. Een coronatoegangsbewijs en een vaste zitplaats zijn verplicht.
• Evenementen duren tot 17.00 uur. Een coronatoegangsbewijs is verplicht en een vaste zitplaats. Maximaal 1250 mensen in een zaal.
• Er mag geen publiek bij sportwedstrijden. Niet bij amateurs en niet bij betaalde sporten.
• Er mogen maximaal 75 personen in een ruimte op het MBO, HBO en universiteiten.
• Werk thuis, ga alleen naar het werk als het moet.
• Ontvang maximaal 4 bezoekers per dag. Kinderen t/m 12 jaar tellen niet mee.
Coronamaatregelen per 28 november 2021:
• Bijna alles sluit om 17.00 uur. Ook evenementen en amateursport (trainingen en wedstrijden). Essentiële winkels zijn open tot 20.00 uur.
• Op de basisschool: leerlingen van groep 6, 7 en 8 dragen een mondkapje op de gang. Leerlingen van groep 6, 7 en 8 doen regelmatig een zelftest.
• Op de middelbare school: alle leerlingen en leraren dragen een mondkapje op de gang. Alle leerlingen en leraren doen regelmatig een zelftest.
Coronamaatregelen per 2 december 202l:
• Bij klachten een zelftest of testen bij de GGD. Bij een positieve zelftest is een GGD-test altijd nodig.
Coronamaatregelen per 14 december 2021:
• Basisscholen en scholen voor speciaal (basis)onderwijs gaan de week voor de kerstvakantie dicht. Ook de BSO is in deze week gesloten.
Coronamaatregelen per 19 december 2021: Lockdown.
• Blijf zoveel mogelijk thuis. Ook tijdens de feestdagen.
• Buiten maximaal 2 personen of 1 huishouden samen. Kinderen t/m 12 jaar tellen niet mee. Op 24 t/m 26 december maximaal 4 personen. Ook tijdens de jaarwisseling.
• Ontvang thuis maximaal 2 personen per dag. Kinderen tot en met 12 jaar tellen niet mee. Op 24 t/m 26 december maximaal 4 bezoekers ontvangen. Ook tijdens de jaarwisseling.
• Publiek toegankelijke locaties dicht. Met uitzondering van essentiële winkels en diensten, bibliotheken, banken en overheidsorganisaties.
• Scholen en BSO gaan dicht. Er zijn uitzonderingen voor kwetsbare leerlingen en kinderen van ouders met een cruciaal beroep.
Coronamaatregelen vanaf 2022:
De lockdown van december 2021 is op 15 januari 2022 weer opgeheven. Daarna volgden alleen nog maar versoepelingen: vanaf 26 januari 2022 gingen onder meer concertzalen en theaters weer open en werd de maximale groepsgrootte binnen op 1.250 mensen gesteld. Op 18 februari 2022 vervielen veel gedragsregels als het coronatoegangsbewijs werd toegepast. Ook werden per die datum sluitingstijden verruimd tot 01.00 uur. Eén week later, op 25 februari 2022, golden er in het geheel geen beperkte openingstijden meer en is de anderhalvemetermaatregel afgeschaft. Ook werd niet meer gewerkt met vaste zitplaatsen bij evenementen. In maart 2022 zijn alle coronaregels afgeschaald tot het niveau van een advies.
Steunmaatregelen
3.2.
De Staat heeft steunmaatregelen getroffen om de ingrijpende economische gevolgen van de onder 3.2 bedoelde coronamaatregelen te verzachten. Deze maatregelen kunnen worden onderscheiden in generieke steunmaatregelen en sectorspecifieke steunmaatregelen. Hierna volgt een overzicht van de belangrijkste steunmaatregelen.
Generieke steunmaatregelen
3.2.1.
De Tijdelijke noodmaatregel overbrugging werkgelegenheid (NOW) bood een tegemoetkoming in de loonkosten van werkgevers ter hoogte van maximaal 90%. De NOW was beschikbaar voor werkgevers die te maken hadden met ten minste 20% omzetverlies. De NOW had als doel loonbetaling te garanderen zodat ontslag van werknemers kon worden voorkomen.
3.2.2.
De Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (TOZO) was erop gericht om zelfstandigen tijdelijk (gedurende drie maanden) te steunen door middel van een aanvullende uitkering voor levensonderhoud en/of een lening voor bedrijfskapitaal. Met de TOZO werd mede beoogd om zelfstandigen (waarbij met name is gedacht aan zzp’ers) in staat te stellen om na de crisis hun bedrijf voort te zetten.
3.2.3.
De Tegemoetkoming ondernemers getroffen sectoren COVID-19 (TOGS) betrof een eenmalige tegemoetkoming voor bedrijven met omvangrijke vaste lasten. Deze tegemoetkoming werd alleen verstrekt aan ondernemingen met een fysieke vestiging buiten de woning waar de ondernemer zelf woonde.
3.2.4.
De Tegemoetkoming vaste lasten (TVL) betrof een subsidie aan MKB-bedrijven en was bedoeld om een tegemoetkoming te bieden voor (naast personeelskosten) vaste lasten zodat deze bedrijven over voldoende middelen konden beschikken om die lasten te betalen en hun onderneming draaiende te houden. De TVL-steun betrof altijd een percentage van minder dan 100% van de misgelopen omzet van de aanvrager.
3.2.5.
De Tijdelijke ondersteuning noodzakelijke kosten (TONK) voorzag in een (gedeeltelijke) tegemoetkoming voor noodzakelijke kosten voor huishoudens die als gevolg van de coronamaatregelen te maken hadden met een onvoorzienbare en onvermijdbare terugval in hun inkomen. Deze regeling stond ook open voor zzp’ers.
3.2.6.
