Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 september 2024 in de zaak tussen
[eiser], eiser
voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Rechtbank Den Haag
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een visum kort verblijf. De aanvraag werd door verweerder afgewezen op 17 september 2023, waarna eiser op 24 januari 2024 beroep instelde tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn bezwaar. Verweerder handhaafde zijn afwijzing in het bestreden besluit van 12 april 2024. De rechtbank heeft het beroep op 12 september 2024 behandeld, waarbij de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder aanwezig waren.
Eiser, geboren in 1994 en van Marokkaanse nationaliteit, had verzocht om een visum voor kort verblijf om zijn referente te bezoeken. Verweerder weigerde de aanvraag omdat eiser niet voldoende bewijs had geleverd van het doel en de omstandigheden van zijn verblijf, en er redelijke twijfel bestond over zijn voornemen om het grondgebied van de lidstaten te verlaten voor het verstrijken van het visum. Eiser betwistte deze afwijzing en voerde aan dat hij wel degelijk aan de vereisten voldeed en dat verweerder zijn argumenten in bezwaar niet had meegenomen.
De rechtbank oordeelde dat het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk was, omdat verweerder inmiddels had beslist op de aanvraag. Het beroep tegen het bestreden besluit werd ongegrond verklaard, omdat de rechtbank vond dat verweerder op goede gronden had kunnen concluderen dat er geen twijfel bestond over de ongegrondheid van het bezwaar. Eiser kreeg geen vergoeding van proceskosten of griffierecht terug, en de rechtbank verklaarde dat de afwijzing van de visumaanvraag in stand bleef.