ECLI:NL:RBDHA:2024:20889

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 november 2024
Publicatiedatum
12 december 2024
Zaaknummer
C/09/673185 / FA RK 24-6959
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking inzake gezamenlijke toegang ouders en kinderalimentatie

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 29 november 2024 een beschikking gegeven in het kader van de Procedure gezamenlijke toegang ouders (PGTO). De ouders, vertegenwoordigd door hun advocaten, hebben een deelnameformulier ingediend waarin zij verzoeken om gezamenlijke toegang tot hun minderjarige kind, geboren in 2022. De rechtbank heeft kennisgenomen van de verzoeken en de ouders hebben ingestemd met de procedure volgens de 'Procesregels Project gezamenlijke toegang ouders'. Tijdens de zitting is besproken dat de ouders het erover eens zijn dat het kind zijn hoofdverblijfplaats bij de moeder zal hebben, en dat de zorg- en opvoedingstaken verdeeld zullen worden. De rechtbank heeft de ouders de tijd gegeven om een ouderschapsplan op te stellen, maar na de zitting hebben zij bericht dat dit niet is gelukt. De rechtbank heeft vervolgens de verzoeken van de ouders beoordeeld en heeft een beslissing genomen over de zorgregeling, de kinderalimentatie en de verdeling van de gezamenlijke woning. De rechtbank heeft bepaald dat de vader € 235,- per maand aan kinderalimentatie moet betalen, met ingang van 1 juni 2024. Daarnaast is de echtelijke woning aan de moeder toegedeeld voor een bedrag van € 360.000,-, met de verplichting dat zij voor 1 februari 2025 aantoont dat zij de woning kan overnemen. De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte afgewezen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 24-6959
Zaaknummer: C/09/673185
Datum beschikking: 29 november 2024

Procedure gezamenlijke toegang ouders

Beschikking op het op 27 september 2024 ingekomen deelnameformulier van:

[de moeder] ,

de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. H.H.M. de Vries-Veringa in Lisse,
en

[de vader] ,

de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. M.J. Boers in ’s-Gravenzande.

Procedure

De ouders hebben zich tot de rechtbank gewend door het indienen van een door beide ouders ingevuld en ondertekend deelnameformulier ‘Procedure gezamenlijke toegang ouders’, met bijlagen. Ter zake van het verzoek over de wijze van verdeling van de eenvoudige gemeenschap hebben de ouders zich samen tot de rechtbank gewend in de zin van artikel 96 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De (kinder)rechter treedt voor de behandeling en beoordeling van dit verzoek op als kantonrechter. De ouders hebben ermee ingestemd dat de procedure wordt gevoerd volgens de ‘Procesregels Project gezamenlijke toegang ouders’.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het deelnameformulier, met bijlagen.
Op 25 oktober 2024 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de ouders, bijgestaan door hun advocaten. Hoewel daartoe uitgenodigd, is geen vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming verschenen.
Op de zitting is afgesproken dat de ouders twee weken tijd zouden krijgen om de tijdens de zitting gemaakte afspraken op te nemen in een ouderschapsplan.
Na de zitting heeft de rechtbank ontvangen:
  • het e-mailbericht van 12 november 2024 van de vader;
  • het e-mailbericht van 12 november 2024 van de moeder.
Daarin hebben de ouders de rechtbank bericht dat het hen niet is gelukt om de op de zitting gemaakte afspraken op te nemen in een ouderschapsplan.

Feiten

  • De ouders hebben een affectieve relatie met elkaar gehad. Zij hebben op [datum] 2023 in [plaatsnaam 1] een samenlevingsovereenkomst gesloten.
  • Zij zijn de ouders van de minderjarige [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2022 in [geboorteplaats] .
  • De vader heeft [minderjarige] erkend.
  • De ouders oefenen volgens een aantekening in het gezagsregister sinds 22 november 2022 gezamenlijk het gezag uit over [minderjarige] .
  • [minderjarige] woont bij de moeder.

Verzoeken

De ouders zijn het erover eens dat:
  • [minderjarige] de hoofdverblijfplaats bij de moeder zal hebben;
  • [minderjarige] in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken iedere week op woensdagmiddag en om de week van vrijdagmiddag tot zondagavond bij de vader zal zijn;
  • de schoolvakanties bij helfte moeten worden verdeeld, zodra [minderjarige] naar school toegaat;
  • de feestdagen verdeeld moeten worden;
  • zij elkaar zullen informeren over belangrijke gebeurtenissen, gezondheid, (activiteiten op) school, contacten met derden, activiteiten en festiviteiten van [minderjarige] , hobby’s, vakantiebestemmingen en grote uitstapjes (met overnachtingen elders) en dat zij belangrijke beslissingen, zoals over school, huiswerkbegeleiding en medische behandelingen, samen zullen nemen;
  • de vader aan de moeder kinderalimentatie voor [minderjarige] moet betalen;
  • de echtelijke woning van de ouders aan de moeder wordt toegedeeld,
en zij verzoeken de rechtbank dienovereenkomstig te beslissen.
De ouders zijn het er niet over eens:
  • op welk tijdstip [minderjarige] in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken naar de moeder moet worden teruggebracht;
  • hoe de feestdagen verdeeld moeten worden;
  • of er in het kader van de kinderalimentatie voor [minderjarige] sprake is van behoefte verhogende kosten, hoe hoog de door de vader aan de moeder te betalen kinderalimentatie moet zijn en vanaf welke datum de vader kinderalimentatie aan de moeder moet betalen;
  • tegen welke waarde de echtelijke woning aan de moeder wordt toegedeeld,
en zij verzoeken de rechtbank hierover een beslissing te nemen.

