ECLI:NL:RBDHA:2024:20760

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 december 2024
Publicatiedatum
11 december 2024
Zaaknummer
09/127179-24
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Integrale vrijspraak van het medeplegen van diefstal met geweld in een woning

Op 11 december 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van diefstal met geweld in een woning. De tenlastelegging betrof een incident dat plaatsvond op 7 januari 2024 in 's-Gravenzande, waar de verdachte samen met twee medeverdachten de woning van de aangever binnenging. De aangever werd beroofd van een geldbedrag van € 1.300,- en andere persoonlijke bezittingen, terwijl er geweld tegen hem werd gepleegd. Tijdens de zitting op 27 november 2024 heeft de officier van justitie gepleit voor bewezenverklaring van de tenlastelegging, terwijl de verdediging vrijspraak heeft bepleit. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was voor de nauwe en bewuste samenwerking die vereist is voor medeplegen. De verdachte ontkende betrokkenheid bij de diefstal en het geweld, en de rechtbank concludeerde dat er geen sluitend bewijs was voor zijn actieve deelname aan het delict. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van het medeplegen van diefstal met geweld. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij afgewezen, omdat de verdachte werd vrijgesproken van het feit waarop de vordering betrekking had. De voorlopige hechtenis van de verdachte werd opgeheven, en de rechtbank heeft de kosten van de benadeelde partij op nihil vastgesteld.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/127179-24
Datum uitspraak: 11 december 2024
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1981 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres 1] , [postcode 1] te [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 27 november 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. E.J. van Drongelen en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. H.W. van Eeuwijk naar voren is gebracht.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van het verzoek om schadevergoeding van [naam] en van de nadere toelichting daarop van R. de Nocker, juridisch medewerker bij Slachtofferhulp Nederland.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 7 januari 2024 te ’s-Gravenzande, binnen de gemeente Westland, in een woning gelegen aan de [adres 2] ( [postcode 2] ), omstreeks 05:00 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, tezamen en in vereniging met een of meerdere anderen, althans alleen, een contant geldbedrag van (ongeveer) € 1.300,-, althans enig geldbedrag en/of een portemonnee en/of een rijbewijs en/of een identiteitskaart en/of een bankpas en/of diverse verzekeringspapieren, en/of een telefoon, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
- die [naam] bij de keel te pakken en/of de keel dicht te knijpen en/of
- met de hand(en) de ogen van die [naam] te bedekken en/of
- die [naam] op een stoel te duwen en/of drukken en/of
- een trainingspak, althans enig voorwerp, tegen het gezicht van die [naam] te drukken.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich namens de verdachte op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.
3.3.
Vrijspraak
Inleiding
Aan de verdachte is het medeplegen van diefstal met geweld in een woning ten laste gelegd. De rechtbank stelt voorop dat op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting vast is komen te staan dat de verdachte en de twee medeverdachten, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , op 7 januari 2024 omstreeks 5:00 uur met de auto naar de woning van de aangever aan de [adres 3] in ’s-Gravenzande zijn gereden. De medeverdachte [medeverdachte 1] had een seksafspraak gemaakt met de aangever. De aangever heeft hen in de woning binnengelaten en is daarna bestolen van zijn portemonnee met inhoud, telefoon, verzekeringspapieren en een geldbedrag van € 1.300,-. Daarnaast is er geweld tegen de aangever gepleegd. De verdachte en de twee medeverdachten zijn vervolgens vertrokken. Dit terwijl er, anders dan afgesproken was, geen seksuele handelingen hebben plaatsgevonden tussen de aangever en de medeverdachte [medeverdachte 1] .
Medeplegen
De betrokkenheid in de vorm van medeplegen aan een strafbaar feit kan worden bewezen verklaard wanneer is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en, in deze zaak, de medeverdachten. Ook wanneer het ten laste gelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
De verdachte heeft ontkend iets te hebben geweten van de diefstal of het geweld. Hij heeft verklaard niet te hebben geweten wat de medeverdachten van plan waren in de woning van de aangever. Hij zegt dat hij enkel mee is gegaan om te chillen.
De rechtbank overweegt dat het handelen van de verdachte en de medeverdachten zonder meer vragen oproept. Onduidelijk is gebleven waarom de verdachte samen met de medeverdachten in de auto is gestapt, waarom hij met hen naar de woning van de aangever is gegaan en waarom ook hij de woning van de aangever is ingegaan. De verklaring van de verdachte dat hij (enkel) is meegegaan om te chillen, zonder aan zijn medeverdachten vragen te stellen, acht de rechtbank niet heel overtuigend.
Een en ander laat onverlet dat de rechtbank op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting geen sluitend bewijs ziet voor de conclusie dat sprake is van medeplegen. De aangever beschrijft in de aangifte het gedrag van één van de medeverdachten in de slaapkamer, waar het geweld en de diefstal hebben plaatsgevonden. De aangever benoemt verder in de aangifte dat de medeverdachten tijdens het geweld en de diefstal niet met elkaar hebben gesproken en uit de aangifte blijkt niet van een vorm van organisatie of voorbereiding van de werkwijze van de verdachte en de medeverdachten of samenwerking tussen hen. Dit alles betekent dat de rechtbank de verklaring van de verdachte dat er geen gezamenlijk vooropgezet plan was, hij is overvallen door de situatie waarin hij is terechtgekomen en hij mede gelet hierop geen bijdrage leverde aan de in de tenlastelegging genoemde handelingen, niet kan uitsluiten.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachten niet is komen vast te staan. Daarom zal de verdachte worden vrijgesproken van het ten laste gelegde medeplegen.
Diefstal met geweld
Nu de rechtbank de verdachte vrijspreekt van het medeplegen, staat de rechtbank voor de vraag of de verdachte zelf strafbare handelingen heeft verricht zoals ten laste gelegd. De rechtbank stelt vast dat de verdachte in de slaapkamer is geweest waar de diefstal met geweld heeft plaatsgevonden, maar komt tot het oordeel dat uit de bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid dat de verdachte wegnemings- dan wel geweldshandelingen heeft verricht. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de aangever hierover in zijn aangifte niets heeft verklaard. De verklaring van de verdachte dat hij het kistje slechts heeft opgeraapt, kan daarmee niet als onaannemelijk ter zijde worden geschoven, te meer nu medeverdachte [medeverdachte 2] zelf heeft verklaard dat hij, dus [medeverdachte 2] , degene is geweest die tijdens een worsteling met de aangever het geld heeft weggenomen. Onder die omstandigheden legt het aantreffen van DNA van de verdachte op het kistje onvoldoende gewicht in de schaal. Daarom zal de verdachte ook worden vrijgesproken van de ten laste gelegde diefstal met geweld.
Conclusie
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat het ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend is bewezen en spreekt zij de verdachte daarvan vrij.

4.De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

[naam] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 2.351,10, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 1.351,10 aan materiële schade en € 1.000,- aan immateriële schade.
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in verband met de door hem bepleite vrijspraak.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien de verdachte van het feit waarop de vordering betrekking heeft, zal worden vrijgesproken.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij moet worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil.

5.Voorlopige hechtenis

Ter terechtzitting heeft de rechtbank de voorlopige hechtenis van de verdachte (opnieuw) geschorst, dit keer tot aan de datum van het vonnis. Dit betekent dat de voorlopige hechtenis vandaag van rechtswege weer is gaan herleven. Nu de verdachte echter integraal wordt vrijgesproken, zal de rechtbank het bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

6.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de benadeelde partij in de proceskosten van de verdachte, begroot op nihil;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.R.K.A.M. Waasdorp, voorzitter,
mr. M.C. Ritsema van Eck – van Drempt, rechter,
mr. K.O. Hamelink, rechter,
in tegenwoordigheid van mrs. C.W.I. Ostendorf en D.A. Goldstoff, griffiers,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 december 2024.