ECLI:NL:RBDHA:2024:2086

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 februari 2024
Publicatiedatum
20 februari 2024
Zaaknummer
09/295905-21
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor langdurig seksueel misbruik van minderjarige stiefdochter met geweld en bedreiging

Op 20 februari 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het seksueel misbruiken van zijn minderjarige stiefdochter. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte gedurende meerdere jaren, van 1 februari 2015 tot en met 28 april 2021, ontuchtige handelingen heeft gepleegd met zijn stiefdochter, die op het moment van de feiten nog geen zestien jaar oud was. De rechtbank concludeert dat de verklaringen van de aangeefster betrouwbaar zijn, ondersteund door forensisch bewijs, waaronder DNA-onderzoek. De verdachte heeft de beschuldigingen ontkend, maar de rechtbank acht de verklaringen van het slachtoffer consistent en gedetailleerd. De verdachte is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes jaren. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij, die bestaat uit materiële en immateriële schade, tot een totaalbedrag van € 29.854,02, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer zwaar laten meewegen in de strafoplegging.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/295905-21
Datum uitspraak: 20 februari 2024
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1988 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 14 februari 2022, 11 mei 2022, 13 juli 2022, 9 november 2022, 4 oktober 2023 (alle pro forma) en 6 februari 2024 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. P.M. Kampen en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. N. van Wersch naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging op de terechtzitting van 6 februari 2024 - ten laste gelegd dat:
1
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 februari 2015 tot en met 11 maart 2018 te Delft, althans in Nederland, telkens met zijn stiefdochter, althans een kind dat hij verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin, te weten [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2002, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, telkens een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte (meermalen) (telkens)
- zijn, verdachtes, tong en/of vinger(s) en/of penis in de vagina en/of de anus van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of (vervolgens) heen en weer bewogen en/of
- zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] gebracht en/of (vervolgens) heen en weer bewogen en/of
- zijn, verdachtes, penis laten betasten en/of zich laten aftrekken door die [slachtoffer] en/of
- de vagina en/of borst(en) van die [slachtoffer] gelikt en/of betast en/of
- die [slachtoffer] een (tong)zoen gegeven en/of
- zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer] laten betasten en/of zoenen en/of likken;
2
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 12 maart 2018 tot en met 11 maart 2020 te Delft, althans in Nederland telkens ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig stiefkind [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2002, door
- zijn, verdachtes, tong en/of vinger(s) en/of penis in de vagina en/of de anus van die [slachtoffer] te duwen/brengen en/of (vervolgens) heen en weer te bewegen en/of
- zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] te brengen en/of (vervolgens) heen en weer te bewegen en/of
- zijn, verdachtes, penis te laten betasten en/of zich te laten aftrekken door die [slachtoffer] en/of
- de vagina en/of borst(en) van die [slachtoffer] te likken en/of betasten en/of
- die [slachtoffer] een (tong)zoen te geven en/of
- zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer] te laten betasten en/of zoenen en/of likken;
3
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 12 maart 2020 tot en met 27 april 2021 te Delft, althans in Nederland, zijn stiefdochter, althans een kind over wie hij het gezag uitoefent en/of een kind dat hij verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin, te weten [slachtoffer] telkens door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten
- door het grote leeftijdsverschil en/of
- doordat verdachte misbruik heeft gemaakt van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht als stiefvader en/of (daarbij) gebruik heeft gemaakt van de daaruit voortvloeiende afhankelijkheidssituatie en/of
- dat verdachte tijdens de minderjarigheid van die [slachtoffer] stelselmatig/langdurig ontucht met die [slachtoffer] heeft gepleegd en/of (daardoor) een intimiderend/onderdrukkende situatie heeft doen ontstaan waaraan zij zich niet kon onttrekken en/of
- door te dreigen de moeder van die [slachtoffer] en/of die [slachtoffer] iets aan te doen als zij aan iemand zou vertellen over de seks door verdachte en/of
- door die [slachtoffer] te slaan en/of stompen tegen haar lichaam en/of
- door de keel van [slachtoffer] dicht te knijpen en/of haar gezicht in de bank en/of een kussen te drukken, althans door [slachtoffer] haar ademhaling te belemmeren heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten (meermalen) (telkens)
- het brengen/duwen en/of vervolgens heen en weer bewegen van zijn, verdachtes, tong en/of vinger(s) en/of penis in de vagina en/of de anus van die [slachtoffer] en/of
- het brengen en/of (vervolgens) heen en weer bewegen van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] gebracht en/of (vervolgens) en/of
- het laten betasten van zijn, verdachtes, penis laten betasten en/of - het zich laten aftrekken door die [slachtoffer] en/of
- het likken en/of betasten van de vagina en/of borst(en) van die [slachtoffer] en/of
- het geven van een (tong)zoen aan die [slachtoffer] en/of
- het laten betasten en/of zoenen en/of likken van zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer] ;
4
hij op of omstreeks 28 april 2021 te Delft, althans in Nederland, zijn stiefdochter, althans een kind over wie hij het gezag uitoefent en/of een kind dat hij verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin, te weten [slachtoffer] door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten door (meermalen)
- de handen en/of polsen van die [slachtoffer] beet te pakken en/of
- die [slachtoffer] in het gezicht te slaan en/of
- die [slachtoffer] bij de keel te pakken en/of
- de keel van die [slachtoffer] dicht te knijpen,
heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] ,te weten (meermalen)
- het brengen/duwen en/of (vervolgens) heen en weer bewegen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] en/of
- het betasten en/of likken van en/of zuigen aan de borst(en) van die [slachtoffer] ;

3.De bewijsbeslissing

3.1
Inleiding
[slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2002, is de stiefdochter van de verdachte. [slachtoffer] woonde met haar moeder, de verdachte, haar broertje en twee halfbroertjes in Delft. [slachtoffer] heeft aangifte gedaan van seksueel misbruik door de verdachte en zij heeft verklaard dat het seksueel misbruik door de verdachte is begonnen toen zij twaalf jaar oud was. Volgens [slachtoffer] heeft de verdachte haar gedurende een aantal jaren stelselmatig seksueel misbruikt, waarbij sprake was van orale, vaginale en anale seks. De verdachte heeft dit misbruik ontkend. Er is volgens hem geen sprake geweest van ontuchtig contact tussen hem en de aangeefster. De vraag die moet worden beantwoord is of de aan de verdachte ten laste gelegde handelingen kunnen worden bewezen.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen. Op specifieke standpunten gaat de rechtbank hierna in, voor zover dat nodig is.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte integraal moet worden vrijgesproken. Op specifieke standpunten gaat de rechtbank hierna in, voor zover dat nodig is.
