ECLI:NL:RBDHA:2024:20763

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 december 2024
Publicatiedatum
11 december 2024
Zaaknummer
09/170394-22, 09-228126-22 en 22-003405-20
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het in vereniging verwerken en voorhanden hebben van harddrugs en versnijdingsmiddelen

Op 11 december 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het in vereniging verwerken en voorhanden hebben van harddrugs, specifiek heroïne, en versnijdingsmiddelen. De zaak betreft meerdere parketnummers, te weten 09/170394-22, 09-228126-22 en 22-003405-20. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 maart 2022 tot en met 6 juli 2022 in Den Haag samen met anderen opzettelijk heroïne heeft bereid en verwerkt. Tijdens de zitting op 27 november 2024 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie, mr. R. Cozijnsen, en de verdediging, vertegenwoordigd door raadsvrouw mr. F.A.M. Engels, gehoord. De rechtbank heeft de verweren van de verdediging, waaronder de niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie en de betrouwbaarheid van herkenningen, verworpen. De rechtbank oordeelde dat de redelijke termijn was overschreden, maar dit leidde niet tot niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie. De rechtbank achtte de bewijsvoering voldoende om de verdachte schuldig te verklaren aan de tenlastegelegde feiten. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. De rechtbank heeft ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf toegewezen, omdat de verdachte zich niet aan de voorwaarden had gehouden. De uitspraak is gedaan in het openbaar en is gepubliceerd op rechtspraak.nl.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummers: 09-170394-22, 09-228126-22 (ttz. gev.) en 22-003405-20 (tul)
Datum uitspraak: 11 december 2024
Tegenspraak (art. 279 Sv)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte 1],
geboren op [geboortedatum] 1996 te 0000 (land onbekend),
op dit moment zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 27 november 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. R. Cozijnsen en van hetgeen door de raadsvrouw mr. F.A.M. Engels naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging op de terechtzitting van 6 oktober 2022 - ten laste gelegd dat:
Dagvaarding I (09-170394-22)
1
hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2022 tot en met 6 juli 2022 te ‘s-Gravenhage tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 25,7 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
hij op of omstreeks 6 juli 2022 te ’s-Gravenhage tezamen en in vereniging met een of
meer anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van
artikel 10 van de Opiumwet, te weten
- het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren, en/of het opzettelijk vervaardigen van heroïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet voor te bereiden en of te bevorderen
- twee, althans een persmal(len);
- twee, althans een krik(ken);
- drie, althans een ze(ef)(ven);
- een lamineermachine;
- een sealbag en/of plastic zakjes;
- een weegschaal;
- 306 gram, althans een hoeveelheid van een materiaal bevattende caffeïne en/of paracetamol;
voorhanden heeft gehad waarvan hij verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat/die bestemd was/waren tot het plegen van die feiten.
Dagvaarding II (09-228126-22)
1
hij op of omstreeks 21 mei 2022 te Leiden opzettelijk heeft vervoerd en/of aanwezig heeft gehad, ongeveer 188,9 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
hij op of omstreeks 21 mei 2022 te Leiden, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden en/of bewerken en/of verwerken van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen, voorwerpen en/of stoffen, te weten ongeveer 2.962,1 gram, althans een hoeveelheid versnijdingsmiddel (Fenacetine), voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat dit bestemd was tot het plegen van dat feit.

3.3. Ontvankelijkheid van de officier van justitie

3.1.
De raadsvrouw heeft zich bij dagvaarding I op het standpunt gesteld dat de officier van justitie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging. In de eerste plaats is volgens de verdediging sprake van overschrijding van de redelijke termijn. In de tweede plaats is het verdedigingsbelang geschonden doordat een door de verdediging gewenste getuige niet is gehoord.
3.2.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat hij wel ontvankelijk is.
3.3.
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de redelijke termijn is overschreden. Deze overschrijding kan echter volgens vaste rechtspraak niet leiden tot niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie. Verder is de rechtbank, anders dan de verdediging, van oordeel dat de politie voldoende heeft gedaan om de anonieme getuige te identificeren die de verdediging wenste te horen, zoals is op te maken uit het proces-verbaal met nummer 12 (p. 112-114 van het dossier bij dagvaarding I). Dat dit niet is gelukt, is niet het gevolg van doelbewust handelen of handelen met grove onachtzaamheid van de zijde van het openbaar ministerie. Het verweer faalt. De officier van justitie is bij dagvaarding I ontvankelijk in de vervolging.
4. De bewijsbeslissing
4.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle ten laste gelegde feiten bewezen kunnen worden verklaard.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich bij dagvaarding I op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken. Voor zover de rechtbank dit standpunt niet volgt, is volgens de raadsvrouw geen sprake van medeplegen en heeft de verdachte zich niet schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen voor de handel in harddrugs, maar heeft hij slechts een kleine gebruikershoeveelheid voorhanden gehad. Bij dagvaarding II heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat vrijspraak moet volgen. Op specifieke standpunten gaat de rechtbank hierna in, voor zover dat nodig is.
4.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft in de bijlage opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
4.4.
Bewijsoverwegingen
Dagvaarding I (09-170394-22)
Vaststaat dat op 6 juli 2022 in de woning gelegen aan de [adres] te Den Haag een stof bevattende heroïne is gevonden. Ook staat vast dat in die woning coffeïne en paracetamol en diverse goederen, zoals ten laste gelegd onder feit 2, zijn aangetroffen.
Feit 1
De rechtbank acht op basis van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op 6 juli 2022 bezig was met het maken van heroïne. De verdachte was op die dag in de woning aanwezig. Verder is tijdens de aanhouding van de verdachte op diezelfde dag vastgesteld dat zijn kleding onder bruin poederstof zat. Dit poederstof leek sterk op de bruine stof die is aangetroffen in de woning zelf en op de voornoemde goederen. Al dit stof is positief getest op heroïne.
De rechtbank ziet in het dossier en het onderzoek ter terechtzitting geen bewijs voor een langere periode dan alleen de datum van de doorzoeking van de woning. De rechtbank zal de bewezenverklaring derhalve beperken tot 6 juli 2022.
Feit 2
De aangetroffen stoffen en goederen, zoals ten laste gelegd, laten geen andere conclusie toe dan dat de verdachte hiermee voorbereidingshandelingen heeft getroffen voor het maken van heroïne. De goederen zaten onder poederstof dat positief getest is op heroïne. Verder is het een feit van algemene bekendheid dat persmallen, krikken en lamineermachines bijzonder geschikt zijn voor het maken van harddrugs.
Medeplegen feiten 1 en 2
De verdediging stelt zich op het standpunt dat geen sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en [naam] , de eigenaar van de woning die eveneens is aangehouden.
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid in de vorm van medeplegen aan een strafbaar feit kan worden bewezen verklaard wanneer is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Op basis van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat beide heren op 6 juli 2022 in de woning aanwezig waren. De politie heeft gerelateerd dat de hele woning onder het stof zat, kennelijk van het maken van heroïne. Verder stonden in het zicht diverse goederen die geschikt zijn om heroïne te maken. De bevindingen van de politie laten geen andere conclusie doe dan dat de verdachte en Clasquin samen strafrechtelijk betrokken waren bij de beide ten laste gelegde feiten. De rechtbank acht het ten laste gelegde medeplegen dan ook wettig en overtuigend bewezen. Het verweer faalt.
Conclusie
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank de beide ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
Dagvaarding II (09-228126-22)
De rechtbank leest in de ten laste gelegde feiten als pleeglocatie “Den Haag” in plaats van “Leiden” nu de dagvaarding, bezien tegen de achtergrond van het dossier, op dit punt een kennelijke verschrijving behelst, zoals ook de officier van justitie heeft betoogd en de verdediging niet heeft bestreden. De verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
Betrouwbaarheid herkenningen
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de herkenningen door de verbalisanten niet betrouwbaar zijn. Hieraan legt de verdediging ten grondslag, kort gezegd, dat de verbalisanten de verdachte niet zodanig vaak eerder hadden gezien dat zij een goede herkenning konden doen. Verder zijn de herkenningen gebaseerd op onduidelijke en niet op beeld te verifiëren uiterlijke kenmerken.
Bij de beoordeling van de betrouwbaarheid van herkenningen zoals hier spelen diverse factoren een rol: de intensiteit en de frequentie van de eerdere contacten met de verdachte, de vraag hoe recent die contacten zijn, de vraag of bewegende beelden dan wel foto’s (stills) zijn bekeken, de kwaliteit van de beelden en wat daarop van de dader te zien is en de wijze waarop de herkenning tot stand is gekomen.
De rechtbank acht de herkenningen voldoende betrouwbaar en gebruikt deze voor het bewijs. De kwaliteit van de camerabeelden en de daarop gebaseerde still zijn van voldoende kwaliteit. Meerdere verbalisanten relateren dat zij in het (recente) verleden verschillende keren met de verdachte in aanraking zijn geweest. De beschreven eerdere contacten in samenhang met de toelichting van de specifieke kenmerken op basis waarvan de verbalisanten de verdachte herkennen, terwijl niet gebleken is dat sprake is geweest van voorinformatie over deze feiten, maken de herkenningen betrouwbaar.
Vervoeren en aanwezig hebben van heroïne en versnijdingsmiddelen (feit 1)
De verdachte had op 21 mei 2022 in Den Haag een beige tas bij zich. Hij heeft deze bij een zitplaats op Den Haag Centraal Station aan een andere persoon overgedragen. Die persoon is ongeveer een uur later op Leiden Centraal Station aangehouden op verdenking van bezit van harddrugs. In de tas bleken pakketten met daarin heroïne en versnijdingsmiddelen te zitten.
In het NFI-rapport is vastgesteld dat het aangetroffen vierkante pakket met bruin poeder 188,9 gram heroïne bevatte. De andere vacuümzakken met daarin pakken met wit poedermateriaal zijn niet bemonsterd en door het NFI getest, maar zijn onderworpen aan een indicatieve test door de politie. Hoewel een indicatieve test op zichzelf niet voldoende is voor een bewezenverklaring van bezit van verboden middelen, kan dit wel het geval zijn als andere omstandigheden de uitslag van de indicatieve test onderschrijven. Dergelijke omstandigheden zijn hier aanwezig: de pakketten met wit poeder zijn aangetroffen in een tas waarin ook heroïne zat en het uiterlijk van de pakketten (blokken gewikkeld in tape en vacuüm verpakt) is in lijn met hoe verdovende middelen en versnijdingsmiddelen in de regel worden verpakt. De rechtbank oordeelt dan ook dat in de bij de andere persoon aangetroffen tas de door het NFI vastgestelde hoeveelheid heroïne en verschillende pakketten versnijdingsmiddel (fenacetine) zaten.
De rechtbank verwerpt het standpunt van de verdediging dat de omstandigheid dat geen overdracht op de beelden te zien is, meebrengt dat de verdachte geen heroïne en versnijdingsmiddel voorhanden heeft gehad. De rechtbank stelt voorop dat blijkens de beschrijving van de beelden een overdracht van de beige tas die de verdachte bij zich had toen hij op het Centraal Station in Den Haag de andere persoon ontmoette, te zien is. Zij zijn samen aan tafel gaan zitten waarbij de beige tas onder een tafel werd gezet, waarna zij even later verder liepen en de andere persoon de beige tas droeg. Deze handelwijze, in combinatie met de kleur van de tas die bij de aangehouden andere persoon is aangetroffen (beschreven als een bruine jute tas), waarin zich heroïne en versnijdingsmiddel bevonden, het korte tijdsbestek tussen de overdracht en de aanhouding van de andere persoon, alsmede de (grote) hoeveelheid in de tas aangetroffen heroïne en versnijdingsmiddel (meer dan 3 kg), maken aannemelijk dat de bruine jute tas die bij de andere persoon is aangetroffen dezelfde tas is met dezelfde inhoud als de beige tas die op de beelden te zien is en die de verdachte heeft overgedragen aan die andere persoon.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte heroïne en een versnijdingsmiddel heeft vervoerd en voorhanden heeft gehad.
Voorbereidingshandelingen (feit 2)
Nu de heroïne en het versnijdingsmiddel zich samen in de tas bevonden die de verdachte heeft overgedragen en in de praktijk versnijdingsmiddelen gebruikt worden om harddrugs, zoals heroïne, te bereiden, te bewerken en/of te verwerken, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte met het voorhanden hebben van versnijdingsmiddelen voorbereidingshandelingen heeft verricht die gericht waren op het plegen van in de Opiumwet strafbaar gestelde feiten.
Conclusie
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank de feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen.
4.5.
De bewezenverklaring
Dagvaarding I (09-170394-22)
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1
hij
op6 juli 2022 te ‘s-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt 25,7 gram van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2
hij op 6 juli 2022 te ’s-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten
- het opzettelijk bereiden, bewerken
en/ofverwerken van heroïne, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen
- twee persmallen;
- twee krikken;
- drie zeven;
- een lamineermachine;
- een sealbag en plastic zakjes;
- een weegschaal;
- 306 gram van een materiaal bevattende c
offeïne en paracetamol;
voorhanden heeft gehad waarvan hij verdachte wist dat die bestemd waren tot het plegen van die feiten.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.
