ECLI:NL:RBDHA:2024:2081
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag met verwijzing naar Dublinverordening
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 4 januari 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd, kreeg te horen dat zijn aanvraag niet in behandeling werd genomen omdat Bulgarije verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag, conform de Dublinverordening. Dit besluit werd genomen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
De verzoeker heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 2 januari 2024, maar de verzoeker was niet aanwezig. De gemachtigde van de verweerder was wel aanwezig. Tijdens de zitting werd ook een andere zaak, NL23.38367, behandeld, die verband hield met het beroep van de verzoeker.
De voorzieningenrechter heeft in zijn uitspraak van 4 januari 2024 geoordeeld dat, gezien de uitspraak in de andere zaak, er geen noodzaak meer was voor een voorlopige voorziening. Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.