ECLI:NL:RBDHA:2024:20967
Rechtbank Den Haag
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in een zorginstelling
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 november 2024 een beschikking gegeven naar aanleiding van een verzoek van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) om een rechterlijke machtiging voor opname en verblijf van een cliënt in een zorginstelling voor de duur van zes maanden, zoals bedoeld in artikel 24 van de Wet zorg en dwang (Wzd). De cliënt, geboren in 1943, verblijft momenteel in een accommodatie en heeft de wens geuit om naar Thailand te vertrekken. Het CIZ kwalificeerde deze uitlating als verzet tegen de opname.
Tijdens de mondelinge behandeling is de cliënt bijgestaan door zijn advocaat, mr. A.A. van Harmelen, en zijn zus was ook aanwezig. De specialist oudergeneeskunde en de behandelend arts hebben verklaard dat de cliënt lijdt aan uitgebreide neurocognitieve stoornissen en vasculaire Parkinson, wat zijn vermogen om realistische beslissingen te nemen beïnvloedt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de cliënt zelfstandig naar buiten kan gaan en steeds terugkeert naar de accommodatie, wat erop wijst dat er geen daadwerkelijke vertrekwens is.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat de uitlating van de cliënt om naar Thailand te willen vertrekken niet kan worden gekwalificeerd als verzet. Aangezien niet voldaan is aan de criteria voor het verlenen van een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf, heeft de rechtbank het verzoek van het CIZ afgewezen. De beschikking is gegeven door mr. A.S. Perniciaro, rechter, en is vastgesteld op 5 december 2024. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.