ECLI:NL:RBDHA:2024:20764

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 december 2024
Publicatiedatum
11 december 2024
Zaaknummer
NL24.30345
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Turkse vrouw afgewezen wegens onvoldoende bewijs van risico op geweld bij terugkeer naar Turkije

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 december 2024 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiseres, een Turkse vrouw, had een asielaanvraag ingediend op 3 april 2023, waarin zij stelde dat zij vanwege huiselijk geweld door haar ex-echtgenoot en problemen met de Turkse autoriteiten, als gevolg van haar steun voor de HDP, niet veilig kon terugkeren naar Turkije. De rechtbank heeft het beroep van eiseres gegrond verklaard, omdat verweerder, de Minister van Asiel en Migratie, zich in het bestreden besluit onzorgvuldig had voorbereid en ondeugdelijk had gemotiveerd dat eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat zij bij terugkeer naar Turkije een reëel risico liep op geweld van haar ex-echtgenoot. De rechtbank oordeelde dat de problemen met de ex-echtgenoot geloofwaardig waren, maar dat verweerder onvoldoende had onderbouwd waarom deze geen asielgrond opleverden. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen om binnen tien weken een nieuw besluit te nemen op de asielaanvraag van eiseres, met inachtneming van de uitspraak. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.750,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.30345

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], V-nummer: [nummer], eiseres

(gemachtigde: mr. Ö. Saraç),
en

de Minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. T.J.M. Schilder).

Procesverloop

Bij besluit van 26 juli 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (asielaanvraag) in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 27 september 2024 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen [naam]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding
1.1.
Eiseres stelt de Turkse nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedatum] 1988. Zij heeft op 3 april 2023 een asielaanvraag ingediend.
1.2.
Eiseres heeft aan haar asielaanvraag – samengevat – het volgende ten grondslag gelegd. Eiseres, die Koerd en Aleviet is, is vanwege een bloedvete op twaalfjarige leeftijd ontvoerd en uitgehuwelijkt. Tijdens haar huwelijk heeft zij vijftien jaar lang moeten leven met huiselijk geweld. In 2019 heeft eiseres besloten om van haar echtgenoot weg te gaan en te gaan onderduiken. In 2022 is zij gescheiden. Al die tijd werd zij constant bedreigd, en ook enkele keren mishandeld, door haar ex-echtgenoot en zijn familie en daarom heeft zij in april 2023 besloten om Turkije te verlaten. Daarnaast vreest eiseres voor de autoriteiten in verband met haar deelname aan een demonstratie van de HDP.
Het bestreden besluit
2.1.
Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. Problemen vanwege steun voor de HDP;
3. Problemen met de ex-echtgenoot.
2.2.
Verweerder acht de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres (element 1) geloofwaardig. Ook de problemen met de ex-echtgenoot van eiseres (element 3) heeft verweerder geloofwaardig geacht. Verweerder vindt de problemen van eiseres vanwege steun voor de HDP (element 2) niet geloofwaardig. De geloofwaardig geachte elementen 1 en 3 leveren volgens verweerder geen asielgrond op als bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw), omdat op grond daarvan niet aannemelijk is dat eiseres een gegronde vrees voor vervolging heeft als bedoeld in het Vluchtelingenverdrag of bij terugkeer naar Turkije een reëel risico loopt op ernstige schade in de zin van artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Daarom heeft verweerder de asielaanvraag afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw.
Beroepsgronden
3. Eiseres voert, samengevat, aan dat verweerder de problemen vanwege haar steun voor de HDP ten onrechte niet geloofwaardig heeft geacht. Zij betoogt verder dat zij vanwege de problemen met haar ex-echtgenoot bij terugkeer naar Turkije een extreem risico loopt op vergelding en mogelijk femicide en dat de Turkse autoriteiten haar hier onvoldoende tegen kunnen beschermen. Eiseres verwijst in dit verband naar landeninformatie waaruit blijkt dat de Turkse autoriteiten onvoldoende in staat of bereid zijn om effectieve bescherming te bieden tegen femicide. Eiseres stelt voorts dat zij in Turkije door discriminatie aanzienlijk is beperkt in haar bestaansmogelijkheden.
Beoordeling door de rechtbank
Problemen vanwege steun voor de HDP (element 2)
4. Eiseres stelt dat zij in Turkije problemen heeft gekregen met de Turkse autoriteiten vanwege haar steun voor de HDP. Meer concreet stelt eiseres dat de Turkse autoriteiten een strafzaak tegen haar zijn begonnen, omdat zij heeft deelgenomen aan een demonstratie van de HDP. Verweerder heeft dit element ongeloofwaardig geacht. De rechtbank overweegt hierover als volgt.
4.1.
Eiseres heeft geen documenten overgelegd waaruit blijkt dat er een strafzaak tegen haar wordt gevoerd vanwege haar deelname aan een HDP-demonstratie. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank niet ten onrechte aan eiseres tegengeworpen dat zij geen goede verklaring heeft gegeven voor het ontbreken van dergelijke documenten. De stelling van eiseres dat zij geen toegang heeft tot E-devlet – het digitale systeem van de Turkse overheid (waarin ook justitiële informatie staat) – omdat haar telefoon bij haar vertrek uit Turkije kapot was en zij haar wachtwoord niet meer weet, heeft verweerder niet hoeven aanmerken als een toereikende verklaring voor het ontbreken van documenten betreffende de gestelde strafzaak. Gelet op het belang van E-devlet in Turkije mag immers van eiseres worden verwacht dat zij zorg draagt over essentiële inloggegevens en dat zij haar wachtwoord, als zij dat vergeten is, herstelt. Eiseres heeft ook niet uitgelegd waarom zij niet op andere wijze aan documenten zou kunnen komen.
4.2.
Verder werpt verweerder eiseres terecht tegen dat zij wisselend heeft verklaard over haar betrokkenheid bij de HDP. Enerzijds heeft eiseres namelijk verklaard dat zij lid is van de HDP (p. 6 aanmeldgehoor), terwijl zij anderzijds heeft verklaard dat zij geen lid is van de HDP maar van buitenaf sympathie koestert (p. 12 nader gehoor).
4.3.
Verweerder heeft verder terecht gesteld dat niet is gebleken dat eiseres in Turkije actief betrokken is geweest bij de HDP. Eiseres heeft verklaard dat zij in Turkije alleen heeft deelgenomen aan één demonstratie van de HDP en verder geen activiteiten voor de HDP heeft verricht (p. 12 nader gehoor). Verweerder heeft echter niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht dat eiseres heeft deelgenomen aan die ene demonstratie van de HDP. Hiertoe heeft verweerder niet ten onrechte gesteld dat eiseres niet heeft kunnen verklaren, ook niet bij benadering, wanneer die demonstratie heeft plaatsgevonden. Nu eiseres stelt dat zij het doel van de demonstratie (de vrijlating van de HDP-voorzitter) belangrijk vond en dat zij door deelname aan deze demonstratie in de negatieve belangstelling van de Turkse autoriteiten is komen te staan, hetgeen één van de redenen voor haar vertrek uit Turkije is geweest, stelt verweerder terecht dat van eiseres kan worden verwacht dat zij op zijn