ECLI:NL:RBDHA:2024:20908
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag met betrekking tot verantwoordelijkheid Bulgarije
Op 12 december 2024 heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, uitspraak gedaan in de zaak van een verzoeker van Syrische nationaliteit die een voorlopige voorziening had aangevraagd in verband met zijn asielaanvraag. De verzoeker had eerder een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag was door de Minister van Asiel en Migratie niet in behandeling genomen. De minister stelde dat Bulgarije verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag, conform de Dublin-verordening.
De verzoeker heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. In een eerdere uitspraak, met zaaknummer NL24.41117, heeft de rechtbank het beroep van de verzoeker ongegrond verklaard. Hierdoor was er geen noodzaak meer voor een voorlopige voorziening, en heeft de voorzieningenrechter het verzoek afgewezen.
De voorzieningenrechter, mr. C.H. de Groot, heeft in zijn beslissing aangegeven dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.