ECLI:NL:RBDHA:2024:2092
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-beschikking ongegrond verklaard na afwijzing uitstelverzoek
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 februari 2024 uitspraak gedaan in een geschil over de waarde van een onroerende zaak, gelegen aan [adres] te [plaats]. De belanghebbende, vertegenwoordigd door gemachtigde G. Gieben, had bezwaar gemaakt tegen de WOZ-beschikking van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland, die de waarde van de woning op 1 januari 2021 had vastgesteld op € 411.000. De belanghebbende stelde dat de waarde te hoog was en bepleitte een waarde van € 320.000. Tijdens de zitting op 17 januari 2024 was de belanghebbende niet aanwezig, omdat de gemachtigde zich had afgemeld wegens ziekte en een verzoek tot uitstel had ingediend, dat door de rechtbank werd afgewezen.
De rechtbank overwoog dat de heffingsambtenaar aannemelijk had gemaakt dat de vastgestelde waarde niet te hoog was. De rechtbank volgde de heffingsambtenaar in zijn argumentatie dat rekening was gehouden met de verschillen tussen de woning en vergelijkingsobjecten, waaronder de KOUDV-factoren en de oppervlakte. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar voldoende inzicht had gegeven in de waardebepaling en dat er geen schending was van de wettelijke verplichtingen met betrekking tot de informatievoorziening aan de belanghebbende.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag.