In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 24 oktober 2024, met zaaknummers AWB 23/13399 en AWB 23/13400, wordt het beroep van eiser tegen de intrekking van zijn verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd beoordeeld. Eiser, vertegenwoordigd door mr. A. Alam-Khan, had een verblijfsvergunning op basis van zijn relatie met de heer [referent]. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. G. Wischhoff, heeft de verblijfsvergunning ingetrokken met terugwerkende kracht vanaf 2 september 2021, wat eiser aanvecht.
De rechtbank heeft eerder in een tussenuitspraak op 18 juli 2024 geconstateerd dat de staatssecretaris de belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM niet deugdelijk heeft gemotiveerd. De rechtbank heeft verweerder de gelegenheid gegeven om het geconstateerde gebrek te herstellen. Op 30 juli 2024 heeft verweerder een aanvullend besluit genomen, waarin hij zijn eerdere besluit verder motiveert, met inachtneming van de economische belangen en de situatie van eiser als homoseksuele man in Nigeria.
De rechtbank oordeelt dat verweerder het gebrek heeft hersteld door de aanvullende motivering. De rechtbank concludeert dat er een 'fair balance' is gevonden tussen de belangen van eiser en het algemene belang van de Staat. Het beroep van eiser wordt gegrond verklaard, het bestreden besluit wordt vernietigd, maar de rechtsgevolgen blijven in stand. Eiser krijgt een vergoeding voor de proceskosten, vastgesteld op € 3.062,50. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen, omdat er geen aanleiding meer voor is na de uitspraak.