Er zijn ook diverse fiscale maatregelen getroffen voor ondernemers. Zo is het zogenoemde urencriterium voor de zelfstandigenaftrek (dit criterium houdt in dat een ondernemer ten minste 1.225 uren per jaar moet besteden aan werkzaamheden voor de onderneming) versoepeld. Die versoepeling kwam erop neer dat werd aangenomen dat de zelfstandig ondernemer aan het urencriterium voldeed. Verder konden ondernemers met betalingsproblemen die verband hielden met de coronamaatregelen uitstel van belastingbetaling verkrijgen en verlaging van een voorlopige belastingaanslag verzoeken. Ten slotte zijn er maatregelen genomen om geldleningen en kredietfaciliteiten door middel van borgstelling van de Staat breder beschikbaar te maken.
Sectorspecifieke steunmaatregelen
3.2.7.
Naast generieke steunmaatregelen heeft de Staat steunpakketten ter beschikking gesteld voor verschillende sectoren die door de coronapandemie en de daarmee verband houdende coronamaatregelen werden geraakt. Ook voor de culturele en creatieve sector zijn in aanvulling op de generieke steunmaatregelen specifieke steunpakketten beschikbaar gesteld waarmee in totaal een bedrag van ruim 1,8 miljard euro was gemoeid. Bij het toekennen van deze steunpakketten heeft de Staat aansluiting gezocht bij de culturele basisinfrastructuur (BIS): een vierjarige subsidieverlening aan een beperkt aantal culturele instellingen op het gebied van podiumkunsten, musea, beeldende kunst, film, letteren, ontwerp, ontwikkeling & vernieuwing en ondersteunende instellingen. Daarnaast financiert de Staat zes rijkscultuurfondsen die subsidies verstrekken aan instellingen en makers in de culturele en creatieve sector. De sectorale geldelijke steun die de Staat in verband met de coronamaatregelen aan de culturele en creatieve sector ter beschikking heeft gesteld, is (voornamelijk) aan deze instellingen, waarmee de Staat dus reeds een subsidierelatie had, en de rijksfondsen toegekend. De fondsen hebben die gelden op hun beurt verdeeld onder daarvoor in aanmerking komende instellingen en makers/kunstenaars, waarbij door de Staat specifieke uitgangspunten aan de fondsen zijn meegegeven die bij deze verdeling in acht genomen moesten worden. Het primaire doel van de steunpakketten is geweest het behoud van de instellingen (de infrastructuur van de sector), zodat deze, ondanks sterk verminderde omzetten tijdens de coronajaren, levensvatbaar bleven en na de crisis hun activiteiten ten volle konden hervatten. Daarbij is ervan uitgegaan dat ook de in de sector werkzame zzp’ers en flexwerkers indirect van de aan de instellingen (die immers vaak hun opdrachtgevers zijn) verstrekte steungelden zouden profiteren (
trickle down-effect).
Kunstenbond
3.3.
Kunstenbond is een vakbond voor kunstenaars, cultuurmakers en andere werkenden in de culturele sector.
Eisers 2 t/m 4 en 6 t/m 10
3.4.
Eisers 2 t/m 4 en 6 t/m 10 zijn als zzp’er werkzaam in de culturele en creatieve sector.
3.4.1.
[eiser 1] is professioneel altviolist en eigenaar van de eenmanszaak
Musix For Youwaarmee zij concerten organiseert.
3.4.2.
[eiser 2] is bassist, componist en docent.
3.4.3.
[eiser 3] is lichtontwerper.
3.4.4.
[eiser 5] is zangeres en regisseur.
3.4.5.
[eiser 6] is componist en schrijft, altijd in opdracht, muziek voor festivals, orkesten en ensembles, solisten en andere musici in binnen- en buitenland.
3.4.6.
[eiser 7] is fotograaf, zij geeft onder meer kunstlessen op scholen en aan particulieren en doet fotowerk voor particulieren.
3.4.7.
[eiser 8] is klassiek zanger.
3.4.8.
[eiser 9] is concertpianist en pianodocent.

4.Het geschil

4.1.
Na wijziging van eis vorderen eisers – samengevat – dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
I. voor recht verklaart dat de Staat onrechtmatig heeft gehandeld en handelt tegenover de individuele eisers en daarom aan hen de schade moet vergoeden die zij hebben geleden en lijden als gevolg van de sluitingen en beperkende maatregelen;
II. de Staat veroordeelt tot het betalen van de volgende bedragen aan schadevergoedingen:
  • aan [eiser 1] € 31.210,02;
  • aan [eiser 2] € 28.009,-;
  • aan [eiser 3] € 56.284,-;
  • aan [eiser 5] € 65.447,-;
  • aan [eiser 6] € 25.603,08;
  • aan [eiser 7] € 26.780,-;
  • aan [eiser 8] € 55.542,- (zoals verminderd bij de akte van 20 november 2024);
  • en aan [eiser 9] € 9.549,-.
III. de Staat veroordeelt tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten tot een bedrag van € 3.230,78, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding;
IV. de Staat veroordeelt in de proceskosten.
4.2.
Eisers leggen aan hun vordering het volgende ten grondslag. Zij vinden dat de zzp’ers in de culturele en creatieve sector onevenredig hard getroffen zijn door de coronamaatregelen. Zij verwijten de Staat dat deze de zzp’ers in de culturele en creatieve sector onvoldoende heeft gecompenseerd voor het onevenredige nadeel dat zij van de coronamaatregelen menen te hebben ondervonden en vorderen vergoeding van hun schade, te weten de inkomsten die zij zijn misgelopen.
4.3.
De Staat voert verweer. De Staat concludeert tot niet-ontvankelijkheid van eisers, althans tot afwijzing van de vorderingen van eisers, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van eisers in de kosten van deze procedure.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

Kunstenbond is niet-ontvankelijk
5.1.
