ECLI:NL:RBDHA:2024:20859

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 december 2024
Publicatiedatum
12 december 2024
Zaaknummer
NL24.45668
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen vrijheidsontnemende maatregel in het kader van asielprocedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 december 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een vrijheidsontnemende maatregel die aan eiseres was opgelegd op basis van artikel 6, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiseres, die een asielaanvraag had ingediend, was van mening dat de maatregel onrechtmatig was, omdat zij geen rechtsbijstand had gekregen en de behandeling van haar asielaanvraag niet zorgvuldig was verlopen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemachtigde van eiseres op 22 november 2024 de gronden van het beroep heeft ingediend, waarna verweerder op 28 november 2024 heeft gereageerd. De rechtbank heeft op 29 november 2024 het onderzoek gesloten.

De rechtbank overweegt dat de bewaringsrechter niet bevoegd is om een inhoudelijk oordeel te geven over de rechtmatigheid van een besluit op een asielaanvraag. De rechtbank kan enkel beoordelen of de procedure om een beslissing te nemen over het recht om het grondgebied te betreden met de nodige zorgvuldigheid en voortvarendheid wordt uitgevoerd. De rechtbank concludeert dat er geen bijzondere individuele omstandigheden zijn die de vrijheidsontneming onevenredig bezwarend maken. Eiseres heeft aangegeven gezond te zijn en geen problemen te hebben met de oplegging van de maatregel.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak is gedaan door mr. C.I.H. Kerstens-Fockens, rechter, in aanwezigheid van mr. M.C. Bakker, griffier. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.45668

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], V-nummer: [V-nummer], eiseres

(gemachtigde: mr. A.M.V. Bandhoe),
en

de Minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: M. Smeulders).

Procesverloop

Bij besluit van 16 november 2024 (het bestreden besluit) is aan eiseres met toepassing van artikel 6, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Partijen hebben toestemming verleend om de zaak buiten zitting af te doen. [1] De gemachtigde van eiseres heeft op 22 november 2024 de gronden van het beroep ingediend. Verweerder heeft hierop op 28 november 2024 gereageerd. De rechtbank heeft op 29 november 2024 het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Als de rechtbank bij de beoordeling van het beroep van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen niet gerechtvaardigd is, verklaart zij het beroep gegrond. [2]
2. Een vrijheidsontnemende maatregel op grond van artikel 6, derde lid, van de Vw wordt opgelegd in het kader van het grensbewakingsbelang. [3] Deze wordt niet opgelegd of voortgezet indien sprake is van bijzondere individuele omstandigheden die vrijheidsontneming onevenredig bezwarend maken.
3. De gemachtigde van eiseres voert aan dat er geen sprake is van een zorgvuldige behandeling van de asielaanvraag van eiseres. Eiseres heeft geen advocaat gekoppeld gekregen die haar belangen behartigt bij haar asielaanvraag. Omdat eiseres geen rechtsbijstand heeft gekregen, zijn er bijzondere individuele omstandigheden aanwezig die de grensdetentie onrechtmatig maken. De asielaanvraag van eiseres leent zich er onder deze omstandigheden niet voor om binnen de grensprocedure te worden afgedaan. Verweerder behandelt de asielaanvraag onvoldoende voortvarend, eiseres heeft nog geen aanmeldgehoor gehad.
4. De rechtbank overweegt als volgt.
5. Een bewaringsrechter moet bij grensdetentie beoordelen of de procedure om een beslissing te nemen over het recht om het grondgebied te betreden met de nodige zorgvuldigheid en voortvarendheid wordt uitgevoerd. [4] De bewaringsrechter is niet bevoegd om een inhoudelijk oordeel te geven over de rechtmatigheid van een besluit op een asielaanvraag. Over de zorgvuldigheid van de behandeling van de asielaanvraag van eiseres kan de rechtbank daarom in deze procedure geen oordeel geven.
6. Volgens vaste jurisprudentie van de hoogste bestuursrechter [5] hoeft verweerder bij toepassing van de grensprocedure niet al bij het opleggen van de maatregel een pré-toets te verrichten naar de inwilligbaarheid van het asielverzoek. Daarnaast moet verweerder een redelijke termijn worden gegeven om onderzoek te verrichten naar het asielverzoek van de vreemdeling en naar de vraag of dit verzoek zich leent voor afdoening in de grensprocedure. Daarbij wordt de beslissing hierover in beginsel genomen na het nader gehoor, omdat dan alle relevante feiten bekend zijn. Verweerder moet tijdens de behandeling van het asielverzoek in de grensprocedure voortdurend afwegen of het asielverzoek zich nog steeds leent voor afdoening in de grensprocedure. [6] Of verweerder die beoordeling voldoende voortvarend heeft verricht, kan slechts terughoudend worden getoetst in deze procedure.
6.1.
De rechtbank ziet geen aanleiding om te oordelen dat verweerder in deze zaak onvoldoende voortvarend handelt. Uit het dossier blijkt dat eiseres op 19 november 2024 een gehoor veilig land van herkomst heeft gehad. Vervolgens is op 21 november 2024 een voornemen tot afwijzing van de asielaanvraag uitgebracht. Naar aanleiding van de zienswijze heeft eiseres op 25 november 2024 een aanvullend gehoor gehad. Op 26 november 2024 heeft verweerder vervolgens opnieuw een voornemen tot afwijzing van de asielaanvraag uitgebracht.
7. Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken van bijzondere individuele omstandigheden die vrijheidsontneming onevenredig bezwarend maken. Eiseres heeft aangegeven gezond te zijn en geen problemen te hebben met de oplegging van de vrijheidsontnemende maatregel.
8. Nu ook anderszins niet gebleken is dat de maatregel van bewaring onrechtmatig is, is het beroep ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.I.H. Kerstens-Fockens, rechter, in aanwezigheid van mr. M.C. Bakker, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Zie artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Op grond van artikel 94, zesde lid, van de Vw.
3.Op grond van artikel 5.1a van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
4.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 13 oktober 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3794.
5.Zie de uitspraken van de Afdeling van 3 juni 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1451 en 1452.
6.Zie paragraaf C1/2.5 van de Vreemdelingencirculaire 2000.