3.4
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna in bijlage A opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
3.5
Bewijsoverwegingen
Bij de beoordeling van het bewijs stelt de rechtbank het volgende voorop. Zedenzaken zijn bewijstechnisch lastige zaken en kenmerken zich doorgaans door het feit dat slechts twee personen aanwezig zijn geweest bij de (gestelde) seksuele handelingen: het vermeende slachtoffer en de vermeende dader. Veelal is het ook zo dat de (belastende) verklaring van het vermeende slachtoffer lijnrecht tegenover de (ontkennende) verklaring van de verdachte staat. Getuigen van de gebeurtenissen zijn er vaak niet. Ook in deze zaak is dit het geval.
Op grond van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) kan het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op grond van de verklaring van één getuige. Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen, dient sprake te zijn van steunbewijs. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen als de door één getuige verklaarde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal (zie in dit verband ook de vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, o.a. ECLI:NL:HR:2020:637).
Die ondersteuning hoeft niet te zien op alle onderdelen van de tenlastelegging. Het gaat erom dat de verklaring op specifieke punten steun vindt in ander bewijsmateriaal, zodat die verklaring ‘niet op zichzelf staat’, maar als het ware is ingebed in een concrete context die bevestiging vindt in een andere bron. Tussen de verklaringen van het vermeende slachtoffer en het overige bewijsmateriaal mag niet een te ver verwijderd verband bestaan. De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval.
De rechtbank zal eerst toetsen of de verklaring van [slachtoffer] op zichzelf beschouwd betrouwbaar kan worden geacht. De rechtbank zal – indien zij tot de conclusie zou komen dat die verklaring betrouwbaar is – vervolgens beoordelen of de verklaring van [slachtoffer] in voldoende mate wordt gesteund door ander bewijs.
De betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer]
De verdediging heeft betoogd dat de verklaringen van [slachtoffer] onbetrouwbaar zijn en niet voor het bewijs kunnen worden gebezigd. De verdediging heeft er daarbij op gewezen dat de moeder en de verdachte hebben verklaard dat [slachtoffer] van jongs af aan leugens vertelde, dat dit ook is terug te lezen in verklaringen van derden, en dat haar verklaringen ongerijmd- en tegenstrijdigheden bevatten.
De rechtbank overweegt dat de beoordeling van de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer] dient plaats te vinden aan hand van onder meer de authenticiteit, concreetheid en gedetailleerdheid daarvan. Daarbij is ook van belang of de verklaringen consistent zijn.
De rechtbank volgt de verdediging niet en is van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer] authentiek, gedetailleerd en consistent zijn. Zij neemt daarbij het volgende in aanmerking. [slachtoffer] vertelt uitvoerig over een verkrachting op 28 april 2021: over de totstandkoming van het letsel, de posities waarin zij lag, dat haar BH door de verdachte omhoog werd getrokken en hoe de verdachte zichzelf na afloop schoonmaakte met een handdoek.
Ook over de aanvang en de duur van de periode van het misbruik is [slachtoffer] concreet en heeft zij naar oordeel van de rechtbank authentiek verklaard. Zij benoemt steeds dezelfde
- specifieke - volgorde van de seksuele handelingen. Het misbruik begon volgens [slachtoffer] een maand voor haar dertiende verjaardag met het aanraken van de geslachtsdelen van de verdachte en haar geslachtsdelen, voortkomend uit het masseren van de rug en schouders van de verdachte. Deze aanrakingen gingen op andere momenten over in orale seks en anale seks. Later heeft ook vaginale seks plaatsgevonden. De verklaring over de aanvang van het misbruik is naar het oordeel van de rechtbank in eigen woorden verteld en de beleving van de toen twaalfjarige [slachtoffer] , zoals zij daar recent verslag van heeft gedaan, komt leeftijdsconform over. [slachtoffer] vertelt over de omstandigheden waaronder het misbruik heeft plaatsgevonden consistent dat het misbruik is begonnen onder het mom van massages en op latere leeftijd veelal gebeurde in het weekend op ‘de grote schoonmaakdag’ in de woonkamer of de slaapkamer van haar ouders, op het moment dat haar moeder aan het douchen was. Er was geen vaste frequentie, maar in het laatste jaar was het een keer per week. Het misbruik zou ook wel eens een tijd zijn gestopt. Ook benoemt zij specifieke details: de verdachte is gesteriliseerd, gebruikte bijna nooit een condoom, maar wel vaak een handdoek waar hij dan in klaarkwam. Ze droeg vaker een maandverband omdat haar onderbroek vies werd van het sperma van de verdachte.
De rechtbank overweegt dat [slachtoffer] over de kern van de verwijten, namelijk de duur en de aard van de seksuele handelingen consistent en niet tegenstrijdig heeft verklaard. Dat [slachtoffer] ook heeft verklaard dat het misbruik wel eens een aantal maanden is gestopt, eenmaal aan het begin van de middelbare school en nadat zij in het ziekenhuis was opgenomen met een eetstoornis en dat de ontucht niet altijd frequent was, draagt naar oordeel van de rechtbank bij aan de betrouwbaarheid van haar verklaringen; dat zij deze aspecten benoemt, wekt de indruk dat zij open en eerlijk is geweest over hetgeen wel heeft plaatsgevonden. De rechtbank merkt verder op dat [slachtoffer] na de vermeende verkrachting op 28 april 2021 in de middag is weggelopen van huis. Ze zwerft dan eerst een paar uur over straat, totdat haar vriendin [getuige 1] contact met haar opneemt naar aanleiding van een telefoontje van de verdachte met getuige Vaandrager. Dan pas vertelt zij voor het eerst haar verhaal. Uit het dossier volgt dat ze, ook nadat ze haar verhaal aan haar vriendin heeft verteld, nog twijfelt of ze aangifte moet doen. Deze gang van zaken komt naar het oordeel van de rechtbank authentiek over.
De rechtbank constateert dat [slachtoffer] over bepaalde gebeurtenissen of omstandigheden ten aanzien van het misbruik soms wisselend heeft verklaard, bijvoorbeeld over het misbruik in Delftse Hout, of over hoelang de seks duurde. Anders dan de verdediging heeft betoogd is de rechtbank van oordeel dat het enkele feit dat in verklaringen op punten tegenstrijdigheden of lacunes voorkomen, deze verklaringen op zichzelf nog niet onbetrouwbaar maken. Zulke tegenstrijdigheden of lacunes kunnen goed hun oorzaak vinden in de feilbaarheid van het menselijk geheugen, teweeggebracht door emoties als gevolg van het delict, tijdsverloop of de persoon van het slachtoffer. De rechtbank vindt deze discrepanties of lacunes in de verklaringen van [slachtoffer] , mede gelet op de jonge leeftijd van [slachtoffer] bij de aanvang van het misbruik, de duur van het misbruik en de frequentie van het misbruik niet afdoen aan de betrouwbaarheid. Het gaat om de totale indruk die de verklaringen maken en de wijze waarop zij zijn afgelegd.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer] betrouwbaar zijn en voor het bewijs kunnen worden gebruikt.
De rechtbank merkt voor de volledigheid op dat de rapportage van [naam 2] inzake het onderzoek naar de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer] niet tot de bewijsmiddelen is gebezigd en derhalve geen onderdeel uitmaakt van de bewijsconstructie. De rechtbank acht een nadere motivering ten aanzien van het verweer van de raadsman, inhoudende het standpunt dat de rapportage buiten beschouwing dient te worden gelaten, dan ook niet noodzakelijk. Nu het rapport niet tot het bewijs dient, ziet de rechtbank geen aanleiding om de zaak aan te houden voor het benoemen van een andere deskundige.
Oordeel van de rechtbank over het alternatieve scenario
Door de verdediging is het volgende alternatieve scenario geschetst. De verdachte heeft verklaard dat hij geen seksuele handelingen met [slachtoffer] heeft verricht. Hij heeft op 28 april 2021 in de ochtend, zo ook getuige [getuige 2] heeft verklaard, seks gehad met getuige [getuige 2] . Hij heeft geëjaculeerd in een handdoek, waarna hij deze in de wasmand in het washok heeft gelegd. Een mogelijkheid volgens de verdediging is dat [slachtoffer] daarna bewust het DNA op deze handdoek bij zichzelf heeft aan- en ingebracht. Immers, het gaat volgens de verdachte niet om sperma dat is aangetroffen, maar om een Y-chromosomaal DNA profiel dat overeenkomt met dat van hem. De hypothese:
“Aangeefster heeft celmateriaal afkomstig van cliënt, afkomstig van een door cliënt gebruikte handdoek, bij zichzelf ingebracht.”,zoals verder uiteengezet in de e-mail van de raadsman van 27 juni 2023 en gevoegd bij het proces-verbaal van de terechtzitting van 4 oktober 2023 zou middels een FIT-gesprek en eventueel verder onderzoek verder moeten worden onderzocht, aldus de verdediging.
De rechtbank overweegt het volgende. De aangeefster heeft op 28 april 2021, nog op dezelfde dag als de vermeende verkrachting, een verklaring afgelegd. De verklaringen van de verdachte en getuige [getuige 2] zijn ruim een half jaar later opgenomen. Zij waren toen al op de hoogte van de beschuldigingen, zo heeft de verdachte zelf ter terechtzitting verklaard. De rechtbank houdt sterk rekening met de mogelijkheid dat de verklaringen van de verdachte en de getuige, waarin zij onder meer verklaren over het verloop van de ochtend op elkaar zijn afgestemd. De rechtbank acht de verklaringen van de verdachte en getuige [getuige 2] , gelet op de familierelatie en het tijdsverloop tussen het informatieve gesprek van [slachtoffer] en het moment dat de verdachte en getuige [getuige 2] voor het eerst zijn gehoord, inherent minder betrouwbaar.
De door de verdediging gestelde hypothese gaat uit van de premisse dat de verdachte en getuige [getuige 2] de ochtend van 28 april 2021 geslachtsgemeenschap zouden hebben gehad, waarbij de verdachte is klaargekomen in een handdoek, die hij vervolgens in het washok heeft gelegd. Gelet op het voorgaande kan echter niet worden vastgesteld en dus ook niet als uitgangspunt worden genomen, dat er seksueel contact heeft plaatsgevonden tussen de verdachte en getuige [getuige 2] op 28 april 2021 en dat er een handdoek met zaadvocht waarin zich Y-chromosomaal DNA van de verdachte bevond, in het washok is gelegd die door aangeefster gebruikt zou kunnen zijn om dit DNA van de verdachte dit bij zichzelf aan- en in te brengen.
Bovendien is de rechtbank van oordeel dat het geschetste alternatieve scenario onvoldoende concreet is om een deskundige aannames hierover te laten doen. De verdediging heeft ter terechtzitting zich op het standpunt gesteld dat het geschetste alternatieve scenario een mogelijkheid is, maar dat er meerdere scenario’s mogelijk zijn. Er zijn te veel onbekende relevante variabelen op basis van de verklaringen in het dossier. Het scenario blijft te vaag en leidt daarom tot weinig robuuste conclusies en/of (daarmee) tot een geringe bewijskracht. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het verzoek tot het organiseren van een FIT-gesprek afwijzen.
De rechtbank concludeert op basis van het voorgaande dat het door de verdediging aangedragen alternatieve scenario niet aannemelijk is geworden.
Steunbewijs
De volgende vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of de betrouwbaar geachte verklaringen van de aangeefster in voldoende mate worden ondersteund door ander bewijsmateriaal afkomstig van een andere bron. De rechtbank beantwoordt ook die vraag bevestigend en neemt daarbij de volgende bewijsmiddelen voor alle tenlastegelegde feiten in aanmerking.
a.
De deskundigenrapportages forensisch DNA-onderzoek
De verklaringen van de aangeefster vinden steun in de DNA-rapportages van het TMFI. Hoewel de rapportages op zichzelf bezien geen sluitend bewijs voor de verkrachting of de ontucht geven, zijn zij voldoende redengevend om als steunbewijs te dienen voor de aangifte.. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt. Het TMFI heeft onderzoek gedaan naar een Y-chromosomaal DNA-profiel dat diep vaginaal, op de buitenste schaamlippen en de binnenste schaamlippen bij de aangeefster is aangetroffen. Daarnaast is er een Y-chromosomaal DNA-profiel op het maandverband dat aangeefster droeg en het kruis van haar onderbroek aangetroffen. Het TMFI concludeert dat de bevindingen meer dan 70 miljoen keer waarschijnlijker zijn indien deze cellen van de verdachte of van een man die in mannelijke lijn nauw verwant is aan de verdachte zijn, dan dat deze cellen van een willekeurige, niet aan de verdachte verwante man zijn. Nu er geen aanwijzingen zijn dat mannelijke familieleden van de verdachte seksueel contact met de aangeefster hebben gehad, en ook het alternatieve scenario niet aannemelijk is geworden, ziet de rechtbank de conclusies uit het DNA-onderzoek als ondersteuning voor de verklaring van [slachtoffer] .
Voorts heeft het TMFI onderzoek gedaan naar het mogelijk aanwezig zijn van celmateriaal van [verdachte] in de bemonstering aan de binnenzijde van de linker beha cup van de aangeefster. Het TMFI concludeert dat, bezien in het licht van twee elkaar uitsluitende hypothesen, de resultaten van het onderzoek aan de bemonstering extreem veel waarschijnlijker zijn indien de bemonstering DNA bevat van het [slachtoffer] en [verdachte] dan wanneer de bemonstering DNA bevat van het [slachtoffer] en één onbekende, niet aan [verdachte] verwante persoon. Deze conclusie sluit aan bij de verklaring van [slachtoffer] dat de verdachte op 28 april 2021 haar sport BH omhoog zou hebben getrokken.
De DNA-rapportages weerspreken naar het oordeel van de rechtbank de verklaringen van de verdachte dat hij geen seksueel contact heeft gehad met de aangeefster en bevestigen de verklaring van de aangeefster.
De verklaring van [getuige 1]
De getuige, een vriendin van [slachtoffer] , werd op 28 april 2021 door de verdachte gebeld. In dit gesprek vertelt hij haar dat hij iets doms had gedaan en dat de aangeefster daardoor was weggelopen. De getuige had contact opgenomen met de aangeefster, waarna zij hadden afgesproken elkaar te ontmoeten. Toen de getuige vroeg wat er aan de hand was vertelde de aangeefster in eerste instantie dat zij ruzie had gehad met haar ouders (moeder en stiefvader) en het uit de hand was gelopen. De getuige nam letsel waar in het gezicht van de aangeefster. Uiteindelijk heeft de aangeefster verteld dat de verdachte haar heeft verkracht. De getuige hoorde de aangeefster dit zachtjes zeggen. Zij zag dat de aangeefster hopeloos was en op het punt stond om te huilen. Deze, door de getuige waargenomen emoties kunnen naar het oordeel van de rechtbank goed passen bij de door aangeefster omschreven verkrachting.
De verklaringen van verdachte en het letsel
De verdachte heeft verklaard dat hij aangeefster met de rug van zijn hand aan de zijkant van haar hoofd heeft geraakt en dat hij haar tegen haar keel wegduwde. Ook heeft de verdachte bij de politie verklaard dat hij klaarkomt in een handdoek als zijn vrouw niet wilt lekken. Het detail van de gebruik van de handdoek past bij de verklaring van de aangeefster dat de verdachte tijdens de seks met haar vaker gebruik maakte van een handdoek om in klaar te komen.
De rechtbank is van oordeel dat het zeer aannemelijk is dat [slachtoffer] dit feit uit eigen ervaring weet en niet, anders dan de verdediging heeft aangevoerd, dat zij de verdachte dit een keer heeft horen roepen tijdens de seks met zijn partner.
Dwang door geweld
Voor de mate van geweld die vereist is in de zin van artikel 242 Sr, bevat het strafdossier naar het oordeel van de rechtbank voldoende wettig en overtuigend bewijs. [slachtoffer] heeft verklaard dat toen de verdachte seksuele handelingen bij haar verrichtte, zij zich daar meermalen tegen heeft verzet en dat haar verzet ook steeds feller werd. Zij heeft dit zowel verbaal als fysiek gedaan. Daar komt bij dat van de verkrachting op 28 april 2021 letsel is waargenomen bij [slachtoffer] en de verdachte zelf ook heeft verklaard dat hij haar heeft geslagen en bij de keel heeft geduwd. [slachtoffer] heeft verklaard zichzelf in veiligheid te willen brengen, omdat naast haar verzet, ook het geweld door de verdachte toenam.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat de verdachte de aangeefster heeft gedwongen tot het ondergaan van seksuele handelingen, zowel bij het onder 3 als onder 4 tenlastegelegde. Aldus heeft de verdachte een situatie laten ontstaan waarin de aangeefster redelijkerwijs geen weerstand tegen kon bieden. De rechtbank concludeert op basis van dit alles dat de verdachte met de tenlastegelegde dwang opzettelijk heeft veroorzaakt dat het slachtoffer seksuele handelingen tegen haar wil heeft ondergaan.
Overig
Alvorens tot een eindconclusie te komen merkt de rechtbank ten aanzien van stukken, verklaringen en/of omstandigheden in het dossier die het wettig bewijs zouden weerspreken, nog het volgende op. Uit het dossier en de verklaringen van alle familieleden blijkt dat het huis waar de verdachte en zijn familie wonen, zeer gehorig is. De rechtbank neemt deze omstandigheid dan ook als een gegeven aan. Zij overweegt daarbij echter dat dit gegeven niet betekent dat het misbruik niet zou hebben kunnen plaatsvinden en is van oordeel dat dit gegeven het wettig bewijs, maar ook de overtuiging van de rechtbank, niet weerspreekt.
Een ander veel terugkerend onderwerp in het dossier is dat [slachtoffer] een vooropgezet plan zou hebben om de verdachte en haar familie ‘er in te luizen’ en dat zij alles heeft verzonnen. Zij zou namelijk boos zijn omdat zij uit huis zou moeten en/of zou op deze manier hulp krijgen van instanties om een prettig huis te krijgen. De rechtbank overweegt hiertoe dat uit het dossier en de verklaringen van aangeefster, haar broer, moeder en de verdachte, duidelijk blijkt dat de verhoudingen binnen de familie verstoord waren/zijn. De moeder van [slachtoffer] en de verdachte schetsen een beeld van [slachtoffer] waaruit zou blijken dat zij onbetrouwbaar is en ook [slachtoffer] zelf zegt dat zij in het verleden wel eens loog over zaken.
De rechtbank is van oordeel dat, hoewel het goed kan zijn dat [slachtoffer] als kind of puber over zaken gelogen heeft of een grote fantasie heeft gehad, het bewijs van het misbruik en de verkrachtingen hierdoor niet weersproken wordt. De rechtbank wijst hierbij onder meer op het aangetroffen DNA en de omstandigheden waaronder [slachtoffer] haar verhaal voor het eerst heeft verteld aan [getuige 1] , die haar pas belde nádat zij bericht kreeg van de verdachte. De rechtbank acht dit scenario dan ook onaannemelijk en schuift dit terzijde.
Concluderend acht de rechtbank, gelet op de bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien, alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
3.6
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1
hij op tijdstippen in de periode van 1 februari 2015 tot en met 11 maart 2018 te Delft telkens met zijn stiefdochter, te weten [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2002, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, telkens een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte meermalen telkens
- zijn, verdachtes, vinger(s) en/of penis in de vagina en/of de anus van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en vervolgens heen en weer bewogen en
- zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] gebracht en vervolgens heen en weer bewogen en
- zijn, verdachtes, penis laten betasten en/of zich laten aftrekken door die [slachtoffer] en
- de vagina en/of borsten van die [slachtoffer] gelikt en/of betast en
- die [slachtoffer] een (tong)zoen gegeven;
2
hij op tijdstippen in de periode van 12 maart 2018 tot en met 11 maart 2020 te Delft telkens ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig stiefkind [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2002, door
- zijn, verdachtes, vinger(s) en/of penis in de vagina en/of de anus van die [slachtoffer] te duwen/brengen en vervolgens heen en weer te bewegen en
- zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] te brengen en vervolgens heen en weer te bewegen en
- zijn, verdachtes, penis te laten betasten en/of zich te laten aftrekken door die [slachtoffer] en
- de vagina en/of borsten van die [slachtoffer] te likken en/of betasten en
- die [slachtoffer] een (tong)zoen te geven;
3
hij op tijdstippen in de periode van 12 maart 2020 tot en met 27 april 2021 te Delft, zijn stiefdochter, te weten [slachtoffer] telkens door geweld of een andere feitelijkheid en bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten
- door het grote leeftijdsverschil en
- doordat verdachte misbruik heeft gemaakt van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht als stiefvader en daarbij gebruik heeft gemaakt van de daaruit voortvloeiende afhankelijkheidssituatie en
- dat verdachte tijdens de minderjarigheid van die [slachtoffer] ontucht met die [slachtoffer] heeft gepleegd en daardoor een intimiderend/onderdrukkende situatie heeft doen ontstaan waaraan zij zich niet kon onttrekken en
- door te dreigen de moeder van die [slachtoffer] en/of die [slachtoffer] iets aan te doen als zij aan iemand zou vertellen over de seks door verdachte en
- door die [slachtoffer] te slaan en/of stompen tegen haar lichaam en
- door de keel van [slachtoffer] dicht te knijpen en haar gezicht in de bank en/of een kussen te drukken, althans door [slachtoffer] haar ademhaling te belemmeren heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten meermalen telkens
- het brengen/duwen en vervolgens heen en weer bewegen van zijn, verdachtes, vinger(s) en/of penis in de vagina en/of de anus van die [slachtoffer] en
- het brengen en vervolgens heen en weer bewegen van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] en
- het laten betasten van zijn, verdachtes, penis en/of - het zich laten aftrekken door die [slachtoffer] en/of
- het likken en/of betasten van de vagina en/of borsten van die [slachtoffer] en
- het geven van een (tong)zoen aan die [slachtoffer] ;
4
hij op 28 april 2021 te Delft, zijn stiefdochter, te weten [slachtoffer] door geweld
eneen andere feitelijkheid, te weten door
- de handen en/of polsen van die [slachtoffer] beet te pakken en
- die [slachtoffer] in het gezicht te slaan en
- die [slachtoffer] bij de keel te pakken en
- de keel van die [slachtoffer] dicht te knijpen,
heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] ,te weten
- het brengen/duwen en vervolgens heen en weer bewegen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] en
- het betasten en likken van en/of zuigen aan de borsten van die [slachtoffer] ;
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van negen jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich gedurende een langere periode op verschillende momenten schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen bij zijn minderjarige stiefdochter, waarbij hij zowel oraal, vaginaal als anaal bij haar is binnengedrongen, vanaf jonge leeftijd. Hij heeft haar verkracht en haar gedurende een langere periode meermalen seksueel misbruikt. Dit alles vond plaats in het huis waar de verdachte en het slachtoffer woonden. Dit had juist een veilige plek voor haar moeten zijn. Door zo te handelen heeft de verdachte de lichamelijke en geestelijke integriteit van zijn stiefdochter geschonden en op grove wijze misbruik gemaakt van de aanwezige vertrouwensrelatie. Hierbij is de ongestoorde ontwikkeling van zijn opgroeiende stiefdochter op ernstige wijze geschonden. Het is algemeen bekend dat jeugdige slachtoffers van dergelijke delicten daarvan later ernstige nadelige psychische gevolgen kunnen ondervinden. De verdachte heeft aldus volledig miskend dat kinderen juist bescherming behoeven tegen seksuele benaderingen door volwassenen en daarom moeten kunnen rekenen op die bescherming, juist door hun (stief)ouders. De verdachte heeft bij dit alles kennelijk niet stilgestaan en heeft zich enkel laten leiden door, en oog gehad voor de bevrediging van zijn eigen seksuele verlangens. De verdachte heeft geen enkele verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen. Dit alles neemt de rechtbank hem zeer kwalijk.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel justitiële documentatie van 29 januari 2024, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten met politie en justitie in aanraking is geweest.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank kennisgenomen van de over verdachte opgemaakte Pro Justitia-rapportage van [naam 3] , GZ-psycholoog van 17 februari 2022, een reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 4 mei 2022 en een voortgangsverslag toezicht van de reclassering d.d. 31 januari 2024.
In de Pro Justitia-rapportage wordt door de psycholoog – samengevat en voor zover hier van belang – geconcludeerd:
De verdachte lijdt aan de psychische stoornis ADHD, waarvoor hij niet onder behandeling stond en welke op het tenlastegelegde -indien en voor zover bewezen- nauwelijks invloed heeft gehad. Er is geen sprake van een parafilie, noch van misbruik van middelen. De verdachte geeft aan een sterke seksuele aandrang en een zeer hoog libido te hebben. De wellust bij het bespreken van seksuele activiteit is evident en de verdachte weet zijn uitingen daarover niet goed te beheersen, aldus de psycholoog. De persoonlijkheid vertoont licht antisociale en wantrouwende trekken. De verdachte is in emotioneel opzicht nog wat kinderlijk en agressie-geremd. Hij is emotioneel onrijp, goedgelovig en sentimenteel; anderzijds ongevoelig en boosheid ontkennend. Hij laat zich binnen de relatie bemoederen en toont zich genotvol. De psycholoog licht toe dat opgemerkt mag worden dat het een misvatting is te denken dat het hebben van een bevredigende seksuele omgang met de eigen partner seksueel grensoverschrijdend gedrag naar anderen verhoedt. Er kan wel degelijk sprake van zijn dat bestaand frequent- en lustvol seksueel contact de verlangens van de betrokkene juist verder aanwakkert en hij van daaruit op zoek gaat naar steeds meer. De uitspraken van de verdachte over steeds hardere porno, nodig om tot bevrediging te komen bij masturbatie, wijzen in die richting van een steeds hogere prikkelbehoefte.
Er is een zekere mate van onderdrukte boosheid verondersteld, die in combinatie met de licht antisociale aspecten en het sterk genotgericht zijn, zou hebben kunnen bijdragen aan het tenlastegelegde. Er kan geen duidelijk verband aangegeven worden tussen een stoornis bij de verdachte en het tenlastegelegde, indien en voor zover dat bewezen zou worden geacht. Middels een gestructureerde risicotaxatie wordt het recidiverisico geschat op laag-matig. Er wordt geen aanbeveling voor interventie gedaan. Geadviseerd is om het tenlastegelegde -indien en voor zover bewezen geacht- volledig toe te rekenen.
De reclassering rapporteert dat er naar hun inschatting een matig tot lage kans op recidive is, indien er geen behandeling wordt gevolgd. De reclassering adviseert bij een veroordeling een straf zonder bijzondere voorwaarden. Gezien de uitkomsten van de risicotaxatie zijn interventies ter voorkoming van recidive niet absoluut noodzakelijk. Daarnaast ontkent de verdachte zeer stellig, is er geen relevante delictgeschiedenis en zien wij weinig problemen op de diverse leefgebieden. Afgaande op het Pro Justitia-onderzoek is er geen sprake van
psychopathologie die in verband staat met het ten laste gelegde (indien bewezen).
De verdachte staat bovendien niet open voor behandeling en/of begeleiding gericht op het voorkomen van nieuw delictgedrag en gedragsverandering vanwege zijn zeer stellige ontkenning.
Nu de conclusies van de gedragsdeskundige omtrent de psychische en persoonlijkheidsproblematiek van de verdachte en de mate waarin die hebben bijgedragen aan de totstandkoming van het tenlastegelegde worden gedragen door diens bevindingen, maakt de rechtbank die tot het hare. De rechtbank concludeert dat de ten laste gelegde feiten volledig aan de verdachte moeten worden toegerekend.
Strafoplegging
De rechtbank heeft bij haar oordeel tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder de aard, de ernst en de duur van het bewezenverklaarde meegewogen, alsmede straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank heeft tevens acht geslagen op het binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunt voor verkrachting. De rechtbank neemt het oriëntatiepunt van verkrachting waarbij geweld of een daarmee vergelijkbare mate van dwang is gebruikt, te weten een gevangenisstraf voor de duur van zesendertig maanden, als vertrekpunt bij het bepalen van de hoogte van de straf. De rechtbank neemt als strafverzwarende omstandigheid mee dat de verdachte bij herhaling, over een lange periode, ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarige stiefdochter, welke ontucht mede bestond uit het seksueel binnendringen van het lichaam. Bovendien heeft de verdachte op geen enkele wijze verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen. Gelet op het voorgaande kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt.
