ECLI:NL:RBDHA:2024:2080
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 6 december 2023 niet in behandeling genomen, omdat Bulgarije volgens hem verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft op 2 januari 2024 de zaak behandeld, maar eiser en zijn gemachtigde waren niet aanwezig.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het niet in behandeling nemen van de aanvraag in stand blijft. De rechtbank legt uit dat de Europese Unie regelgeving heeft over het in behandeling nemen van asielaanvragen, vastgelegd in de Dublinverordening. Deze verordening stelt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. In dit geval heeft de staatssecretaris aangenomen dat eiser geen bezwaren heeft tegen de overdracht aan Bulgarije, omdat hij niet is verschenen voor de aanmeldgehoren op 7 en 8 augustus 2023.
Eiser heeft aangevoerd dat hij vreest voor geweld tegen asielzoekers in Bulgarije en dat hij niet kan terugkeren. De rechtbank oordeelt echter dat eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn claims en dat de staatssecretaris in zijn algemeenheid mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit houdt in dat de staatssecretaris ervan uit mag gaan dat alle lidstaten zich houden aan het unierecht en de grondrechten. De rechtbank wijst het verzoek van eiser om het onderzoek te heropenen af, omdat hij niet is verschenen en de rechtbank voldoende informatie heeft om tot een oordeel te komen. De uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg en is openbaar gemaakt op 4 januari 2024.