In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiseres behandeld dat is ingediend tegen het niet tijdig beslissen op haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. F. Engelbertink, heeft beroep ingesteld omdat de minister van Asiel en Migratie, verweerder in deze zaak, niet binnen de gestelde termijnen heeft beslist op haar aanvraag. De rechtbank heeft eerder, op 10 juni 2024, bepaald dat verweerder binnen acht weken moest beslissen, of binnen twintig weken als nader onderzoek nodig was. Eiseres stelt dat deze termijnen zijn overschreden, wat aanleiding geeft voor haar beroep.
De rechtbank heeft in deze zaak geen zitting gehouden, omdat dit niet noodzakelijk werd geacht. Eiseres heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht, wat door de rechtbank is toegewezen, omdat zij aan de voorwaarden voor vrijstelling voldoet. De rechtbank heeft vervolgens het verzoek van verweerder om aanhouding van de behandeling van het beroep afgewezen, omdat dit de prikkel voor verweerder zou wegnemen om tijdig een beslissing te nemen.
De rechtbank concludeert dat het beroep gegrond is, omdat verweerder niet binnen de gestelde termijn een besluit heeft genomen. De rechtbank draagt verweerder op om binnen twee weken na verzending van de uitspraak alsnog een besluit op de aanvraag bekend te maken. Tevens wordt verweerder een dwangsom opgelegd van € 200,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten tot een bedrag van € 437,50, omdat zij een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld.