In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, wordt het beroep van een Russische eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. De eiser, die op 22 december 2022 een asielaanvraag indiende, kreeg op 29 april 2023 een afwijzing van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank behandelt het beroep op 11 maart 2024, maar schorst het onderzoek vanwege de afwezigheid van de eiser. Het onderzoek wordt voortgezet op 9 april 2024, waarbij de eiser, zijn gemachtigde en een tolk aanwezig zijn.
De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de asielaanvraag ongegrond is. De eiser heeft geen overtuigend bewijs geleverd voor zijn claim dat hij is opgeroepen voor militaire dienst in Rusland. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris de afwijzing terecht heeft gemotiveerd, onder verwijzing naar het Algemeen Ambtsbericht en de inconsistenties in de verklaringen van de eiser. De rechtbank wijst erop dat de eiser geen documenten heeft overgelegd die zijn claim ondersteunen en dat hij bovendien niet tijdig heeft gereageerd op de uitnodiging voor het nader gehoor.
De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van een zorgvuldigheidsgebrek in de procedure, hoewel er enkele tekortkomingen zijn vastgesteld. De eiser krijgt wel een vergoeding van zijn proceskosten, omdat hij een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. De uitspraak wordt openbaar gemaakt en de eiser wordt geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.