Eisers hebben hun vorderingen in de dagvaarding aanvankelijk (primair) gebaseerd op artikel 3:305a van het Burgerlijk Wetboek (BW), als een collectieve actie met Kunstenbond als beoogd belangenbehartiger voor alle zzp’ers in de culturele en creatieve sector. De dagvaarding is echter niet op de voor een collectieve actie voorgeschreven manier aangebracht en ingeschreven en is in zoverre nietig. De zaak is behandeld als een gewone dagvaardingsprocedure waarbij (bij akte van 10 februari 2023, zoals toegelicht in het bericht van eisers van 24 februari 2024) door eisers naar voren is gebracht dat de vorderingen ten behoeve alle zzp’ers in de culturele en creatieve sector zijn ingetrokken en Kunstenbond de procedure uitsluitend nog voert als lasthebber van de individuele eisers
.Uit de daartoe door eisers overgelegde stukken blijkt naar het oordeel van de rechtbank niet dat sprake is van (overeenkomsten van) lastgeving tussen de individuele eisers en Kunstenbond . De rechtbank laat dat in deze zaak in het midden omdat Kunstenbond – ook als wel sprake zou zijn van lastgeving – niet ontvankelijk is als eisende partij naast de individuele eisers. Welk belang Kunstenbond en/of de individuele eisers, die immers zelf partij zijn en vorderingen voor zichzelf hebben ingesteld, daarbij zouden hebben valt niet goed in te zien en volgt niet uit de door hem aangedragen feiten en omstandigheden. Dat Kunstenbond , zoals hij tijdens de mondelinge behandeling heeft benadrukt, opkomt voor alle zzp’ers in de sector is in dit verband niet redengevend, omdat de vorderingen niet zijn ingesteld voor alle zzp’ers. Het ontbreken van (voldoende) belang leidt tot niet-ontvankelijkheid. De rechtbank zal Kunstenbond dan ook in zijn vorderingen niet-ontvankelijk verklaren.
De grondslag van de vorderingen van de individuele eisers
5.2.
Eisers verwijten de Staat dat hij de zzp’ers in de culturele en de creatieve sector, waarvan de individuele eisers deel uitmaken, onvoldoende heeft gecompenseerd voor het onevenredig zware nadeel dat deze zzp’ers volgens hen hebben ondervonden van de coronamaatregelen die de Staat in de periode van 12 maart 2020 tot 26 januari 2022 (de coronaperiode) heeft getroffen. Kort gezegd, niet de coronamaatregelen zelf, maar het bieden van onvoldoende compensatie voor de nadelige gevolgen van die maatregelen, maken het handelen van de Staat volgens eisers onrechtmatig. De vorderingen van de individuele eisers zijn aldus gebaseerd op de verplichting die de Staat in hun ogen heeft om het door hen geleden (onevenredige) nadeel als gevolg van de coronamaatregelen te vergoeden (nadeelcompensatie). [2]
Tot 1 januari 2024 geldende recht inzake nadeelcompensatie van toepassing
5.3.
Bij Besluit van 6 oktober 2023 [3] is het tijdstip van inwerkingtreding van (onder meer) titel 4.5 van de Algemene wet bestuursrecht (Nadeelcompensatie) vastgesteld op 1 januari 2024. In Artikel IV van de Wet nadeelcompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten [4] is bepaald dat op schade, veroorzaakt door een besluit dat werd bekendgemaakt of een handeling die werd verricht vóór het tijdstip waarop deze wet voor dat besluit of die handeling in werking is getreden, het recht van toepassing blijft zoals dat gold vóór dat tijdstip. Dit betekent dat de vorderingen van de individuele eisers die betrekking hebben op schade als gevolg van besluiten en handelingen van de Staat gedurende de coronaperiode moeten worden beoordeeld naar het tot 1 januari 2024 geldende recht.
Juridisch kader
5.4.
Bij de beoordeling van de vorderingen van de individuele eisers stelt de rechtbank voorop dat niet ter discussie staat dat deze eisers ieder voor zich (fors) nadeel, ook in financiële zin, hebben ondervonden van de coronamaatregelen die de Staat heeft getroffen. Bij de mondelinge behandeling hebben zij overtuigend uiteengezet welke impact die maatregelen op hen hebben gehad en een beeld geschetst van de schade die zij in verband daarmee hebben geleden. Daarmee is echter de aansprakelijkheid van de Staat voor die schade nog niet gegeven. Uitgangspunt van het Nederlandse aansprakelijkheidsrecht is dat een ieder zijn eigen schade draagt. Dit uitgangspunt lijdt (onder meer) uitzondering indien de schade is veroorzaakt door onrechtmatig handelen van een ander dat aan die ander kan worden toegerekend. Zoals hiervoor is overwogen, staat in deze procedure vast dat de coronamaatregelen die de Staat heeft uitgevaardigd en gehandhaafd, op zichzelf geen onrechtmatige daad jegens de individuele eisers opleveren. De te beantwoorden vraag is, of de Staat desondanks voor de door de individuele eisers gestelde schade aansprakelijk is.
5.5.
Eisers stellen dat die vraag bevestigend moet worden beantwoord en daarvoor beroepen zij zich, kort gezegd, op het leerstuk van de nadeelcompensatie. In de rechtspraak is in dat verband de regel aanvaard dat de onevenredig nadelige – dat wil zeggen: buiten het normale maatschappelijke risico of het normale bedrijfsrisico vallende, en op een beperkte groep burgers of instellingen drukkende – gevolgen van een overheidshandeling of overheidsbesluit [5] niet ten laste van die beperkte groep behoren te komen, maar gelijkelijk over de gemeenschap dienen te worden verdeeld. Uit deze regel vloeit voort dat het toebrengen van zodanige onevenredige schade bij op zichzelf rechtmatige overheidshandelingen, zoals in dit geval het uitvaardigen en handhaven van de coronamaatregelen, jegens de getroffenen onrechtmatig is, indien voor de onevenredige schade geen vergoeding wordt aangeboden of een passende nadeelcompensatieregeling in het leven wordt geroepen. De rechtbank zal aan de hand van dit kader de vorderingen van de individuele eisers beoordelen.
Is sprake van buiten het normale maatschappelijk risico of het normale bedrijfsrisico vallende gevolgen van overheidshandelingen?
5.6.
