ECLI:NL:RBDHA:2024:20871

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 december 2024
Publicatiedatum
12 december 2024
Zaaknummer
NL24.24806
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 12 december 2024, wordt er beslist over een verzoek van een verzoekster om de minister van Asiel en Migratie te veroordelen in de vergoeding van proceskosten. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen zitting nodig was, omdat partijen het daarmee eens waren en geen verzoek om een zitting hebben ingediend. Hierdoor heeft de rechtbank het beroep zonder zitting behandeld en het onderzoek gesloten.

De rechtbank verwijst naar de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), specifiek artikelen 8:75 en 8:75a, die de veroordeling van een partij in de proceskosten regelen. De rechtbank concludeert dat de minister aan de verzoekster tegemoet is gekomen door tijdens het beroep alsnog een besluit te nemen. Tevens heeft de minister in een bericht van 24 oktober 2024 toegezegd de proceskostenvergoeding aan verzoekster te betalen.

De rechtbank heeft het verzoek van de verzoekster als kennelijk gegrond toegewezen, wat betekent dat verzoekster in het gelijk is gesteld. De rechtbank veroordeelt de minister in de door verzoekster gemaakte proceskosten, vastgesteld op € 437,50 voor rechtsbijstand, en draagt de minister op het griffierecht van € 187,- aan verzoekster te vergoeden. Deze uitspraak is gedaan door rechter M. Munsterman, in aanwezigheid van griffier F.Q. Peters, en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.24806

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , verzoekster,

V-nummer: [nummer] ,
(gemachtigde: mr. S. Cetinkaya-Ahmad),
mede namens haar minderjarige kinderen:

[naam] , V-nummer: [nummer] ,

[naam], V-nummer: [nummer] ,
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Procesverloop

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het verzoek om de minister te veroordeling in de vergoeding van zijn proceskosten.
1.1.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of partijen het daarmee eens zijn. Partijen hebben daarna niet om een zitting gevraagd. De rechtbank heeft het beroep daarom niet op zitting behandeld en sluit hierbij het onderzoek. [1]

Beoordeling door de rechtbank

2. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
3. De rechtbank stelt vast dat de minister aan verzoekster tegemoet is gekomen door tijdens het beroep tegen het niet tijdig beslissen alsnog een besluit te nemen.
4. De rechtbank stelt vast dat de minister in het bericht van 24 oktober 2024 heeft toegezegd de proceskostenvergoeding aan verzoekster te zullen betalen.

Conclusie en gevolgen

5. Het verzoek wordt als kennelijk gegrond toegewezen. Dat betekent dat verzoekster gelijk krijgt.
6. De rechtbank veroordeelt de minister in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 437,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde van € 875,- en een wegingsfactor 0,5). De minister moet ook het griffierecht aan verzoekster vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • draagt de minister op het betaalde griffierecht van €187,- aan verzoekster te vergoeden;
  • veroordeelt de minister in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van
F.Q. Peters, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).