Beoordeling

SamenleversDe ouders hebben in maart 2024 hun affectieve relatie beëindigd. In het kader van deze procedure hebben zij de rechtbank verzocht om hun overeenstemming over voornoemde onderwerpen vast te leggen. Daarnaast hebben zij voornoemde geschilpunten aan de rechtbank voorgelegd.
Hoofdverblijfplaats
Uit het deelnameformulier blijkt dat de ouders het erover eens zijn dat [minderjarige] zijn hoofdverblijfplaats bij de moeder zal hebben. Zij verzoeken de rechtbank om dit vast te stellen. De rechtbank zal dienovereenkomstig beslissen, ook omdat zij een vaststelling in het belang van [minderjarige] acht.
Verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
Uit het deelnameformulier blijkt dat de ouders het erover eens zijn dat [minderjarige] iedere week op woensdagmiddag en om de week van vrijdagmiddag tot zondagavond bij de vader verblijft. De ouders zijn het er ook over eens dat de schoolvakanties, zodra daarvan sprake is, verdeeld moeten worden en hoe de feestdagen – met uitzondering van kerstavond, Eerste Kerstdag en Tweede Kerstdag, zodra hierna zal worden overwogen – verdeeld moeten worden. De rechtbank zal dienovereenkomstig beslissen, ook omdat zij dit in het belang van [minderjarige] acht.
Uit het deelnameformulier blijkt dat de ouders het niet eens zijn over het tijdstip waarop [minderjarige] op woensdag- en zondagavond moet worden teruggebracht naar de moeder. De moeder wil dat [minderjarige] om 18.00 uur wordt teruggebracht en de vader wil dat [minderjarige] om 18.30 uur wordt teruggebracht, welk tijdstip opschuift naarmate de bedtijd van [minderjarige] opschuift.
Op de zitting heeft de rechtbank uitgebreid met de ouders gesproken over de zorgregeling en het contact tussen de vader en [minderjarige] . Na een schorsing heeft de moeder ermee ingestemd dat [minderjarige] voortaan op zondagavond om 18.30 uur, nadat hij heeft gegeten bij de vader, door de vader wordt teruggebracht naar de moeder. De rechtbank zal aldus beslissen, ook omdat zij dat in het belang van [minderjarige] acht. Het is de ouders niet gelukt om overeenstemming te bereiken over het tijdstip waarop [minderjarige] op woensdagavond naar de moeder moet worden teruggebracht. De rechtbank zal daarom een beslissing nemen en, zoals op de zitting al is voorgehouden, bepalen dat [minderjarige] op woensdagavond om 18.15 uur, na het avondeten, door de vader moet worden teruggebracht naar de moeder. Zo kan [minderjarige] enerzijds bij de vader avondeten en heeft [minderjarige] anderzijds tijd om bij de moeder te acclimatiseren voordat hij naar bed toegaat. De rechtbank acht dit in zijn belang. De vader haalt [minderjarige] op woensdagmiddag op bij de schoonzus van de moeder om 15.00 uur, zolang [minderjarige] nog een middagslaapje doet, en uit zijn werk, wanneer [minderjarige] geen middagslaapje meer doet.
Uit het deelnameformulier blijkt dat de ouders het niet eens zijn over de verdeling van kerstavond, Eerste Kerstdag en Tweede Kerstdag.
Op de zitting zijn de ouders overeengekomen dat [minderjarige] op kerstavond bij de moeder zal zijn, op Eerste Kerstdag van 10.30 uur tot Tweede Kerstdag 11.30 uur/12.00 uur bij de vader zal zijn en op Tweede Kerstdag vanaf 11.30 uur/12.00 uur bij de moeder zal zijn. De vader haalt [minderjarige] op Eerste Kerstdag op bij de moeder en brengt [minderjarige] op Tweede Kerstdag terug naar de moeder. De rechtbank zal dienovereenkomstig beslissen, ook omdat zij dit in het belang van [minderjarige] acht.
Informatie- en consultatieregeling
Uit het deelnameformulier blijkt dat de ouders het erover eens zijn dat zij informatie over belangrijke gebeurtenissen, gezondheid, (activiteiten op) school, contacten met derden, activiteiten en festiviteiten van [minderjarige] , hobby’s, vakantiebestemmingen en grote uitstapjes (met overnachtingen elders) met elkaar zullen delen en dat zij belangrijke beslissingen, zoals over school, huiswerkbegeleiding en medische behandelingen, samen zullen nemen. Zij verzoeken de rechtbank om deze informatie- en consultatieregeling vast te stellen. De rechtbank zal dienovereenkomstig beslissen, ook omdat zij dit in het belang van [minderjarige] acht. Daarbij merkt de rechtbank op dat de verplichting elkaar te informeren en consulteren en de verplichting gezamenlijk belangrijke beslissingen te nemen, ook voortvloeit uit het Burgerlijk Wetboek.
Overige gezagsgeschillen
Op de zitting hebben de ouders nog afgesproken dat digitale apparatuur van [minderjarige] , zoals een smartwatch, mobiele telefoon en tablet, over en weer ter beschikking worden gesteld. Verder hebben de ouders afgesproken dat zij in beginsel zelf verantwoordelijk zijn om [minderjarige] op te vangen wanneer [minderjarige] bij hen is en dat zij, als het niet lukt hem zelf op te vangen, eerst elkaar zullen benaderen voordat gekeken wordt naar opvang door derden. Deze afspraken lenen zich niet voor opname in het dictum van deze beschikking, maar zijn tussen de ouders onderling wel bindend. De rechtbank gaat ervan uit dat de ouders zich hier in het belang van [minderjarige] aan zullen houden.
De rechtbank heeft nog gesproken over de wens van de moeder dat de vader aan haar doorgeeft waar [minderjarige] precies verblijft als hij bij de vader is. De vader verblijft regelmatig met [minderjarige] bij zijn familie in Dronten en de moeder wil dit graag weten, zodat zij paraat kan staan als er iets met [minderjarige] is. De vader voelt zich hierdoor gecontroleerd door de moeder. Na een schorsing heeft de moeder aangegeven dat zij deze wens laat voor wat het is, nu dit een breekpunt voor de vader is.
Kinderalimentatie
De ouders hebben geen overeenstemming bereikt over de kinderalimentatie. De rechtbank zal daarover daarom een beslissing nemen.
Behoefte
De ouders zijn het erover eens dat de tabelbehoefte van [minderjarige] € 880,- per maand is in 2024.
De ouders zijn het er niet over eens of de netto kinderopvangkosten de tabelbehoefte van [minderjarige] verhogen.
De rechtbank volgt het Rapport Alimentatienormen van de Expertgroep Alimentatie, waarin onder 3.2.6 is opgenomen dat bepaalde extra kosten zo uitzonderlijk kunnen zijn, dat partijen deze niet kunnen betalen uit de standaardbedragen in de tabel en deze uitgaven daadwerkelijk op het (gezins)inkomen drukken. Mede gelet op de gemotiveerde betwisting van de vader, ziet de rechtbank in wat de moeder heeft aangevoerd geen aanleiding om de behoefte van [minderjarige] te vermeerderen met de netto kinderopvangkosten. Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken dat deze kosten zo uitzonderlijk hoog zijn, dat deze niet al in de gehanteerde tabelbedragen zijn verdisconteerd. Bij de berekening van de kinderalimentatie zal de behoefte van [minderjarige] daarom niet worden verhoogd met de kosten van de kinderopvang.
Draagkracht moeder
De ouders zijn het erover eens dat de draagkracht van de moeder € 869,- per maand is in 2024.
Draagkracht vader
De ouders zijn het niet eens over de draagkracht van de vader.
Volgens de moeder moet voor de berekening van de draagkracht van de vader zijn jaarinkomen in 2023 van € 59.899,- bruto als uitgangspunt worden genomen. Volgens de vader moeten voor de berekening van zijn draagkracht zijn loonstroken uit 2024 als uitgangspunt genomen worden. Zijn jaarinkomen in 2024 is lager dan in 2023, omdat hij in 2023 een eenmalige bonus heeft gekregen.
De rechtbank overweegt als volgt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de vader voldoende gemotiveerd gesteld dat de bonus die hij in 2023 heeft ontvangen eenmalig is en geen vaste inkomenscomponent betreft. De vader heeft hieromtrent gesteld dat zijn werkgever met deze bonus de ouderschapsregeling voor vaders heeft afgekocht. Nu niet gesteld of gebleken is dat de vader gedurende een ruime periode ouderschapsverlof heeft gehad, volgt de rechtbank de vader in zijn stelling dat de bonus daarom aan hem is uitgekeerd en dus eenmalig was. De rechtbank zal voor de berekening van de draagkracht van de vader daarom zijn loonstroken uit 2024 als uitgangspunt nemen en rekening houden met:
  • salaris: € 3.337,33 bruto per maand;
  • prestatietoeslag: € 271,60 bruto per maand (gemiddelde prestatietoeslag van januari tot en met juli 2024);
  • overwerk uren 125%: € 946,56 bruto per maand (gemiddelde overwerk uren 125% van januari tot en met juli 2024);
  • Paww Wn: € 3,83 bruto per maand (gemiddelde premie van januari tot en met juli 2024);
  • pensioenregeling Versvlees: € 339,79 bruto per maand (gemiddelde premie van januari tot en met juli 2024);
  • vakantiegeld: 8%.
De rechtbank zal daarnaast rekening houden met de algemene heffingskorting en de arbeidskorting.
Vanwege de ingangsdatum, zoals hierna zal worden overwogen, zal de rechtbank rekenen met periode 2024-I.
De rechtbank berekent het netto besteedbaar inkomen van de man op € 3.368,- per maand en zijn draagkracht voor kinderalimentatie op € 762,- per maand. [1]
Zorgkorting
De ouders zijn het niet eens over de zorgkorting.
Volgens de moeder moet rekening worden gehouden met 20% zorgkorting en volgens de vader moet rekening worden gehouden met 25% zorgkorting.
De rechtbank volgt ook in dit opzicht het rapport Alimentatienormen van de Expertgroep Alimentatie, waarin staat dat het percentage van de zorgkorting afhankelijk is van de hoeveelheid omgang of zorg.
Gelet op dat wat op de zitting is besproken en de zorgregeling tussen de vader en [minderjarige] , ziet de rechtbank aanleiding om in deze specifieke situatie rekening te houden met een zorgkorting van 20%. De behoefte van [minderjarige] is € 880,- per maand in 2024, zodat de zorgkorting (0,20 x 880 =) € 176,- per maand is.
Draagkrachtvergelijking
De rechtbank stelt de gezamenlijke forfaitaire draagkracht van de ouders vast op
(869 + 762 =) € 1.631,- per maand. Omdat de totale draagkracht van de ouders de behoefte van [minderjarige] van € 880,- per maand overstijgt, zal de rechtbank een draagkrachtvergelijking maken. De verdeling van de kosten over beide ouders wordt berekend volgens de formule: ieders draagkracht gedeeld door de totale draagkracht vermenigvuldigd met de behoefte, oftewel:
het eigen aandeel van de moeder bedraagt: 869 / 1631 x 880 = € 469,-
het eigen aandeel van de vader bedraagt: 762 / 1631 x 880 = € 411,-
samen € 880,-
Van de totale behoefte van [minderjarige] komt dus een gedeelte van afgerond € 469,- per maand voor rekening van de moeder en een gedeelte van afgerond € 411,- per maand voor rekening van de vader.