Het vereiste dat hiervan sprake moet zijn, wordt veelal ook aangeduid als het vereiste dat degenen die zich op nadeelcompensatie beroepen, moeten aantonen dat de last die zij hebben ondervonden van een overheidshandeling
abnormaalwas. De rechtbank is van oordeel dat ten aanzien van de individuele eisers aan dit vereiste is voldaan. Hoewel de individuele eisers op zichzelf altijd rekening moeten houden met de mogelijkheid dat de Staat bijzondere maatregelen moet nemen in het kader van de volksgezondheid die impact hebben op de uitoefening van hun beroep, zijn de in verband met de coronapandemie getroffen maatregelen en de gevolgen die zij daarvan hebben ondervonden van een zodanige aard en omvang dat zij daarmee redelijkerwijs geen rekening konden houden. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer van de Staat dat van een andere opvatting getuigt.
Is sprake van een beperkte groep burgers of instellingen die onevenredige schade lijden als gevolg van overheidshandelingen?
5.7.
De kring van getroffenen moet beperkt zijn, willen zij met succes een beroep op nadeelcompensatie kunnen doen. Bovendien moeten degenen die deel uitmaken van deze beperkte groep aantonen dat zij behoren tot een andere groep (de zogenoemde referentiegroep) die eveneens door de maatregelen wordt geraakt en in een vergelijkbare positie verkeert, maar waarvan de deelnemers géén onevenredige schade lijden. Bij de beoordeling of van dit laatste sprake is, kan een rol kan spelen of degenen die van de referentiegroep deel uitmaken in tegenstelling tot die beperkte (sub)groep van getroffenen wél worden gecompenseerd, zonder dat voor het maken van dit onderscheid een rechtvaardiging aanwezig is. Deze vereisten worden samengevat ook wel aldus aangeduid dat degenen die aanspraak maken op nadeelcompensatie moeten aantonen dat op hen een
specialelast drukt.
5.8.
De gedachte achter dit vereiste van een
specialelast is onder meer dat het een taak van het bestuur/het kabinet en de wetgever is om de lusten en de lasten te verdelen over de leden van de samenleving. Daar gaat veelal een politiek debat aan vooraf en de gemaakte keuzes worden vastgelegd in democratisch tot stand gekomen wet- en regelgeving. Zo is dat ook gegaan bij de coronamaatregelen (met inbegrip van de steunmaatregelen). Het is niet aan de rechter om die regels en de daarmee samenhangende verdeling van gemeenschapsgelden naar eigen inzicht te veranderen, ook niet als de toepassing van die wet- en regelgeving meebrengt dat bepaalde groepen in de samenleving daarvan (meer) nadeel ondervinden (dan andere). Door te bepalen dat grote groepen van burgers die stellen (meer) nadeel te ondervinden van enig overheidshandelen (dan andere), gecompenseerd moeten worden, zou de rechter zich begeven op het terrein dat is voorbehouden aan het bestuur/het kabinet en de wetgever. Om dat te voorkomen dient de rechter terughoudendheid te betrachten bij de toepassing van het leerstuk van de nadeelcompensatie. Dat brengt onder meer mee dat de rechter waar het gaat om nadeelcompensatie alleen dan kan ingrijpen indien enkelingen of een beperkte (sub)groep ten opzichte van wat hierboven de referentiegroep is genoemd, onevenredig schade lijden als gevolg van overheidsmaatregelen en daarvoor geen adequate compensatie wordt aangeboden.
De zzp’ers in de culturele en creatieve sector vormen geen beperkte groep
5.9.
Eisers hebben gesteld dat de zzp’ers in de culturele en creatieve sector onevenredig zijn benadeeld door de coronamaatregelen en aanspraak kunnen maken op nadeelcompensatie. Omdat zij deel uitmaken van die sector, stellen de individuele eisers dat zij dus ook recht hebben op nadeelcompensatie. Gelet op deze stellingname en wat de rechtbank hiervoor heeft overwogen over, kort gezegd, het vereiste van een speciale last, dient te worden onderzocht of de zzp’ers in de culturele en creatieve sector zijn te beschouwen als een beperkte groep burgers. Eisers hebben voor de omschrijving van deze sector aansluiting gezocht bij de definitie die wordt gegeven in artikel 2 lid 1 van de Verordening tot vaststelling van het programma Creatief Europa. [6] Volgens die definitie wordt onder culturele en creatieve sectoren verstaan:
“(…) alle sectoren (…) waarin de activiteiten (…):
zijn gebaseerd op culturele waarden en artistieke en andere individuele of collectieve creatieve uitingen, en
het ontwikkelen, creëren, produceren, verspreiden en in stand houden van goederen en diensten die culturele, artistieke of andere creatieve uitingen belichamen, evenals aanverwante functies zoals educatie of beheer, omvatten;
ongeacht:
i) of de activiteiten in die sectoren wel of niet marktgericht zijn;
ii) het soort organisatie dat die activiteiten uitvoert, en
iii) hoe die organisatie wordt gefinancierd;
die sectoren omvatten onder meer architectuur, archieven, bibliotheken en musea, kunstambachten, audiovisuele werken (met inbegrip van film, tv-producties, videogames en multimediale uitingen), materieel en immaterieel cultureel erfgoed, design (inclusief modeontwerp), festivals, muziek, literatuur, uitvoerende kunsten (met inbegrip van theater en dans), boeken en uitgeverijen, radioproducties en beeldende kunsten.”
5.10.
Uitgaande van deze door eisers aangedragen en door de Staat overigens niet betwiste omschrijving, is de rechtbank van oordeel dat de zzp’ers in de culturele en creatieve sector geen beperkte groep vormen in de zin die daaraan in het kader van een vordering tot nadeelcompensatie dient te worden gehecht (zoals hiervoor uiteengezet). Niet alleen is deze groep in kwantitatieve zin veel te groot, de groep is ook te divers en te onbepaald. Het behoeft geen nader betoog dat bijvoorbeeld een zzp’er die videogames ontwikkelt of een zzp’er die boeken schrijft niet in gelijke mate de nadelige gevolgen van de coronamaatregelen behoeft te hebben ondervonden als een zzp’er die danser of toneelspeler is. Toch maken zij allen deel uit van de groep zzp’ers die volgens eisers onevenredige schade hebben geleden als gevolg van de coronamaatregelen en daarom aanspraak op nadeelcompensatie moeten kunnen maken. De rechtbank gaat daar niet in mee. Het voorgaande betekent dat de vorderingen van de individuele eisers voor zover deze zijn gebaseerd op de stelling dat het enkele feit dat zij deel uitmaken van de groep zzp’ers die werkzaam zijn in de culturele en creatieve sector,
“automatisch”meebrengt dat zij
“voldoende gecompenseerd hadden moeten worden voor de effecten van de coronamaatregelen”en dat de Staat
“door dit na te laten (…) onrechtmatig jegens hen (heeft) gehandeld” [7] , zullen worden afgewezen.
