ECLI:NL:RBDHA:2024:20954
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke procedure inzake verblijfsdocument EU/EER
In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening beoordeeld van een verzoeker die bezwaar heeft gemaakt tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie. Het betreft een besluit van 26 april 2024, waarin de minister heeft beslist dat verzoeker niet in aanmerking komt voor een verblijfsdocument EU/EER. Op 4 oktober 2024 heeft de minister het bezwaar van verzoeker ongegrond verklaard, maar verzoeker heeft hiertegen geen beroep ingesteld. Dit leidt tot de vraag of het verzoek om een voorlopige voorziening ontvankelijk is, gezien het ontbreken van een beroep tegen het besluit van de minister.
De voorzieningenrechter oordeelt dat een verzoek om een voorlopige voorziening alleen kan worden gedaan als er een bezwaar- of beroepsprocedure aan de gang is, wat in dit geval niet het geval is. Verzoeker is vrijgesteld van het betalen van griffierecht vanwege betalingsonmacht, maar dit verandert niets aan de ontvankelijkheid van het verzoek. De voorzieningenrechter stelt vast dat verzoeker geen beroep heeft ingesteld tegen het besluit van 4 oktober 2024, waardoor niet wordt voldaan aan het connexiteitsvereiste. Dit betekent dat het verzoek om een voorlopige voorziening kennelijk niet-ontvankelijk is.
De voorzieningenrechter verklaart het verzoek niet-ontvankelijk en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M. Duifhuizen, in aanwezigheid van mr. S. Berendsen, griffier, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open, zoals bepaald in de Algemene wet bestuursrecht.