Dagvaarding II (09-228126-22)
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1
hij op 21 mei 2022 te
‘s-Gravenhageopzettelijk heeft vervoerd en aanwezig heeft gehad 188,9 gram van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2
hij op 21 mei 2022 te
‘s-Gravenhage, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden en/of bewerken en/of verwerken van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen, stoffen, te weten 2.962,1 gram versnijdingsmiddel (Fenacetine), voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte wist dat dit bestemd was tot het plegen van dat feit.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

6.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

7.De strafoplegging

7.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het in vereniging maken van heroïne en daartoe diverse goederen voorhanden hebben. Ook heeft hij een grote hoeveelheid heroïne en versnijdingsmiddel vervoerd en voorhanden gehad. Daarmee heeft de verdachte bijgedragen aan de instandhouding van een circuit van gebruikers die zich vaak schuldig maken aan andere vormen van criminaliteit om hun gebruik te financieren. Verder leveren harddrugs een onaanvaardbaar gezondheidsrisico op voor de gebruikers daarvan.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 23 augustus 2024. Van recidive in juridische zin is geen sprake.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van diverse rapporten van de reclassering, waarvan het meest recente dateert van 23 juli 2024. De rechtbank constateert dat de verdachte zich niet aan de bij de schorsing van de voorlopige hechtenis opgelegde bijzondere voorwaarden heeft gehouden. Het lukt de reclassering in het geheel niet om contact te krijgen met de verdachte. Over de huidige persoonlijke omstandigheden van de verdachte is ter terechtzitting geen informatie naar voren gekomen.
In deze strafzaak heeft de verdachte op geen enkele wijze verantwoording afgelegd voor zijn daden. Verder liep de verdachte ten tijde van het plegen van feiten in een proeftijd voor een drugsgerelateerde zaak. De rechtbank weegt dit alles in strafverzwarende zin mee.
De straf
Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van na te melden duur met zich brengt.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Ook heeft zij daarbij in aanmerking genomen dat bij dagvaarding I sprake is van eendaadse samenloop tussen de feiten 1 en 2. Verder is bij feit 1 op dagvaarding II sprake van eendaadse samenloop tussen het vervoeren en aanwezig hebben van heroïne. Op basis van dit alles komt de rechtbank voor de bewezen verklaarde feiten gezamenlijk tot een uitgangspunt van vier maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De hierboven al tot uitdrukking gebrachte strafverzwarende omstandigheden nopen tot afwijking van dit uitgangspunt, in die zin dat de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden passend acht.
Tegelijkertijd constateert de rechtbank dat de redelijke termijn in deze zaak is overschreden. Dit leidt tot vermindering van de straf met één maand.
Gelet op wat hiervoor is overwogen, acht de rechtbank oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijf maanden passend en geboden. Het voorarrest zal hiervan worden afgetrokken.

8.De vordering tot tenuitvoerlegging

8.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij vordering van 23 juli 2024 gevorderd dat de bij parketnummer 22-003405-20 door de meervoudige kamer van het gerechtshof Den Haag op 22 september 2021 voorwaardelijke opgelegde straf van 2 weken gevangenisstraf, ten uitvoer wordt gelegd wegens niet naleven van de algemene voorwaarden.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de vordering moet worden afgewezen.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht termen aanwezig voor toewijzing van de vordering, nu uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat verdachte de algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, doordat hij zich voor het einde van de proeftijd die bij voormeld vonnis was opgelegd, wederom heeft schuldig gemaakt aan strafbare feiten.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 47, 55 en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2, 10, 10 a van de Opiumwet, en de daarbij behorende lijst I.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

10. De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder beide dagvaardingen ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 4.5 bewezen is verklaard, en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
Dagvaarding I (09-170394-22)
de eendaadse samenloop van
feit 1:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
en
feit 2:
medeplegen van om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen/stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
Dagvaarding II (09-228126-22)
feit 1:
de eendaadse samenloop van
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
en
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
feit 2:
om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
VIJF (5) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de eventuele tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte;
gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van het gerechtshof Den Haag van 22 september 2021, gewezen onder parketnummer 22-003405-20, te weten:
- gevangenisstraf voor de duur van
TWEE (2) WEKEN.
Dit vonnis is gewezen door
mr. K.O. Hamelink, voorzitter,
mr. M.C. Ritsema van Eck-van Drempt, rechter,
mr. J.R.K.A.M. Waasdorp, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. C.W.I. Ostendorf, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 december 2024.
Bijlage: bewijsmiddelenoverzicht
Dagvaarding I (09-170394-22)
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL15002022198904, van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 130).
1. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 6 juli 2022, voor zover inhoudende (p. 13-16):
Op 6 juli 2022, te 13:00 uur, nam ik positie in rondom de [adres] te Den Haag.
Tijdens de start van mijn observatie zag ik al dat er een man in de woning was. Ik zag dat deze man steeds in de keuken stond. Ik zag dat deze man ongeveer een tiental keren bij het raam kwam staan.
Ik zag dat deze persoon het volgende signalement had:
-man
-getint
-donkere pet achterste voren gedragen, af en toe zag ik dat hij zijn pet niet op had
-kort zwart krullend haar
-geel t-shirt
Tijdens mijn observatie zag ik genoemde man in het gele shirt een (1) keer bij het
raam terwijl hij in plaats van het gele shirt een zwart t-shirt droeg.
Na de instap herkende ik [verdachte 1] voor 100 % als zijnde de persoon die ik in de woning [adres] had geobserveerd.
2. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 6 juli 2022, voor zover inhoudende (p. 8, 9):
In de woning zag ik dat de hele woning onder het stof zat, kennelijk van het verwerken van de harddrugs, die vermoedelijk heroïne betrof. In de keuken zag ik een tafel staan. Op de tafel zag een afwasteil staan. Ik zag dat er bruin poeder in de
afwasteil lag, waarvan ik vermoedde dat het heroïne was. Ook zag ik diverse plastic
zakjes op de tafel liggen, waarschijnlijk bedoeld om de drugs in te verpakken. Ook
zag ik een zeef op tafel staan en een weegschaal. Al deze artikelen kunnen gebruikt
worden om drugs met te versnijden dan wel te verpakken.
In de keuken van de genoemde woning, werden de volgende goederen aangetroffen.
5 zakjes met daarin vermoedelijk heroïne,
2 maal een mal om verdovende middelen in het persen, waarop resten van vermoedelijk verdovende middelen zichtbaar waren,
2 maal een pers/krik om de verdovende in de aangetroffen mallen te persen, waarop
resten van vermoedelijk verdovende middelen zichtbaar waren,
3 maal een zeef, vermoedelijk om de verdovende middelen in te verwerken tot poeder, waarop vermoedelijk resten van verdovende middelen zichtbaar waren,
1 maal een lamineer machine, vermoedelijk om zakken met daarin verdovende middelen te verpakken, waarop vermoedelijk resten van verdovende middelen zichtbaar waren,
1 maal een sealbag met daarop het logo van een tijger wat gezien kan worden als
handelskenmerk, waarop vermoedelijk resten van verdovende middelen zichtbaar waren,.
3. Het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt op 6 juli 2022, voor zover inhoudende (p. 17-18):
Ik heb met behulp van latex handschoenen, de volgende verdovende middelen en
goederen, vermoedelijk harddrugs, heroïne, in evidence bag gedaan, geheel gesloten en onbeschadigd veiliggesteld en in beslag genomen ter waarheidsvinding. De vermoedelijke harddrugs zal ik in dit proces-verbaal, beschrijven als poeder, bruin van kleur. Ik, benoem hieronder waar ik dit heb aangetroffen.
1. Ik, zag in de keuken, gelegen aan de voorkant van de woning, een houten tafel. Ik,
zag op deze tafel een kom, blauw van kleur. Ik, zag dat in deze kom, een poeder substantie, bruin van kleur lag. Ik, zag dat collega [verbalisant 1] , een drugstest afnam en dat deze positief uitsloeg op Heroïne. Ik, zag dat in de blauwe kom, twee cd-roms lagen. Ik, zag naast de blauwe kom, een kwast liggen en behoorlijk veel poeder, bruin van kleur. Ik, zag dat dit poeder, hetzelfde poeder betrof als de poeder op de drugstest dat positief uitsloeg op heroïne. Ik, zag links naast de blauwe kom, een zeef liggen. Ik, zag dat de zeef vol met poeder zat, ook bruin van kleur.
Ik, zag dat links naast de houten tafel, een zeil lag, zilver van kleur. Ik, zag dat
dit zijl, ook onder het poeder zat, bruin van kleur.
2. Ik, ben verder de keuken in gelopen. Ik, zag dat linksonder, onder het aanrecht,
in de keukenkast een tas, blauw van kleur, voorzien van het merk Albert Heijn. Ik,
opende deze tas en trof hier diverse zeven aan met daarop poeder, bruin van kleur.
Ik, trof in deze tas een doorzichtig zakje aan, gevuld met vermoedelijk harddrugs/
vermoedelijk heroïne.
3. Ik, opende vervolgens de keukenkast, rechtsonder het aanrecht. Ik, zag een plastic
tas, blauw van kleur. Ik, zag in deze blauwe plastic tas, twee doorzichtige plastic
zakjes, gevuld met harddrugs, vermoedelijk heroïne. Ik, zag dat één van deze twee
zakken, iets lichter van kleur was dan de ander.
4. Ik, zag verder in diverse kasjes van de keuken, weegschalen en rekenmachines
liggen. Ik, zag dat al deze goederen vol met poeder, bruin van kleur zaten. Ik, zag
dat in de kasten diverse pers aparaten lagen.
5. Ik, zag vervolgens in de keuken, aan de rechterkant van het aanrecht, op de grond
onder de vensterbank, twee persbanken staan. Ik, zag dat de twee persbanken onder het poeder zaten, bruin van kleur. Ik, verplaatste deze twee persbanken. Ik, zag dat op de grond, in de hoek, een doorzichtig zakje poeder, vermoedelijk harddrugs/
vermoedelijk Heroïne lag.
6. Ik, zag dat boven op de kasten van de keuken, nabij het plafond, één plastic zak,
met harddrugs, vermoedelijk Heroïne lag. Ik zag, dat de harddrugs, bruin van kleur .
was.
7. Ik, zag links naast de keuken een oven staan. Ik, openende de onderkant van de oven. Ik, zag dat in de opening hiervan een lamineermachine lag. Ik, zag dat de
lamineermachine vol zat met poeder, bruin van kleur.
8. Ik, heb vervolgens in de meterkast van de woning, direct nabij de voordeur, een
blauwe tas, met daarin meerdere stempel apparaten aangetroffen. Ik, trof bij deze
stempels een seal bag aan voorzien van een logo. Ik, zag dat dit logo een tijger
betrof.
4. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 6 juli 2022, voor zover inhoudende (p. 68-70):
Ik heb [verdachte 1] om 14:08 uur aangehouden. Ik zag dat [verdachte 1] van top tot teen onder de wit/bruine poeder zat. Al zijn kleding en pet zat onder de stof/poeder.
5. Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, opgemaakt op 6 juli 2022, voor zover inhoudende (p. 82-87):
V: Er is drugs aangetroffen in de woning waar jij was, Je hebt nu de kans om te
vertellen wat er is gebeurd, wil je daar nu iets over kwijt?
A: Het is niet dat ik daar niets van weet, maar ik ben niet de eigenaar van dat huis.
V: Wat weet je van drugs in dat huis?
A: Ik kom daar en test de heroine.
V: Hoe vaak kom jij daar?
A: Ik ben er wel eens vaker geweest.
V: Dus je gebruikt daar binnen, bedoel je dat?
A: Ja. Daarom was ik daar ook.
6. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 8 augustus 2022, voor zover inhoudende (p. 115-124):
Op woensdag 27 juli en 1 augustus 2022, heb ik bij een doorzoeking in perceel [adres] te Den Haag, attributen en (zakken) met poedersubstanties onderzocht.
Een geknoopt boterhamzakje, met daarin een bruine poedersubstantie, met een bruto gewicht van 27,7 gram en een netto gewicht van
25,7 gram. Van deze poedersubstantie werd een monster gemaakt en voorzien van SINAAOK8489NL
.
Een dubbel geknoopte plastic zak, met daarin een bruine poedersubstantie, met een bruto gewicht van 316,5 en een netto gewicht van
306 gram. Hiervan werd een monster gemaakt en voorzien van SINAAOK8490.
7. Het geschrift, te weten de aanvraag extern forensisch onderzoek en het rapport identificatie van drugs, voor zover inhoudende (p. 125-130):
SIN: AAOK8489NL
Bijzonderheden: Monster uit netto 25,7 gram donkerbruin poeder (uit boterhamzak)
SIN: AAOK8490NL
Bijzonderheden: Monster uit netto 306 gram donkerbruin poeder (uit dubbele plastic zak)
AAOK8489NL monster beige poeder
Resultaat bevat heroïne
AAOK8490NL monster beige poeder
Resultaat bevat coffeïne en paracetamol
Dagvaarding II (09-228126-22)
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL15002022146797, van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 116).
1. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 29 juli 2022, voor zover inhoudende (p. 70):
Op zaterdag 21 mei 2022, omstreeks 20.31 uur werd verdachte [verdachte 2] , naar aanleiding van een anonieme melding, aangehouden op het station Leiden Centraal. Hij was in het bezit van een tas met drugs en versnijdingsmiddel. Hij was vertrokken vanaf station Den Haag Centraal, spoor 9.
