In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 februari 2024 een vonnis gewezen in het verzet van ESI Betonstaal B.V. tegen een eerder verstekvonnis van 19 juli 2023. ESI Betonstaal had verzet ingesteld omdat zij het griffierecht van € 2.837 niet volledig had betaald, maar slechts € 2.737. De rechtbank oordeelde dat het niet tijdig betalen van het griffierecht leidt tot bekrachtiging van het verstekvonnis, tenzij er sprake is van onbillijkheid van overwegende aard. ESI Betonstaal beriep zich op de hardheidsclausule, stellende dat zij tijdelijk geen middelen had om het griffierecht te voldoen vanwege een transitie naar andere activiteiten. De rechtbank oordeelde echter dat deze omstandigheden tot het ondernemersrisico van ESI Betonstaal behoren en geen gerechtvaardigd beroep op de hardheidsclausule opleveren. De rechtbank bekrachtigde daarom het verstekvonnis en veroordeelde ESI Betonstaal in de kosten van de verzetprocedure, die aan de zijde van Prima Flex op nihil werden begroot. Het vonnis is openbaar uitgesproken op 14 februari 2024.