ECLI:NL:RBDHA:2024:20739

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 december 2024
Publicatiedatum
11 december 2024
Zaaknummer
NL22.11215
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kennisgeving bewaring en beroep inzake asielaanvraag met proceskostenveroordeling

In deze zaak heeft eiser, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, op 15 juni 2022 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 21 oktober 2021. De rechtbank heeft op 28 juli 2022 het besluit genomen om de asielaanvraag van eiser in te willigen. De rechtbank doet uitspraak buiten zitting op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank overweegt dat, voor zover het beroep is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de asielaanvraag, met de inwilliging van deze aanvraag aan het beroep is tegemoetgekomen. Hierdoor heeft eiser, gelet op artikel 6:20, derde lid, van de Awb, in zoverre geen procesbelang meer, en is het beroep kennelijk niet-ontvankelijk.

Desondanks heeft eiser terecht beroep ingesteld vanwege het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten worden vastgesteld op € 437,50, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht. De rechtbank oordeelt dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is, omdat het beroep alleen betrekking heeft op het niet tijdig nemen van een besluit.

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk en veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 437,50. Deze uitspraak is gedaan op 6 december 2024 door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, in aanwezigheid van mr. Ż.A. Meinert, griffier, en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.11215

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer] ,
(gemachtigde: mr. J. Eliya),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Procesverloop

Eiser heeft op 15 juni 2022 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 21 oktober 2021.
In het besluit van 28 juli 2022 heeft verweerder de asielaanvraag van eiser ingewilligd.
De rechtbank doet uitspraak buiten zitting op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Overwegingen

1. Voor zover het beroep is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de asielaanvraag van eiser, dient te worden vastgesteld dat met de inwilliging van deze aanvraag aan het beroep is tegemoetgekomen zodat eiser gelet op artikel 6:20, derde lid, van de Awb in zoverre geen procesbelang meer heeft. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk.
2. Omdat eiser vanwege het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag terecht beroep heeft ingesteld, ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 437,50 bestaande uit een punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 874 en vermenigvuldigd met wegingsfactor 0,5 (licht). De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is omdat het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
 veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 437,50 (vierhonderdzevenendertig euro en vijftig cent).
Deze uitspraak is gedaan op 6 december 2024 door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, in aanwezigheid van mr. Ż.A. Meinert, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.