Rekening houdend met de zorgkorting van € 176,- per maand, zoals hiervoor is overwogen, moet de vader aan de moeder een kinderalimentatie voor [minderjarige] betalen van (411 – 176 =)
€ 235,- per maand.
Ingangsdatum
De ouders zijn het niet eens over de ingangsdatum.
Volgens de moeder moet 1 juni 2024 als ingangsdatum worden bepaald. Volgens de vader moet de datum van indiening van het deelnameformulier of de datum van de beschikking als ingangsdatum worden bepaald.
De rechtbank overweegt als volgt. Vanaf 1 juni 2024 betaalt de vader niet meer mee aan de hypotheeklasten van de gezamenlijke echtelijke woning en is hij een bijdrage aan de moeder voor [minderjarige] gaan betalen van € 200,- per maand. Zoals hiervoor is overwogen, moet de vader aan de moeder een kinderalimentatie voor [minderjarige] betalen van € 235,- per maand. De vader heeft vanaf 1 juni 2024 dus te weinig kinderalimentatie betaald. Daarom acht de rechtbank het redelijk om 1 juni 2024 als ingangsdatum te hanteren.
Conclusie
De rechtbank zal bepalen dat de vader, met ingang van 1 juni 2024, € 235,- per maand aan kinderalimentatie aan de moeder moet betalen.
De rechtbank overweegt daarbij dat de vader de vanaf 1 juni 2024 tot heden aan de moeder betaalde kinderalimentatie voor [minderjarige] mag verrekenen met de vastgestelde kinderalimentatie.
Verdeling eenvoudige gemeenschap
Er is sprake van een eenvoudige gemeenschap in de vorm van het gezamenlijk eigendom van een woning. De ouders zijn ieder voor de onverdeelde helft eigenaar van de woning aan het adres [adres] , [postcode] in [plaatsnaam 2] . Op die woning rust een hypothecaire geldlening.
Uit het deelnameformulier blijkt dat de ouders het erover eens zijn dat de echtelijke woning aan de moeder zal worden toegedeeld. Op de zitting hebben de ouders na hierover uitgebreid te hebben gesproken uiteindelijk overeenstemming bereikt over de waarde waartegen de moeder de echtelijke woning zal overnemen, namelijk € 360.000,-. Verder zijn de ouders overeengekomen dat de moeder voor 1 februari 2025 zal aantonen dat zij de woning tegen deze waarde kan overnemen en dat de moeder de kosten van de overdracht van de echtelijke woning op zich zal nemen. De rechtbank zal aldus beslissen, zoals in het dictum van deze beschikking is vermeld.
Beslissing
De rechtbank:
*
bepaalt dat de minderjarige [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2022 in
[geboorteplaats] zijn hoofdverblijfplaats zal hebben bij de moeder;
*
bepaalt in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken dat [minderjarige] bij de vader zal zijn:
  • iedere week van woensdagmiddag 15.00 uur en zodra [minderjarige] geen middagslaapje meer doet vanaf het moment dat de vader klaar is met werken tot woensdagavond 18.15 uur, waarbij de vader [minderjarige] zal ophalen bij de schoonzus van de moeder en [minderjarige] bij de vader zal avondeten en de vader [minderjarige] naar de moeder zal terugbrengen;
  • om de week van vrijdagmiddag tot zondagavond 18.30 uur, waarbij [minderjarige] bij de vader zal avondeten en [minderjarige] naar de moeder zal terugbrengen;
  • de helft van de schoolvakanties;
  • de helft van de feestdagen, waaronder Eerste Kerstdag van 10.30 uur tot Tweede Kerstdag 11.30 uur/12.00 uur, waarbij de vader [minderjarige] op Eerste Kerstdag bij de moeder zal ophalen en [minderjarige] op Tweede Kerstdag naar de moeder zal terugbrengen;
*
bepaalt dat de ouders elkaar zullen informeren over belangrijke gebeurtenissen, gezondheid, (activiteiten op) school, contacten met deren, activiteiten en festiviteiten van [minderjarige] , hobby’s, vakantiebestemmingen en grote uitstapjes (met overnachtingen elders) en dat zij belangrijke beslissingen, zoals over school, huiswerkbegeleiding en medische behandelingen, samen zullen nemen;
*
bepaalt dat de vader aan de moeder, met ingang van 1 juni 2024, een kinderalimentatie voor [minderjarige] moet betalen van € 235,- per maand, vanaf heden bij vooruitbetaling aan de moeder te voldoen;
*
bepaalt ten aanzien van de verdeling van de echtelijke woning aan het adres [adres] in ( [postcode] ) [plaatsnaam 2] dat:
de woning aan de moeder zal worden toegedeeld voor een bedrag van € 360.000,-;
de moeder voor 1 februari 2025 moet aantonen dat zij de woning tegen deze waarde kan overnemen;
de overwaarde tussen de ouders bij helfte wordt gedeeld. De overwaarde bestaat uit de waarde waartegen de moeder de echtelijke woning mag overnemen minus de aan de woning gekoppelde hypothecaire geldlening ten tijde van de overdracht;
de kosten van de notariële overdracht worden door de moeder als kosten koper, voldaan;
de ouders over en weer op eerste verzoek van de ander hun medewerking aan de notariële overdracht van de woning zullen verlenen;
als de moeder de woning niet kan overnemen onder bovengenoemde voorwaarden de woning wordt verkocht en geleverd aan een derde;
*
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
*
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.L. Strop, (kinder)rechter, tevens kantonrechter, in tegenwoordigheid van mr. S. Sluijmer als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 29 november 2024.

Voetnoten

1.De rechtbank heeft een berekening gemaakt van de draagkracht van de vader. Deze berekening is aan de beschikking gehecht en maakt daarvan onderdeel uit.