ECLI:NL:RBDHA:2024:20868

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 december 2024
Publicatiedatum
12 december 2024
Zaaknummer
NL24.13654 V rectificatie
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hersteluitspraak inzake verzet tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 12 december 2024 uitspraak gedaan in een verzetprocedure tegen een eerdere uitspraak van 27 september 2024, waarin het beroep van de geopposeerde tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag gegrond werd verklaard. De opposante, de minister van Asiel en Migratie, had verzet ingesteld tegen deze uitspraak. De rechtbank oordeelde dat het verzet gegrond was en dat de eerdere uitspraak onterecht was gedaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn van 15 maanden voor de asielaanvraag van de geopposeerde was aangevangen op 19 mei 2023 en eindigde op 19 augustus 2024. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de eerdere uitspraak, waarin werd geoordeeld dat de beslistermijn op 8 januari 2024 was geëindigd, een omissie bevatte. De rechtbank heeft de geopposeerde veroordeeld in de proceskosten van de opposante tot een bedrag van € 437,50. Deze hersteluitspraak vervangt de eerdere uitspraak en het onderzoek wordt hervat in de stand waarin het zich bevond voordat de eerdere uitspraak werd gedaan. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.13654 V rectificatie

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

de minister van Asiel en Migratie, opposante,

(gemachtigde: mr. H.P. Kallenbach)
en

[naam] , geopposeerde,

V-nummer: [nummer] ,
(gemachtigde: mr. V.L. van Wieringen).

Overwegingen

1. Geopposeerde heeft op een beroep ingediend tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag.
2. Op 27 september 2024 heeft deze rechtbank en zittingsplaats het beroep van geopposeerde gegrond verklaard en daarbij aan opposante een beslistermijn van vier weken opgelegd. Daarbij is eveneens een dwangsom opgelegd van € 100,- voor elke dag dat de opposante deze beslistermijn zou overschrijden, met een maximum van € 7.500,-.
3. Opposante heeft tegen deze uitspraak op 8 november 2024 verzet ingesteld.

Beoordeling door de rechtbank

4. Omdat het verzet gegrond is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:55, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.
5. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft bij uitspraak van 27 september 2024 het beroep kennelijk gegrond geacht. De rechtbank was van oordeel dat de beslistermijn van 15 maanden was verstreken. Daarbij heeft de rechtbank aan opposante een nieuwe beslistermijn opgelegd van vier weken en een dwangsom van € 100,- voor elke dag dat opposante deze beslistermijn zou overschrijden, met een maximum van € 7.500,-.
6. In deze verzetzaak beoordeelt de rechtbank uitsluitend of in de buiten-zittingsuitspraak terecht is geoordeeld dat buiten redelijke twijfel is dat het beroep niet-ontvankelijk is. Aan de inhoud van de beroepsgronden komt de rechtbank in deze zaak pas toe als het verzet gegrond is.
7. Opposant is van mening dat de rechtbank ten onrechte de zaak vereenvoudigd heeft afgedaan en het beroep ten onrechte kennelijk gegrond heeft verklaard. Volgens opposant had de rechtbank ambtshalve moeten toetsen op de vraag of het besluit niet tijdig was genomen. [1] Volgens opposant blijkt uit het procesdossier dat op 16 november 2022 door Nederland een Dublinclaim is ingediend bij de autoriteiten van Malta, welke op 17 november 2022 is geaccepteerd. Geopposeerde is niet tijdig overgedragen, waardoor Nederland op 18 mei 2023 verantwoordelijk is geworden voor de behandeling van de asielaanvraag van geopposeerde. Volgens opposant is vanaf dat moment de beslistermijn aangevangen. De beslistermijn is vervolgens op grond van WBV 2023/3 met negen maanden verlengd. Opposant is daarom van mening dat de beslistermijn op 18 augustus 2024 is geëindigd. De ingebrekestelling is ingediend op 11 maart 2024. Volgens opposant was op dat moment de beslistermijn nog niet verstreken en daarom de ingebrekestelling prematuur. Opposant stelt dat de rechtbank het beroep niet kennelijk gegrond had kunnen verklaren.
8. De rechtbank is van oordeel dat deze verzetsgrond slaagt en overweegt daartoe als volgt.
9. De minister heeft bij verzoek van 16 november 2022 bij de autoriteiten van Malta een Dublinclaim ingediend. Dit verzoek is door de autoriteiten van Malta op 17 november 20232 geaccepteerd. Omdat geopposeerde niet tijdig is overgedragen, is Nederland op 18 mei 2023 verantwoordelijk geworden voor de asielaanvraag van geopposeerde. De beslistermijn van 15 maanden is daarom aangevangen vanaf 19 mei 2023 en geëindigd op 19 augustus 2024.
10. De rechtbank heeft in de buiten-zittinguitspraak ten onrechte geoordeeld dat de beslistermijn van 15 maanden is geëindigd op 8 januari 2024.
11. Deze hersteluitspraak is gedaan omdat in de oorspronkelijke uitspraak een omissie is opgetreden. In de oorspronkelijke uitspraak is geopposeerde veroordeeld in de door opposante gemaakte proceskosten. De rechtbank is hierop gewezen door de minister. Deze hersteluitspraak treedt in de plaats van de oorspronkelijke uitspraak die op 28 november 2024 is gedaan.

Conclusie en gevolgen

12. Het verzet is kennelijk gegrond. Dat betekent dat de buiten-zittinguitspraak vervalt en dat de rechtbank het onderzoek hervat in de stand, waarin dat zich bevond voordat die buiten-zittinguitspraak werd gedaan.
13.
De rechtbank veroordeelt geopposeerde in de door opposant gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op€ 437,50 (0,5 punt voor het indienen van een verzetschrift met een waarde per punt van€ 875,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het verzet gegrond;
  • veroordeelt geopposeerde in de proceskosten van opposant tot een bedrag van€ 437,50 aan proceskosten aan opposant.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, in aanwezigheid van F.Q. Peters, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.In de zin van artikel 6:2 van de Awb.