ECLI:NL:RBDHA:2024:20873

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 december 2024
Publicatiedatum
12 december 2024
Zaaknummer
NL24.26497
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke procedure

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 12 december 2024, wordt er beslist over een verzoek van meerdere verzoekers om de minister van Asiel en Migratie te veroordelen in de vergoeding van hun proceskosten. De rechtbank heeft het verzoek als kennelijk gegrond beoordeeld en heeft daarom zonder zitting uitspraak gedaan, zoals mogelijk gemaakt door artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De verzoekers hebben verzocht om vrijstelling van het griffierecht, wat door de rechtbank is toegewezen, waardoor zij geen griffierecht hoeven te betalen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister aan de verzoekers tegemoet is gekomen door tijdens het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit alsnog een beslissing te nemen op hun aanvraag van 8 november 2023. Tevens heeft de minister in een bericht van 28 november 2024 toegezegd de proceskostenvergoeding aan de verzoekers te betalen. De rechtbank heeft de minister vervolgens veroordeeld in de proceskosten van de verzoekers, die zijn vastgesteld op € 437,50. Dit bedrag is berekend op basis van de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met inachtneming van de relevante artikelen uit de Awb en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).

De uitspraak is gedaan door rechter M. Munsterman, in aanwezigheid van griffier F.Q. Peters, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Verzoekers hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na de bekendmaking van de uitspraak een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.26497

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] ,

V-nummer: [nummer]
,

[naam] ,

V-nummer: [nummer]
,

[naam] ,

V-nummer: [nummer]
,

[naam] ,

V-nummer: [nummer]
,

[naam] ,

V-nummer: [nummer]
,

[naam] ,

V-nummer: [nummer]
,

[naam] ,

V-nummer: [nummer]
,
gezamenlijk: verzoekers
(gemachtigde: mr. L.M. Ligtvoet-van Tuijn),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Overwegingen

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het verzoek om de minister te veroordeling in de vergoeding van zijn proceskosten.
2. Omdat het verzoek als kennelijk gegrond wordt toegewezen, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

3. Verzoekers hebben verzocht om vrijstelling van het griffierecht. De rechtbank ziet aanleiding om dit verzoek toe te wijzen. Verzoekers hoeven dus geen griffierecht te betalen.
4. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
5. De rechtbank stelt vast dat de minister aan verzoekers tegemoet is gekomen door tijdens het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit alsnog een beslissing te nemen op de aanvraag van verzoekers van 8 november 2023.
6. De rechtbank stelt vast dat de minister in het bericht van 28 november 2024 heeft toegezegd de proceskostenvergoeding aan verzoekers te zullen betalen.

Conclusie en gevolgen

7. Het verzoek is kennelijk gegrond. Dat betekent dat verzoekers gelijk krijgen.
8. De rechtbank veroordeelt de minister in de door verzoekers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 437,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 0,5).

Beslissing

De rechtbank veroordeelt de minister in de proceskosten van verzoekers tot een bedrag van € 437,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van
F.Q. Peters, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.