De rechtbank houdt verder bij de strafoplegging rekening met het feit dat is vastgesteld dat het misbruik vaker heeft plaatsgevonden, maar dat niet is komen vast te staan hoe vaak en frequent dit precies heeft plaatsgevonden. Tot slot merkt zij op dat zij de door de officier van justitie aangehaalde uitspraken niet als uitspraken in vergelijkbare zaken aanmerkt. Gelet op deze omstandigheden wijkt de rechtbank af van de door de officier van justitie geëiste straf.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 6 (zes) jaren passend en geboden is.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Voorlopige hechtenis
De verdachte is geschorst tot de datum van de einduitspraak en de raadsman heeft namens hem verzocht om deze schorsing te laten voortduren in afwachting van een eventueel hoger beroep. De rechtbank overweegt dat de ernst van de bewezenverklaarde feiten en de duur van de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf zich niet verenigen met het opnieuw schorsen dan wel opheffen van de voorlopige hechtenis. De rechtbank wijst dit verzoek van de verdediging dan ook af.

7.De vordering van de benadeelde partij

7.1
De vordering
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert schadevergoeding van € 39.854,02, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 9.854,02 aan materiële schade en € 30.000,00 aan immateriële schade. Daarnaast is verzocht om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat de gevorderde materiële schade en een deel (van tenminste € 20.000,-) van de immateriële schade kan worden toegewezen, met toepassing van de wettelijke rente, en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich primair op het standpunt dat de benadeelde partij in haar vordering niet ontvankelijk is, gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair bepleit de raadsman dat de immateriële schade gematigd dient te worden aangezien bij de schatting van het schadebedrag geen splitsing dient te worden gemaakt tussen het gestelde patroon van misbruik en de gebeurtenis op 28 april 2021.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
Ten aanzien van de gevorderde vergoeding voor studievertraging overweegt de rechtbank dat het causaal verband tussen de bewezenverklaarde feiten en de studievertraging voldoende is komen vast te staan. Tevens is dit deel van de vordering voldoende onderbouwd en is deze schadepost als zodanig niet of onvoldoende weersproken. De rechtbank zal het gevorderde bedrag van € 9.550,00 daarom toewijzen.
De benadeelde partij heeft ten gevolge van het bewezenverklaarde een behandeltraject bij stichting Fier gevolgd in 2021, waarvoor zij haar eigen risico van haar zorgverzekering ter hoogte van € 304,02 heeft moeten aanspreken.
Naar het oordeel van de rechtbank is in voldoende gebleken dat de benadeelde partij de schade van het eigen risico over 2021 rechtstreeks heeft geleden als gevolg van het bewezenverklaarde feit. De rechtbank zal het gevorderde bedrag daarom toewijzen.
Immateriële schade
De rechtbank overweegt dat de aard en de ernst van de normschending met zich meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde partij zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Tevens blijkt uit het dossier dat de benadeelde partij reeds een therapie heeft gevolgd als gevolg van het bewezenverklaarde. Gelet op bedragen die worden toegewezen in soortgelijke zaken en de bewezenverklaarde feiten vindt de rechtbank een bedrag van € 20.000,- passend en toewijsbaar. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
De verdachte zal worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank wijst de gevorderde materiële en immateriële schadevergoeding toe tot een totaalbedrag van € 29.854,02 en zal de benadeelde partij voor het meer gevorderde niet-ontvankelijk verklaren. Voor zover de rechtbank vorderingen tot schadevergoeding geheel of ten dele toewijst, zal de rechtbank daarbij tevens de wettelijke rente toewijzen. Omdat het gaat om schade die kan worden geacht gaandeweg te zijn ontstaan gedurende een lagere periode (meer dan zes jaren; 1 februari 2015 tot en met 28 april 2021), zal de aanvangsdatum van de wettelijke rente schattenderwijs worden bepaald op halverwege de in totaal ten laste gelegde periode, te weten op 16 maart 2018.
Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank aanleiding om aan de verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 36f, 57, 242, 245, 248, 249 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.6 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een kind dat hij verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 2:
ontucht plegen met zijn minderjarig stiefkind, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 3:
verkrachting, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een kind dat hij verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin en het feit is voorafgegaan, vergezeld of gevolgd van geweld, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 4:
verkrachting, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een kind dat hij verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin en het feit is voorafgegaan, vergezeld of gevolgd van geweld;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) jaren;
bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
de vordering van de benadeelde partij;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 29.854,02 en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 16 maart 2018 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [slachtoffer] ;
bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij [slachtoffer] , begroot op nihil, en de kosten die ten behoeven van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden.
de schadevergoedingsmaatregel;
legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 29.854,02, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 16 maart 2018 tot aan de datum waarop dit bedrag volledig is betaald, ten behoeve van [slachtoffer] ;
bepaalt dat, als de verdachte niet het volledige bedrag betaalt en/of niet het volledige bedrag op hem kan worden verhaald, gijzeling zal worden toegepast voor de duur van 184 dagen;
bepaalt dat het toepassen van gijzeling de verdachte niet ontslaat van zijn betalingsverplichting aan de Staat;
bepaalt dat als de verdachte de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel te betalen aan de Staat en dat als de verdachte het toegewezen bedrag deels of geheel aan de Staat heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel aan de benadeelde partij te betalen;
Dit vonnis is gewezen door
mr. N.F.R. de Rooij, voorzitter,
mr. P. Burgers, rechter,
mr. P.L. van Montfoort, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. R. Ringeling, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 20 februari 2024.