minst bij benadering kan verklaren wanneer die demonstratie dan heeft plaatsgevonden. Daarin is eiseres niet geslaagd; eiseres heeft zelfs het jaartal niet kunnen noemen. Verweerder stelt niet ten onrechte dat dit ernstig afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van haar gestelde deelname aan de demonstratie. Hierbij betrekt de rechtbank dat eiseres haar stelling dat er bij haar sprake is van geheugenverlies niet heeft onderbouwd (bijvoorbeeld met medische stukken). In het verlengde van het voorgaande ligt dat verweerder evenmin ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht dat eiseres tijdens deze demonstratie is gearresteerd. In dit verband heeft verweerder verder nog niet ten onrechte aan eiseres tegengeworpen dat zij wisselend en summier heeft verklaard over die gestelde arrestatie. Eiseres heeft namelijk eerst verklaard dat alleen haar vrienden zijn opgepakt (p. 8 nader gehoor), terwijl zij later heeft verklaard dat zij samen met hen is opgepakt (p. 13 nader gehoor), en eiseres heeft verder summier verklaard over hoeveel tijd er zat tussen haar aanhouding en vrijlating (p. 15 nader gehoor)
4.4.
Gelet op het voorgaande, in samenhang bezien, heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat ongeloofwaardig is dat eiseres in Turkije problemen heeft gekregen met de Turkse autoriteiten vanwege haar gestelde steun aan de HDP. Dat, zoals eiseres stelt, uit landeninformatie blijkt dat het deelnemen aan activiteiten van een oppositiepartij, zelfs zonder speciale rol of positie, risico’s kan meebrengen, leidt niet tot een ander oordeel, nu het aan eiseres is om geloofwaardig te maken dat zij in Turkije activiteiten heeft verricht waardoor specifiek zij in de negatieve belangenstelling van de Turkse autoriteiten is komen te staan. Daarin is zij, zoals uit het voorgaande volgt, niet geslaagd. Voor zover eiseres stelt dat zij vanuit Nederland alsnog in de negatieve belangstelling van de Turkse autoriteiten is komen te staan omdat zij hier pro-Koerdische berichten op social media heeft geplaatst, overweegt de rechtbank dat verweerder dit, in het licht van wat er hiervoor is overwogen, niet heeft hoeven volgen, te meer niet nu eiseres geen screenshots (of andere bewijzen) van de gestelde social media-berichten heeft overgelegd, terwijl dat wel van haar kon worden verwacht.
4.5.
De beroepsgrond dat verweerder element 2 ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht, slaagt gezien het voorgaande niet.
Problemen vanwege ex-echtgenoot (element 3)
5. Eiseres heeft verklaard dat zij in Turkije vijftien jaar lang slachtoffer is geweest van huiselijk geweld door haar ex-echtgenoot, dat zij in 2019 bij haar ex-echtgenoot is weggegaan (en in 2022 van hem is gescheiden), maar dat zij ook nadien, tot aan haar vertrek uit Turkije in april 2023, nog door hem is bedreigd en enkele keren is mishandeld. Ter onderbouwing hiervan heeft eiseres zes vonnissen van de rechtbank in Mersin (Turkije) overgelegd. Mede op basis hiervan heeft verweerder de problemen van eiseres met haar ex-echtgenoot geloofwaardig geacht. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit echter op het standpunt gesteld dat de geloofwaardige problemen met haar ex-echtgenoot geen asielgrond opleveren, omdat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij bij terugkeer naar Turkije nog te vrezen heeft voor haar ex-echtgenoot. Aan dit standpunt heeft verweerder ten grondslag gelegd dat niet is gebleken dat eiseres na het laatste vonnis van 19 januari 2021 nog problemen heeft gehad met haar ex-echtgenoot, dat uit de vonnissen blijkt dat de Turkse autoriteiten eiseres hebben geholpen en dat niet is gebleken dat eiseres in Turkije alle nationale mogelijkheid om meer bescherming te krijgen (bijvoorbeeld door het instellen van hoger beroep of het vragen van een contactverbod) heeft uitgeput. De rechtbank overweegt hierover als volgt.
5.1.
Verweerder heeft het relaas van eiseres over haar problemen met haar ex-echtgenoot, die volgens haar tot aan haar vertrek uit Turkije in april 2023 hebben voortgeduurd (p. 19-20 nader gehoor), in het geheel geloofwaardig geacht (p. 6 voornemen). Gelet hierop is het vervolgens door verweerder ingenomen standpunt dat niet aannemelijk is dat eiseres na 19 januari 2021 nog problemen met haar ex-echtgenoot heeft gehad onbegrijpelijk, want tegenstrijdig aan zijn geloofwaardigheidsoordeel. Ook overigens kan het standpunt van verweerder dat niet aannemelijk (lees: geloofwaardig) is dat eiseres na 19 januari 2021 nog problemen heeft gehad met haar ex-echtgenoot geen stand houden. De enkele omstandigheid dat eiseres geen vonnissen heeft overgelegd die dateren van ná 19 januari 2021 is hiertoe onvoldoende. Als er geen documenten zijn, dient verweerder de verklaringen op geloofwaardigheid te beoordelen. Eiseres heeft verklaard dat er na het laatste vonnis van 19 januari 2021 nog wel degelijk problemen met de ex-echtgenoot zijn geweest (p. 19-20 nader gehoor), maar dat die niet meer hebben geleid tot aangiftes en rechtszaken, omdat eerdere aangiftes/rechtszaken geen soelaas hebben geboden en zij besloot onder te duiken/binnen Turkije te vluchten (zie p. 19 nader gehoor en p. 6 zienswijze). Met de toelichting dat niet valt in te zien waarom eiseres geen nieuwe aangiftes heeft gedaan nu eerdere aangiftes hebben geleid tot rechtszaken (p. 7 voornemen), gaat verweerder voorbij aan de uitleg van eiseres dat eerdere aangiftes geen oplossing boden, omdat haar ex-echtgenoot ondanks die eerdere aangiftes en ook veroordelingen door bleef gaan met zijn mishandelingen en bedreigingen. Verweerder heeft gelet hierop dan ook ondeugdelijk gemotiveerd waarom de omstandigheid dat er na 19 januari 2021 geen aangiftes meer zijn gedaan maakt dat ongeloofwaardig is dat eiseres na 19 januari 2021 nog problemen heeft gehad met haar ex-echtgenoot.
5.2.
De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder ondeugdelijk heeft gemotiveerd dat eiseres voor de problemen met haar ex-echtgenoot effectieve bescherming heeft gekregen en/of kan krijgen van de Turkse autoriteiten. Weliswaar zijn aangiftes van eiseres in behandeling genomen en is haar ex-echtgenoot tot vijf keer toe veroordeeld (waarvan overigens maar één keer tot een daadwerkelijke gevangenisstraf) en is er dus sprake van geweest, zoals verweerder juist stelt, dat eiseres is geholpen door de Turkse autoriteiten, maar die hulp is niet effectief gebleken aangezien de ex-echtgenoot, ondanks die veroordelingen, door bleef gaan met zijn mishandelingen en bedreigingen. Dit blijkt alleen al uit het feit dat eiseres na eerdere veroordelingen opnieuw aangiftes heeft gedaan, die weer hebben geleid tot nieuwe veroordelingen. De rechtbank wijst in dit verband ook nog op het vonnis van de Turkse rechtbank van 22 november 2019, waarin is overwogen dat het “duidelijk is dat hij [de ex-echtgenoot] zich in de toekomst opnieuw zo zal gedragen”. Het vorenstaande heeft verweerder in het bestreden besluit onvoldoende onderkend. Ten aanzien van het standpunt van verweerder dat niet is gebleken dat eiseres alle mogelijkheden in Turkije om meer bescherming te krijgen heeft uitgeput, overweegt de rechtbank dat verweerder niet deugdelijk heeft gemotiveerd wat eiseres, die zes keer aangifte heeft gedaan met vijf keer een veroordelend vonnis tot gevolg, daarnaast nog had kunnen ondernemen om meer bescherming te krijgen. Eiseres was al herhaaldelijk in beeld bij de politiële, justitiële en rechterlijke autoriteiten in Turkije, zijnde de autoriteiten die bij uitstek worden geacht bescherming te bieden in geval van veiligheidsproblemen, maar die autoriteiten hebben, behalve de veroordelende vonnissen, geen maatregelen (zoals een contactverbod) genomen op grond waarvan eiseres effectieve en structurele bescherming kreeg tegen haar ex-echtgenoot. Verder heeft verweerder niet gemotiveerd dat het voor eiseres, als slachtoffer, mogelijk was – in Nederland kan dat in ieder geval niet – om hoger beroep in te stellen tegen de vonnissen van de Turkse rechtbank. Voorts overweegt de rechtbank dat verweerder in het bestreden besluit onvoldoende heeft onderkend dat de verklaringen van eiseres over het door haar ervaren gebrek aan effectieve bescherming van de zijde van de Turkse autoriteiten overeenkomen met de door eiseres aangehaalde landeninformatie (waaronder het Algemeen ambtsbericht Turkije van augustus 2023, paragraaf 6.3, en het annual report’ van 6 januari 2023 van We Will Stop Femicides Platform), waaruit blijkt dat de Turkse autoriteiten onvoldoende in staat zijn, zelfs als beschermingsmaatregelen worden genomen, om daadwerkelijk en effectief bescherming te bieden aan vrouwen tegen geweld van mannen(/partners).
5.3.
Gelet op wat er onder 5.1. en 5.2. is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich in het bestreden besluit onzorgvuldig voorbereid en ondeugdelijk gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij bij terugkeer naar Turkije een reëel risico loopt om (wederom) slachtoffer te worden van geweld van haar ex-echtgenoot. De hiertoe aangevoerde beroepsgrond slaagt.
Conclusie en gevolgen
6. Het beroep is gelet op het voorgaande gegrond. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen wegens strijd met artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht. Gelet hierop en op wat er hierna met betrekking tot de wijze van geschilbeslechting is overwogen, laat de rechtbank de overige beroepsgronden inhoudelijk onbesproken.
7. De rechtbank ziet geen mogelijkheid om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten, omdat verweerder de hiervoor geconstateerde gebreken in het bestreden besluit niet in de beroepsfase heeft hersteld. De rechtbank zal ook niet zelf in de zaak voorzien, omdat het aan verweerder is om op een asielaanvraag te beslissen. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding voor het toepassen van een bestuurlijke lus, omdat, gelet op de aard van de gebreken en de wijze waarop die moeten worden hersteld, niet valt in te zien dat eiseres op die manier eerder uitsluitsel zal krijgen in haar zaak dan als verweerder de opdracht wordt gegeven een nieuwe beslissing op de asielaanvraag te nemen. De rechtbank zal verweerder dan ook opdragen om met inachtneming van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de asielaanvraag van eiseres. Tenzij terstond wordt overgegaan tot inwilliging van de asielaanvraag, dient verweerder in het bestreden besluit, eventueel na een individueel onderzoek naar de beschermingsmogelijkheden die de Turkse autoriteiten kunnen bieden, deugdelijk te motiveren dat eiseres bij terugkeer naar Turkije geen reëel risico loopt op ernstige schade door haar ex-echtgenoot. De rechtbank geeft verweerder hiervoor een termijn van tien weken.
8. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.750,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 875,- en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op om binnen tien weken na de dag van bekendmaking van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de asielaanvraag van eiseres met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.750,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.A. Groeneveld, rechter, in aanwezigheid van mr. W. Roozeboom, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.