ECLI:NL:RBDHA:2024:20949

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 december 2024
Publicatiedatum
13 december 2024
Zaaknummer
NL24.44261
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot uitzetting van verzoekster

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 12 december 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster had eerder een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor het verblijfsdoel 'familie en gezin', welke door de minister van Asiel en Migratie was afgewezen. Het primaire besluit dateert van 13 september 2023, en het bestreden besluit, waarin het bezwaar van verzoekster ongegrond werd verklaard, is van 16 oktober 2024. Verzoekster heeft beroep ingesteld tegen dit bestreden besluit en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat zij niet zou worden uitgezet voordat op haar beroep was beslist.

De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting, aangezien verweerder niet heeft gereageerd op het verzoek om een reactie. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat verzoekster een spoedeisend belang heeft bij de verzochte voorziening, omdat zij niet terug kan keren naar Bosnië gedurende de behandeling van haar beroep. Verweerder heeft zich niet verzet tegen de toewijzing van de voorlopige voorziening, wat heeft geleid tot de beslissing om het verzoek toe te wijzen.

De rechtbank heeft bepaald dat de uitzetting van verzoekster achterwege blijft totdat op het beroep is beslist. Daarnaast is verweerder veroordeeld tot betaling van € 875,- aan proceskosten en moet het door verzoekster betaalde griffierecht van € 184,- vergoeden. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing, zoals volgt uit artikel 8:81 van de Awb.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.44261

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoekster], verzoekster

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. J.W. van de Wege),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 13 september 2023 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoekster om een verblijfsvergunning regulier voor het verblijfsdoel ‘familie en gezin’ heeft afgewezen.
In het besluit van 16 oktober 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoekster ongegrond verklaard en haar verzoek om opheffing van het inreisverbod afgewezen.
Verzoekster heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Zij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, inhoudende dat zij niet wordt uitgezet voordat op het beroep is beslist.
Verweerder heeft niet gereageerd op het verzoek om een reactie van de rechtbank.
De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid van de Algemene
wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, kan op
verzoek een voorlopige voorziening treffen als tegen een besluit bezwaar is gemaakt en
onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. [1]
2. Verweerder heeft in het besluit aan verzoekster meegedeeld dat verzoekster
de behandeling van het beroep niet in Nederland mag afwachten en dat verzoekster moet
terugkeren naar Bosnië. Verzoekster heeft daarom een spoedeisend belang bij de verzochte
voorziening.
3. Het verzoek strekt ertoe te bepalen dat verzoekster gedurende de behandeling van
het beroep niet wordt uitgezet. Verweerder heeft zich niet kenbaar verzet tegen toewijzing van een voorlopige voorziening zover dit ziet op het niet uitzetten van verzoekster totdat op het door haar ingestelde beroep tegen het bestreden besluit is beslist. Daarom wijst de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening toe.
4. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, krijgt verzoekster ook een
vergoeding voor de proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. Deze
vergoeding bedraagt € 875,- omdat de gemachtigde van verzoekster een verzoekschrift heeft
ingediend. Ook moet de staatssecretaris het door de verzoekster betaalde griffierecht van
€184,- aan haar vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- wijst het verzoek toe;
- treft de voorlopige voorziening dat uitzetting achterwege blijft totdat op het beroep is beslist;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 837,- aan proceskosten van verzoekster.
- bepaalt dat verweerder het door verzoekster betaalde griffierecht van € 184 moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan op 12 december 2024 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van mr. Ż.A. Meinert, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Dat volgt uit artikel 8:81 van de Awb.