ECLI:NL:RBDHA:2024:20912
Rechtbank Den Haag
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van belaging en niet-ontvankelijk verklaring van de vordering van de benadeelde partij
Op 12 december 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1977 in de Bondsrepubliek Duitsland, die beschuldigd werd van belaging. De zaak werd behandeld in de meervoudige kamer onder parketnummer 09/206994-19. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting gehouden op verschillende data, waaronder 8 november 2019 en 28 november 2024. De officier van justitie, mr. A.J. Algera, heeft vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. E.K.B. Bijl, eveneens vrijspraak heeft gevraagd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat hij de tenlastegelegde feiten heeft gepleegd. Er was onvoldoende bewijs dat de verdachte foto's heeft gemaakt van de aangever of diens (ex-)partner. De rechtbank oordeelde dat de foto's die de verdachte heeft gemaakt van het terrein en het schip van de aangever niet als wederrechtelijk handelen kunnen worden gekwalificeerd, aangezien deze foto's een rol speelden in eerdere gerechtelijke procedures. Daarom heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van de belaging.
Daarnaast heeft de benadeelde partij, [naam], een schadevergoeding van € 8.448,44 gevorderd, maar de rechtbank heeft deze vordering niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte van het feit waarop de vordering betrekking heeft, is vrijgesproken. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in zijn vordering tot schadevergoeding, wat betekent dat de vordering niet verder in behandeling wordt genomen. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier, mr. S.A.E. Tesson, en is openbaar uitgesproken.