Ten overvloede: de Nederlandse samenleving kan niet als referentiegroep dienen
5.11.
Gelet op het oordeel van de rechtbank dat de groep “zzp’ers die werkzaam zijn in de culturele en creatieve sector” niet kwalificeert als een beperkte groep die zich kan beroepen op nadeelcompensatie in verband met de coronamaatregelen, behoeft strikt genomen niet te worden beoordeeld met welke referentiegroep deze groep zzp’ers vergeleken zou moeten worden. Ten overvloede zal de rechtbank hier toch kort op ingaan.
5.12.
Eisers hebben betoogd dat die referentiegroep bestaat uit alle andere in meer of mindere mate door (een van) de coronamaatregelen getroffenen. Zij komen dan ook tot de conclusie dat de referentiegroep de gehele samenleving betreft. In vergelijking
“met welke referentiegroep uit de samenleving dan ook”is volgens eisers,
“een zzp’er in de culturele en creatieve sector (…) in vergelijking met een andere zzp’er in een andere sector in het bijzonder getroffen, omdat de sector als zodanig (…) ongekend hard is getroffen” [8] . De rechtbank merkt op dat dit betoog niet geheel duidelijk is, omdat daaruit niet volgt of eisers nu de gehele samenleving als referentiegroep zien of zzp’ers in een andere sector, dat wil zeggen zzp’ers die niet in de culturele en creatieve sector werkzaam zijn. Indien dit laatste is bedoeld, kan de rechtbank dit niet rijmen met wat eisers elders aanvoeren, namelijk dat zij niet uitsluiten
“dat er andere zzp’ers in andere sectoren zijn ten aanzien waarvan het egalitébeginsel ook is geschonden”en dat zij
“niet als doel (hebben) te betogen dat zij de enige zijn of dat dit(schending van het egalitébeginsel, rechtbank)
uitsluitend voorkomt in de culturele en creatieve sector, al zal dan waarschijnlijk sprake zijn van een andere combinatie van factoren” [9] .
5.13.
Het voorgaande illustreert dat “de gehele samenleving” of “alle zzp’ers” niet geschikt zijn om te dienen als referentiegroep, waar het gaat, zoals hier, om een grote hoeveelheid diverse overheidsmaatregelen die niet specifiek op een bepaalde categorie burgers zijn gericht, maar in beginsel alle burgers in de samenleving hebben geraakt (zie het onder 5.3 vermelde overzicht van de coronamaatregelen). De rechtbank kan de last die de individuele eisers daarvan hebben ondervonden niet afzetten tegen de last die de “gemiddelde Nederlander” of de “gemiddelde zzp’er” hebben ondervonden. Afgezien van het feit dat de rechtbank niet over de gegevens beschikt die daarvoor benodigd zijn, zou die benaderingswijze kunnen meebrengen dat steeds weer andere groepen zich tot de rechter wenden met het betoog dat ook zij onevenredig benadeeld zijn ten opzichte van de “gemiddelde Nederlander” en daarom aanspraak kunnen maken op nadeelcompensatie. [10] Dat zou er uiteindelijk toe kunnen leiden dat de rechter zich op (te) grote schaal gaat bemoeien met de verdeling van de lasten en de lusten over de leden van de samenleving. Dat is echter onwenselijk, omdat die taak, zoals onder 5.8 is uiteengezet, is voorbehouden aan het bestuur/het kabinet en de wetgever. De relevante referentiegroep dient dus aanzienlijk beperkter te zijn en te bestaan uit personen die zich in een met de individuele eisers
vergelijkbarepositie bevinden, maar (veel) minder zwaar zijn getroffen door (de gevolgen) van de coronamaatregelen, zonder dat daarvoor een rechtvaardiging bestaat. Het is aan eisers om bij de onderbouwing van hun standpunt dat de individuele eisers onevenredig zwaar zijn getroffen van de juiste referentiegroep uit te gaan. Dat hebben zij niet gedaan.
Nog meer ten overvloede: steunmaatregelen brengen niet mee dat zzp’ers in de culturele en creatieve sector onevenredige schade lijden.
5.14.
Zoals onder 5.7 is overwogen, kan bij de beoordeling of degenen die een beroep op nadeelcompensatie doen onevenredige schade lijden ten opzichte van anderen die zich in een vergelijkbare positie bevinden (de referentiegroep), een rol spelen of laatstgenoemden in tegenstelling tot eerstgenoemden voor de geleden schade compensatie hebben ontvangen, zonder dat voor dit verschil een gegronde reden bestaat. Nu eisers hebben nagelaten een relevante referentiegroep te noemen waarmee de schade van de zzp’ers in de culturele en creatieve sector vergeleken zou kunnen worden, behoeft ook dit aspect strikt genomen geen beoordeling. Uit de stukken en de door de individuele eisers ter zitting afgelegde verklaringen blijkt echter dat het verwijt dat zij de Staat maken juist in belangrijke mate stoelt op hun gevoelen dat anderen in de culturele en creatieve sector meer compensatie/steun hebben ontvangen dan de in die sector werkzame zzp’ers en dat hiervoor geen rechtvaardiging aanwezig is. Daarin ziet de rechtbank aanleiding om – wederom ten overvloede – toch op dit aspect in te gaan. Bedoeld verwijt houdt in het bijzonder in:
1. dat werknemers in de culturele en creatieve sector, met behulp van de steunmaatregelen van de Staat, tijdens de coronaperiode er financieel niet op achteruit zijn gegaan, terwijl zzp’ers in die sector nauwelijks nog eigen inkomsten hadden en veelal moesten terugvallen op bijstandsniveau;
“een zzp’er in de culturele en creatieve sector is in vergelijking met een werkende (in die sector) in het bijzonder getroffen, omdat de steunmaatregelen die een zzp’er kon ontvangen in geen verhouding stonden tot de steunmaatregelen voor werkenden”, aldus eisers;
2. dat werkgevers in de culturele en creatieve sector specifieke steun hebben gehad die zzp’ers hebben moeten ontberen;
3. dat de financiële steun die aan de culturele en creatieve sector is verleend, grotendeels is verstrekt aan de instellingen, terwijl het veronderstelde
trickle down-effect (dat de instellingen deze steun ook zouden aanwenden om de zzp’ers aan het werk te houden) niet of nauwelijks heeft plaatsgevonden.
Ad 1. Heeft de Staat bij het verlenen van steun tijdens de coronaperiode ten onrechte onderscheid gemaakt tussen zzp’ers en werknemers in de culturele en creatieve sector?
5.14.1.
Terecht heeft de Staat aangevoerd dat de startpositie van zzp’ers en werknemers in de culturele en creatieve sector reeds bij aanvang van de pandemie verschillend was. Te denken valt aan de zekerheid die werknemers aan een arbeidsovereenkomst kunnen ontlenen (loondienst) tegenover het ondernemersrisico dat zzp’ers lopen, waar tegenover staat dat deze zzp’ers, onder andere, grotere vrijheden genieten. Die verschillen werken op allerhande gebieden door, zoals het arbeidsrecht, de sociale zekerheid en het fiscale regime (belasting op winst uit onderneming versus belasting op loon uit dienstbetrekking). Een belangrijk verschil is dat werknemers bij baanverlies – anders dan zzp’ers – in beginsel (tot 24 maanden) recht hebben op een WW-uitkering. Indien werkgevers als gevolg van bijzondere omstandigheden tijdelijk minder werk hebben voor hun werknemers, maar deze niet willen ontslaan, dan kunnen zij op basis van de Beleidsregel ontheffing verbod op werktijdverkorting (Werktijdverkortingregeling) [11] een vergunning tot werktijdverkorting aanvragen. De werknemer krijgt dan voor de niet gewerkte uren doorgaans (afhankelijk van wat hierover in de toepasselijke cao of arbeidsovereenkomst is geregeld) het volledige loon doorbetaald, dat achteraf door het UWV aan de werkgever wordt vergoed. Werknemers betalen zelf mee aan dit sociale vangnet bij ontslag of werktijdverkorting via de loonheffing die voor een belangrijk deel uit premies volksverzekering en premies werknemersverzekeringen bestaat. De Werktijdverkortingregeling is in de coronaperiode tijdelijk vervangen door de NOW (zie onder 3.3.1) die het voor werkgevers, kort gezegd, gemakkelijker maakte om vergunning tot werktijdverkorting te verkrijgen. De aanspraken van werknemers op doorbetaling van inkomen zijn echter onder de NOW feitelijk niet veranderd in vergelijking met de situatie vóór de pandemie.
5.14.2.
Zzp’ers hadden al vóór de pandemie uitbrak slechts een beperkt sociaal vangnet op basis van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen (Bbz) [12] , dat voorziet in een uitkering op bijstandsniveau. De voorwaarden voor een beroep op deze regeling zijn tijdens de coronaperiode door middel van TOZO (zie onder 3.3.2) versoepeld: zo zijn de vermogenstoets, de levensvatbaarheidstoets en, tijdens TOZO 1 [13] , de toets aan het partnerinkomen en de kostendelersnorm achterwege gelaten. Daarnaast konden zzp’ers aanspraak maken op de voorzieningen van TONK (zie onder 3.3.5) en enkele fiscale regelingen (zie onder 3.3.6).
5.14.3.
Uit het voorgaande blijkt dat de uitgangssituatie voor zzp’ers in de culturele en creatieve sector wezenlijk anders is dan die van werknemers. De rechtbank is van oordeel dat de Staat bij het nemen van steunmaatregelen op de bestaande verschillen tussen zzp’ers en werknemers in de culturele en creatieve sector heeft mogen voortborduren, waarbij van belang is dat de Staat ook oog heeft gehad voor de belangen van zzp’ers en bovendien steun op bijstandsniveau (als ondergrens) ook voor hen gegarandeerd was. [14] Nu niet gezegd kan worden dat voor deze verschillen geen (objectieve) rechtvaardiging aanwezig is, faalt het betoog van eisers dat die verschillen bijdragen aan hun standpunt dat zzp’ers in de culturele en creatieve sector onevenredige schade hebben geleden als gevolg van de coronamaatregelen (met inbegrip van de steunmaatregelen).
Ad 2. Specifieke steun aan werkgevers in de culturele en creatieve sector
5.14.4.
Hierover kan de rechtbank kort zijn. Kennelijk doelen eisers op de NOW-steun die, zoals uiteengezet onder 3.3.1, voorzag in een tegemoetkoming aan werkgevers zodat zij het loon van hun werknemers konden doorbetalen. Zzp’ers hebben per definitie geen personeelslasten, zodat niet valt in te zien waarom zij ongelijk zouden zijn behandeld doordat werkgevers die deze lasten wel hebben een tegemoetkoming konden krijgen en zzp’ers daar uiteraard niet voor in aanmerking kwamen. Terecht heeft de Staat er in dit verband op gewezen dat de
eigenarenvan de ondernemingen met personeel die NOW-steun hebben ontvangen, geen vergoeding hebben ontvangen voor de als gevolg van de coronamaatregelen gederfde winst en dus dit inkomensverlies, net zoals de zzp’ers, zelf hebben moeten dragen.
Ad 3. Is sectorale steun ten onrechte slechts via culturele instellingen verleend? Trickle down-effect
5.14.5.
In reactie op de stelling van eisers dat de sectorale steunmaatregelen de in de culturele en creatieve sector werkzame zzp’ers niet hebben bereikt en dat dit mede maakt dat die zzp’ers onevenredig zwaar zijn getroffen door de coronamaatregelen, heeft de Staat in de eerste plaats als verweer gevoerd dat hij bij het toekennen van de sectorspecifieke steunpakketten zoveel mogelijk aansluiting heeft gezocht bij het bestaande stelsel voor de landelijke culturele subsidieverlening, zoals dit onder 3.3.7 is uiteengezet. Volgens de Staat was het primaire doel van de steunmaatregelen erop gericht om de vitale onderdelen van de culturele en creatieve sector overeind te houden en was dit overigens ook in het belang van de in die sector werkzame zzp’ers. Deze zijn voor hun opdrachten (met name ook na de coronacrisis) in belangrijke mate van de desbetreffende instellingen afhankelijk. De Staat heeft onbetwist gesteld dat dit primaire doel grotendeels ook is bereikt. Deze stelling vindt bovendien steun in het door de Staat overgelegde rapport “Evaluatie coronasteun cultuursector: een Synthesestudie” (hierna het SEO-rapport). [15]
5.14.6.
Volgens de Staat zou een neveneffect van het verstrekken van steunpakketten aan BIS-instellingen en fondsen kunnen zijn dat deze instellingen die steun (ook) zouden kunnen gebruiken om zzp’ers aan het werk te houden. Dit zogenoemde
trickle down-effect is echter geen voorwaarde of primaire doelstelling van de sectorale steun geweest. In reactie op de stelling van eisers dat dit effect nagenoeg nihil was, heeft de Staat gewezen op het SEO-rapport waarin weliswaar wordt vastgesteld dat
trickle-downmaar beperkt heeft gewerkt, doch ook dat het:
“(…) overigens niet zo is dat trickle-down helemaal niet heeft gewerkt. Er werden wel degelijk ook makers ingehuurd en opdrachten verstrekt. Het is daarbij onduidelijk wat het alternatief zou zijn geweest voor
trickle down, behalve meer genereuze vormgeving van generieke steunmaatregelen (specifiek de inkomensvoorziening TOZO) die dan ook voor de rest van de economie zouden gelden.” [16]
5.14.7.
De Staat heeft er in dit verband voorts op gewezen dat de zzp’ers in de culturele en creatieve sector in aanvulling op de generieke steunmaatregelen, in elk geval enig profijt (kunnen) hebben gehad van de sectorspecifieke steunmaatregelen die voor deze sector zijn genomen. Vergeleken met zzp’ers in andere sectoren, waarvoor geen sectorale steunmaatregelen zijn getroffen, hebben de zzp’ers in de culturele en creatieve sector, zo begrijpt de rechtbank het standpunt van de Staat, (indirect) meer steun ontvangen.
5.14.8.
De rechtbank is van oordeel dat de Staat op objectieve gronden ervoor heeft kunnen kiezen om de steunpakketten (grotendeels) toe te kennen aan reeds gesubsidieerde BIS-instellingen en aan de Rijkscultuurfondsen, die de gelden op hun beurt hebben verdeeld onder daarvoor in aanmerking komende instellingen en makers. Door bij de sectorale steunverlening voort te bouwen op het bestaande landelijke subsidiestelsel heeft de Staat in de gegeven omstandigheden snel en efficiënt kunnen ingrijpen en dat heeft er mede toe geleid dat het primaire doel – het in standhouden van de culturele infrastructuur – grotendeels is bereikt. De rechtbank acht aannemelijk dat veel zzp’ers in de culturele en creatieve sector daarvan met name na de coronacrisis ook profijt hebben. Dit betekent dat de door de Staat gekozen aanpak te rechtvaardigen is en niet meebrengt dat de zzp’ers in de culturele en creatieve sector mede daardoor onevenredig schade hebben geleden (bijvoorbeeld) ten opzichte van andere in die sector werkzame personen en instellingen. Dit wordt niet anders doordat het
trickle down-effect tijdens de coronaperiode zich in mindere mate heeft voorgedaan dan verwacht. Dat dit effect zou optreden, was weliswaar de verwachting, maar gold niet als primair doel van de sectorale steunverlening, zoals de Staat onbetwist heeft gesteld. Bovendien is aannemelijk dat er als gevolg van de sectorale steunpakketten, zij het in beperkte mate, zzp’ers zijn ingehuurd en opdrachten aan hen zijn verstrekt.
De individuele eisers hebben niet gesteld dat zij ieder afzonderlijk onevenredig zwaar zijn getroffen in vergelijking met een relevante referentiegroep
5.15.
Voor zover de individuele eisers als subsidiaire grondslag voor hun vorderingen hebben bedoeld aan te voeren dat zij ieder voor zich, dus gelet op hun individuele omstandigheden en niet reeds omdat zij deel uitmaken van de groep zzp’ers die werkzaam is in de culturele en creatieve sector, onevenredig nadelige gevolgen hebben ondervonden van de coronamaatregelen, oordeelt de rechtbank als volgt. Ook in dat geval geldt dat de individuele eisers zijn uitgegaan van een onjuiste referentiegroep dan wel onvoldoende hebben onderbouwd met welke relevante referentiegroep zij zich vergelijken, terwijl het op hun weg ligt om dat te doen. De rechtbank verwijst naar haar overwegingen onder 5.11 en 5.12. Omdat de individuele eisers expliciet stellen dat (het betoog van de Staat) onjuist is dat “slechts met de individuele eisers vergelijkbare zzp’ers als referentiegroep hebben te gelden”, behoeft de rechtbank niet te onderzoeken of uit de afzonderlijke omstandigheden van de individuele eisers volgt dat zij, of één of enkelen van hen, ten opzichte van andere (vergelijkbare) zzp’ers in de culturele of creatieve sector onevenredig zwaar benadeeld zijn. De individuele eisers hebben ook onvoldoende gesteld om een zodanig onderzoek mogelijk te maken.