De camerabeelden van station Den Haag Centraal zijn opgevraagd. Deze beelden zijn bekeken. Kort samengevat bleek uit deze beelden dat:
Verdachte [verdachte 2] op zaterdag 21 mei 2022 te 18.55 uur het centraal station in Den Haag binnenliep en daar een NN-verdachte met beige tas ontmoette. Zij gingen samen aan tafel zitten waarbij de tas onder tafel werd gezet. Even later liepen zij verder en droeg verdachte [verdachte 2] de beige tas. NN-verdachte gaf al wijzend instructies aan verdachte [verdachte 2] waarna deze alleen, met beige tas, perron 9 opliep. Dit betrof de vertrekplaats van de intercity richting Meppel, vertrektijd 19.34 uur.
2. Het proces-verbaal van herkenning, opgemaakt op 29 juli 2022, voor zover inhoudende (p. 82-85):
De aandachtvestiging bevatte videobeelden. Hiervan is 1 stills gemaakt.
Herkenning
De persoon en op still 1 herken ik als:
Achternaam: [achternaam verdachte 1]
Voornamen: [voornamen verdachte 1]
Ik ken hem vanuit mijn werkzaamheden als hoofdagent in de surveillancedienst van het basisteam Jan Hendrikstraat.
Ik heb de afgelopen jaren meerdere malen tijdens mijn werkzaamheden te maken gehad met [verdachte 1] . *Ik ben meerdere malen langs het woonadres van [verdachte 1] geweest om hem stukken uit te reiken. De laatste keer dat ik [verdachte 1] ben tegengekomen was tijdens werkzaamheden als arrestantenwacht op 6 juli 2022. [verdachte 1] was toen aangehouden en zat in het cellencomplex van bureau Jan Hendrikstraat alwaar ik hem die dag verzorging bood.
Ik herkende hem aan het totaalbeeld van zijn kenmerken.
Ik zag namelijk dat de persoon op de still dezelfde lengte, huidskleur, vorm van het
gezicht, haardracht, de stand van de wenkbrauwen en stand van de oren had.
Aan zijn herkenning droegen de volgende specifieke kenmerken bij:
Ik zag dat de persoon op de still namelijk hetzelfde kapsel als [verdachte 1] had. Ik zag
dat de persoon op de still namelijk kort krullend donker haar had, ik zag tevens dat
de haargrens van de persoon op de still opvallend hoog was waardoor de persoon een opvallend groot voorhoofd had. Ook zijn dikke donkere boogvormige wenkbrauwen kwamen exact overeen met de persoon op de still.
Ik herkende hem onmiddellijk toen ik de still zag. Over zijn identiteit was mij door
anderen geen informatie verstrekt.
3. Het proces-verbaal van herkenning, opgemaakt op 30 juli 2022, voor zover inhoudende (p. 86-87):
Ik zag dat er een herkenning werd gevraagd terzake een overdracht van een tas met
daarin in drugs op centraal Station Den Haag Centraal. Ik zag een foto waar een
jongen op werd getoond die ik als volgt kan omschrijven:
- donker getint
- ongeveer 20 a 25 jaar oud
- zwarte bodywarmer
- witte trui met capuchon
- witte broek
- witte sneakers
Na het zien van de omschreven jongen herkende ik de jongen als zijnde:
- [verdachte 1] Geboren [geboortedatum] 1996 ---
Ik herken [verdachte 1] aan zijn gelaat, zijn haar en zijn postuur. [verdachte 1] ken ik uit de
wijk waarbij hij omging met bekende jongeren uit de wijk. [verdachte 1] heb ik 6 Juli 2022 aangehouden terzake handel/vervaardigen harddrugs.
4. Het proces-verbaal van herkenning, opgemaakt op 30 juli 2022, voor zover inhoudende (p. 88-91):
Ik zag dat de verdachte er als volgt uit zag:
-man
-donker getint
-kort donker haar
-zwarte body warmer
-lichtkleurige hoodie met capuchon
-lichtkleurige broek
-witte sneakers
Ik herken de persoon op de foto ambtshalve voor 100 % als zijnde:
[verdachte 1] , geboren op [geboortedatum] 1996.
Ik ben aan politiebureau Jan Hendrikstraat werkzaam als wijkagent in de wijk
[wijk] . Het is mij ambtshalve bekend dat [verdachte 1] familie in mijn wijk heeft wonen. Ik kom hem zodoende regelmatig in de wijk [wijk] tegen. Op 6 juli 2022 ben ik betrokken geweest bij een inval op de [adres] . Er waren vermoedens dat er op de [adres] gehandeld werd in harddrugs. Deze vermoedens bleken juist waarna in genoemde woning [verdachte 1] werd aangehouden ter zake van handel in harddrugs. Alvorens de instap plaatsvond heb ik foto's van [verdachte 1] genomen van een van de momenten waarop hij in de keuken bij het raam stond. Deze foto's zal ik als bijlage bij dit proces-verbaal van bevindingen voegen evenals de foto welke werd getoond bij de aandachtvestiging.
5. Het proces-verbaal van herkenning, opgemaakt op 5 augustus 2022, voor zover inhoudende (p. 92-94):
Ik zag op de foto een man, die ik als volgt kan omschrijven:
- man;
- getint;
- kort zwart haar;
- bolle wangen;
- hoge wenkbrauwen;
- bodywarmer;
- creme kleurig trainingspak.
Ik, verbalisant [verbalisant 2] , herkende de man op de foto voor 100 procent als zijnde:
*** [achternaam verdachte 1] , [voornamen verdachte 1] geboren [geboortedatum] 1996***
Ik herkende [verdachte 1] aan zijn voorhoofd, stand van zijn ogen, stand van zijn wenkbrauwen en zijn bolle wangen. Ik herken [verdachte 1] voor 100 procent op de foto. Ik heb op 07 juni 2022 bij [verdachte 1] op huisbezoek geweest voor het afgeven van gerechtelijke stukken. Ik ben toen door [verdachte 1] zelf binnengelaten in de woning waar hij toen verbleef, te weten het Westeinde 699 te Den Haag. Ik ben toen ongeveer 45 minuten binnen geweest.
6. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 31 mei 2022, voor zover inhoudende (p. 46-47):
De pakketten aangetroffen drugs zijn inmiddels uitgebreid onderzocht door FO.
In het vierkante pakket zat bruin poeder.
Dit is heroïne met een nettogewicht van 188,9 gram.
De inhoud van de overige pakketten was vermoedelijk fenacetine.
Bovengenoemde drugspakketten werden aangetroffen in een bruine juten tas zonder
opdruk.
7. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 24 mei 2022, voor zover inhoudende (p. 49-52):
Wij zagen één vierkante pakket, voorzien van een laag doorzichtige tape en plastic folie, met hierin bruin poeder met een totaal netto vastgesteld gewicht van 188,9 gram (weging Narcotica). Hier hebben wij een monster van gemaakt en voorzien van SIN: AAPP9289NL.
Wij zagen een vacuümzak, voorzien van een laag bruine tape met opdruk
"CC-2000", met daarin twee rechthoekige pakketten. Wij, verbalisanten, zagen dat de pakketten bestonden uit een laag gele en bruine tape, een zwarte ballon, een laag bruine tape, een laag plastic folie en een wit gecomprimeerd poedersubstantie zonder logo. Wij hebben de nettogewichten van de pakketten vastgesteld op 975,8 gram en 1020,8 gram (weging Narcotica).
Uit indicatief onderzoek met behulp van de FT-IR betreft dit monster vermoedelijk
fenacetine.
Wij zagen een vacuümzak, voorzien van opdruk "CC-1000", met daarin één rechthoekig pakket. Wij, verbalisanten, zagen dat het pakket bestond uit een
laag doorzichtige tape, een groene ballon, een laag plastic folie en een wit gecomprimeerd poedersubstantie zonder logo. Wij hebben de nettogewichten van het pakket vastgesteld op 965,5 gram (weging Narcotica).
Uit indicatief onderzoek met behulp van de FT-IR betreft dit monster vermoedelijk
fenacetine.
Wij zagen een vacuümzak, voorzien van opdruk "CC-2000", met daarin twee rechthoekige pakketten. Wij, verbalisanten, zagen dat de pakketten bestonden uit een laag zwarte tape, een zwarte en groene ballon, een laag bruine tape, een laag plasticfolie en een wit gecomprimeerd poedersubstantie zonder logo. Wij hebben de nettogewichten van de pakketten vastgesteld op 1065,2 gram en 984,1 gram (weging Narcotica).
Uit indicatief onderzoek met behulp van de FT-IR betreft dit monster vermoedelijk
fenacetine.
8. Het geschrift, te weten rapport NFiDENT, voor zover inhoudende (p. 53):
Kenmerk: AAPP9289NL
Omschrijving FO: poeder, bruin, uit 188,9 gram; aantal bemonsteringen in onderzoek: een
Conclusie: bevat heroïne