Op 11 december 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van diefstal met geweld in een woning. De tenlastelegging betrof een incident dat plaatsvond op 7 januari 2024 in 's-Gravenzande, waar de verdachte samen met twee medeverdachten de woning van de aangever binnenging. De aangever werd beroofd van een geldbedrag van € 1.300,- en andere persoonlijke bezittingen, terwijl er geweld tegen hem werd gepleegd. Tijdens de zitting op 27 november 2024 heeft de officier van justitie gepleit voor bewezenverklaring van de tenlastelegging, terwijl de verdediging vrijspraak heeft bepleit. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was voor de nauwe en bewuste samenwerking die vereist is voor medeplegen. De verdachte ontkende betrokkenheid bij de diefstal en het geweld, en de rechtbank concludeerde dat er geen sluitend bewijs was voor zijn actieve deelname aan het delict. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van het medeplegen van diefstal met geweld. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij afgewezen, omdat de verdachte werd vrijgesproken van het feit waarop de vordering betrekking had. De voorlopige hechtenis van de verdachte werd opgeheven, en de rechtbank heeft de kosten van de benadeelde partij op nihil vastgesteld.