Beroep op artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM is onvoldoende onderbouwd
5.16.
Eisers hebben in de dagvaarding gesteld dat de Staat artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM heeft geschonden. Daartoe hebben zij aangevoerd dat de coronamaatregelen een inbreuk op het daar bedoelde eigendomsrecht vormen. Zij bestrijden niet dat de eigendomsbeperkende maatregelen bij wet zijn voorzien, een algemeen belang en daarmee een legitiem doel beoogden (dit zijn enkele voorwaarden die volgens het Protocol vervuld moeten zijn, wil een inbreuk of inmenging op het eigendomsrecht toegestaan zijn). Maar zij stellen zich op het standpunt dat die maatregelen de zogenoemde
fair balance-toets niet doorstaan. Volgens eisers ontbreekt een
fair balancetussen de door de coronamaatregelen geschade belangen van de zzp’ers in de culturele en creatieve sector (en daarmee van de individuele eisers) en de daarmee gediende belangen voor de volksgezondheid, omdat adequate compensatie ontbreekt voor het onevenredige nadeel dat deze zzp’ers hebben geleden. Ter onderbouwing van deze stellingen volstaan de eisers met een verwijzing naar hetgeen zij ter onderbouwing van hun op het nationale recht gestoelde claim inzake nadeelcompensatie hebben aangevoerd.
5.17.
De Staat heeft als verweer gevoerd dat het beroep van eisers op artikel 1 van het Eerste Protocol reeds daarom niet kan slagen, omdat potentiële (toekomstige) opdrachten en daarmee mogelijke inkomsten niet vallen onder het autonome eigendomsbegrip dat het Europese Hof voor de Rechten van de Mens hanteert bij de uitleg van deze bepaling. Omdat gemiste (onzekere) inkomsten niet onder de beschermende werking van artikel 1 van het Eerste Protocol vallen, wordt niet eens toegekomen aan de
fair balance-toets waarop eisers doelen, aldus de Staat.
5.18.
Eisers hebben niet meer gereageerd op dit verweer van de Staat dat in algemene zin juist is. Zij hebben dus ook niet nader toegelicht en met concrete feiten onderbouwd dat en waarom de potentiële inkomsten die de zzp’ers in de culturele en creatieve sector, of specifiek de individuele eisers, als gevolg van de coronamaatregelen zouden hebben gemist, toch onder de beschermende werking van artikel 1 van het Eerste Protocol vallen. Daarom gaat de rechtbank verder aan hun beroep op deze bepaling voorbij.
Conclusie en proceskosten
5.19.
Uit het voorgaande volgt dat Kunstenbond niet-ontvankelijk is en de vorderingen van de individuele eisers worden afgewezen. De overige verweren die de Staat heeft gevoerd, behoeven geen behandeling. Eisers zijn in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van de Staat worden begroot op:
- griffierecht
2.837,00
- salaris advocaat
8.142,00
(3 punten × € 2.714)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
11.157,00

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
verklaart Kunstenbond niet-ontvankelijk in zijn vorderingen,
6.2.
wijst de vorderingen van de individuele eisers af,
6.3.
veroordeelt eisers in de proceskosten van € 11.157,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als eisers niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend,
6.4.
verklaart dit vonnis voor wat de proceskostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A. van de Laarschot, mr. P. Dondorp en mr. J.L.M. Luiten en in het openbaar uitgesproken op 18 december 2024.

Voetnoten

1.Het betreft het overzicht dat de Staat heeft opgenomen in nr. 5.2 van de conclusie van antwoord (zonder de bronvermeldingen). Eisers hebben het overzicht niet betwist, zodat wat daarin staat vermeld als vaststaand kan worden aangenomen.
2.Die verplichting vloeit voort uit het beginsel van
3.Besluit van 6 oktober 2023 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van titel 4.5 van de Algemene wet bestuursrecht en daarmee samenhangende bepalingen uit de Wet nadeelcompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten en de Wet van 3 maart 2021 tot wijziging van de Algemene wet bestuursrecht en enkele andere wetten in verband met het nieuwe omgevingsrecht en nadeelcompensatierecht (
4.Wet van 31 januari 2013 tot aanvulling van de Algemene wet bestuursrecht met bepalingen over nadeelcompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatige overheidsdaad (
5.Hierna zal in dit verband kortheidshalve worden gesproken van ‘overheidshandeling(en)’; hiermee wordt tevens gedoeld op (een) overheidsbesluit(en).
6.Verordening (EU) 2021/818 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2021 tot vaststelling van het programma Creatief Europa (2021-2027).
7.Conclusie van repliek, nr. 23.
8.Conclusie van repliek, nr. 30.
9.Conclusie van repliek, nr. 48.
10.Zie bijvoorbeeld Rechtbank Den Haag, 9 november 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:11457, waarin door horecaondernemers een beroep is gedaan op nadeelcompensatie in verband met de coronamaatregelen.
11.
12.Besluit van 10 oktober 2003 tot vaststelling van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 7 van de Invoeringswet Wet werk en bijstand (Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004).
13.TOZO 1 gold van 1 maart tot 1 juni 2020. Daarna volgden meerdere versies van deze regeling (TOZO 2, 3 en 4).
14.In gelijke zin Rechtbank Den Haag, 17 januari 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:332.
15.Op p. vi van dit in opdracht van het Ministerie van onderwijs, cultuur en wetenschappen (OCW) door SEO Economisch Onderzoek, Kohnstamm Instituut en Andersson Elffers Felix opgestelde rapport, wordt vastgesteld dat het algemene beeld van de evaluatie is dat het beleid effectief is geweest: de culturele infrastructuur is overeind gehouden. De keuze van OCW om steun te verlenen aan de instellingen waar zij reeds een subsidierelatie mee heeft en de steunmaatregelen overigens te laten uitvoeren door de Rijkscultuurfondsen heeft volgens de onderzoekers (p. ii) goed uitgepakt.
16.T.a.p. p. ix.