ECLI:NL:RBDHA:2024:20857
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bewaring op grond van artikel 6 van de Vreemdelingenwet 2000 in het kader van asielprocedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 december 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de vrijheidsontneming van eiser, die een asielaanvraag heeft ingediend. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigden, heeft beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister van Asiel en Migratie, waarbij hem op 16 november 2024 een vrijheidsontnemende maatregel is opgelegd op basis van artikel 6, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser stelt dat de maatregel onrechtmatig is, omdat hij geen rechtsbijstand heeft gekregen en er bijzondere individuele omstandigheden zijn die de vrijheidsontneming onevenredig bezwarend maken.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, omdat niet is gebleken van bijzondere omstandigheden die de maatregel onrechtmatig maken. De rechtbank overweegt dat de bewaringsrechter niet bevoegd is om inhoudelijk te oordelen over de rechtmatigheid van de asielaanvraag, maar enkel de zorgvuldigheid van de procedure moet toetsen. De rechtbank concludeert dat de Minister voldoende voortvarend heeft gehandeld in de behandeling van de asielaanvraag en dat er geen medische problemen zijn die de vrijheidsontneming onrechtmatig maken. Het verzoek om schadevergoeding is eveneens afgewezen.
De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat een rechtsmiddel open voor hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.