ECLI:NL:RBDHA:2024:2093
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-beschikking ongegrond verklaard
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 februari 2024 uitspraak gedaan in een geschil over de waarde van een onroerende zaak, gelegen aan [adres] te [plaats]. De belanghebbende, vertegenwoordigd door gemachtigde G. Gieben, had bezwaar gemaakt tegen de WOZ-beschikking van de heffingsambtenaar van de gemeente Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland, die de waarde van de woning op 1 januari 2021 had vastgesteld op € 756.000. De belanghebbende betwistte deze waarde en stelde dat de woning een waarde van € 574.000 had.
Tijdens de zitting op 17 januari 2024 was de belanghebbende niet aanwezig, maar de heffingsambtenaar werd vertegenwoordigd door [naam 1] en [naam 2]. De rechtbank heeft het verzoek tot uitstel van de zitting afgewezen, omdat de gemachtigde van de belanghebbende niet tijdig voor vervanging had gezorgd. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar voldoende aannemelijk had gemaakt dat de vastgestelde waarde niet te hoog was. De rechtbank heeft daarbij gekeken naar de matrix en de onderlinge verschillen tussen de woning en vergelijkingsobjecten, zoals uitstraling, kwaliteits- en onderhoudsniveau en ligging.
De rechtbank concludeerde dat de heffingsambtenaar voldoende rekening had gehouden met de relevante factoren en dat de argumenten van de belanghebbende niet overtuigend waren. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag.