ECLI:NL:RBDHA:2024:20731

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 mei 2024
Publicatiedatum
11 december 2024
Zaaknummer
NL23.15579
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Russische eiser wegens ongeloofwaardige dienstplichtoproep

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, wordt het beroep van een Russische eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. De eiser, die op 22 december 2022 een asielaanvraag indiende, kreeg op 29 april 2023 een afwijzing van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank behandelt het beroep op 11 maart 2024, maar schorst het onderzoek vanwege de afwezigheid van de eiser. Het onderzoek wordt voortgezet op 9 april 2024, waarbij de eiser, zijn gemachtigde en een tolk aanwezig zijn.

De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de asielaanvraag ongegrond is. De eiser heeft geen overtuigend bewijs geleverd voor zijn claim dat hij is opgeroepen voor militaire dienst in Rusland. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris de afwijzing terecht heeft gemotiveerd, onder verwijzing naar het Algemeen Ambtsbericht en de inconsistenties in de verklaringen van de eiser. De rechtbank wijst erop dat de eiser geen documenten heeft overgelegd die zijn claim ondersteunen en dat hij bovendien niet tijdig heeft gereageerd op de uitnodiging voor het nader gehoor.

De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van een zorgvuldigheidsgebrek in de procedure, hoewel er enkele tekortkomingen zijn vastgesteld. De eiser krijgt wel een vergoeding van zijn proceskosten, omdat hij een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. De uitspraak wordt openbaar gemaakt en de eiser wordt geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.15579

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. J.P. van Mulken),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J.E. Herlaar).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser heeft op 22 december 2022 een asielaanvraag ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 29 april 2023 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.
1.1
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2
De rechtbank heeft het beroep op 11 maart 2024 op zitting behandeld. Omdat eiser door een miscommunicatie met het COA [1] ongewild afwezig was heeft de rechtbank het onderzoek ter zitting geschorst. Het onderzoek is voortgezet op de zitting van 9 april 2024. Hieraan hebben eiser, de gemachtigde van eiser, L.A. Veenhof-Kostetskaya als tolk en de gemachtigde van verweerder deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

2 De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3 De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiser heeft de Russische nationaliteit en is geboren op [datum] 1985. Aan zijn asielaanvraag heeft eiser het volgende ten grondslag gelegd. Eiser heeft tegen het einde van 2022 een oproep ontvangen voor de militaire dienst. Hij wil niet deelnemen aan de gevechten in de oorlog tussen Rusland en Oekraïne. Daarom is eiser gevlucht.
Het bestreden besluit
5. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
1. identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. oproep om mee te doen aan de oorlog.
Het eerste element acht verweerder geloofwaardig, maar het tweede niet. Eiser heeft zijn asielrelaas namelijk niet onderbouwd met documenten, in het bijzonder met de oproep tot mobilisatie. Ook heeft eiser wisselend verklaard over het moment van ontvangst van de oproep. Uit een artikel van Reuters [2] blijkt bovendien dat eind oktober 2022 de mobilisatieronde is beëindigd, waardoor niet valt in te zien dat eiser enkele maanden later is opgeroepen. Daarnaast heeft eiser legaal het land verlaten, en daarbij geen problemen ondervonden. Verweerder concludeert daarom dat de asielaanvraag wordt afgewezen als ongegrond als bedoeld in artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
Heeft verweerder in het voornemen rekening gehouden met de correcties en aanvullingen op het nader gehoor?
6. Eiser heeft aangevoerd dat verweerder ten onrechte het voornemen heeft uitgebracht zonder dat hij daarbij rekening heeft gehouden met de correcties en aanvullingen op het nader gehoor. De correcties en aanvullingen zijn namelijk, binnen de daarvoor gegeven termijn, ingediend op dezelfde dag dat het voornemen is uitgebracht. Hieruit blijkt volgens eiser dat er al eerder een voornemen was klaargezet. Deze werkwijze is onzorgvuldig, aldus eiser.
7. De rechtbank volgt eiser hierin niet. Uit de faxbevestiging blijkt dat de correcties en aanvullingen op 14 april 2023 om 13.34 uur zijn ingediend. Ter zitting heeft de rechtbank geverifieerd dat het voornemen op dezelfde dag om 16.41 uur per fax aan de gemachtigde is verzonden. Verweerder heeft daarom enkele uren de tijd gehad om de correcties en aanvullingen in het voornemen te verwerken. Eiser heeft niet kunnen toelichten waaruit precies blijkt dat in het voornemen aan de correcties en aanvullingen voorbij is gegaan. De beroepsgrond slaagt niet.
Is eiser in de gelegenheid gesteld het gehoor met zijn gemachtigde voor te bereiden?
8. Eiser heeft daarnaast betoogd dat hij ten onrechte niet in de gelegenheid is geweest om het nader gehoor samen met zijn advocaat voor te bereiden. Het nader gehoor zou eerst op 17 maart 2023 plaatsvinden. Vanwege eisers detentie is het verplaatst, maar eiser is niet geïnformeerd over de nieuwe datum. Daarom kon er geen voorbereiding plaatsvinden in het kader van de ‘dag -1’: de voorbereidingsdag voor het nader gehoor. Eiser is hierdoor beperkt in zijn bewijsvoering, omdat zijn gemachtigde hem ook niet kon adviseren over het verzamelen van bewijsstukken voor het nader gehoor.
9. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van een gebrek. Reeds op 20 februari 2023 was bekend dat er op 17 maart 2023 een nader gehoor zou plaatsvinden, en eiser is op 14 maart 2023 gedetineerd. Er was voor dat moment ruim de tijd om het nader gehoor voor te bereiden.
10. De rechtbank acht de volgende feiten van belang. Het nader gehoor heeft plaatsgevonden op 31 maart 2023. Op 20 februari 2023 is er een uitnodiging verstuurd aan eiser voor het nader gehoor op 17 maart 2023, geadresseerd aan het AZC in Echt. Dit nader gehoor heeft geen doorgang gevonden. Het dossier bevat geen uitnodiging voor het nader gehoor dat op 31 maart 2023 plaatsvond. Verweerder heeft ter zitting gesteld dat er op 27 maart 2023 een mail is verzonden aan het detentiecentrum met een uitnodiging om op 31 maart 2023 gehoord te worden, maar dat die uitnodiging niet aan eisers gemachtigde is verzonden. Deze e-mail kon niet aan de rechtbank worden getoond.
11.1
De rechtbank volgt verweerder niet in zijn standpunt. Naar het oordeel van de rechtbank is sprake van een zorgvuldigheidsgebrek, gelet op het volgende. De voorbereiding van het nader gehoor vindt doorgaans kort voor het nader gehoor plaats. Van eisers gemachtigde kon niet verwacht worden dat hij eiser al in de periode tussen 20 februari en 14 maart 2023 had voorbereid op het nader gehoor. Hij kon evenmin rekening houden met het feit dat eiser daags voor het nader gehoor gedetineerd zou worden.
11.2
Dat eiser tijdig op de hoogte was gesteld van het aankomende gehoor op 31 maart 2023, zoals door verweerder gesteld, is niet onderbouwd. Verweerder heeft ter zitting slechts verklaard dat de uitnodiging op 27 maart 2023 aan het detentiecentrum is verzonden en niet dat aan eiser persoonlijk deze uitnodiging bekend is gemaakt. Daarom heeft verweerder zich evenmin op het standpunt kunnen stellen dat het voor eisers rekening en risico komt dat hij niet geruime tijd voor 31 maart 2023 contact heeft opgenomen met zijn advocaat om het nader gehoor voor te bereiden.
11.3
Evenmin is in dit verband doorslaggevend dat eiser tijdens het nader gehoor heeft verklaard geen bezwaar te hebben tegen het voortzetten daarvan, zoals verweerder heeft aangevoerd. Die verklaring doet namelijk niet af aan het feit dat eiser het gehoor niet heeft kunnen voorbespreken met zijn gemachtigde, hoewel dit wel de bedoeling is.
12. De rechtbank is daarom van oordeel dat het handelen van verweerder blijk geeft van een zorgvuldigheidsgebrek. Dit gebrek kan echter met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gepasseerd worden, omdat eiser hierdoor niet in zijn belangen is geschaad. Dat oordeel motiveert de rechtbank als volgt.
12.1
Eiser kan niet worden gevolgd in zijn stelling dat hij in zijn bewijsvoering is beperkt door de handelwijze van verweerder. Eiser heeft tot op heden geen mobilisatieoproep overgelegd, terwijl hij in het nader gehoor duidelijk heeft verklaard dat zijn ouders een oproep in ontvangst hebben genomen en dat hij navraag zou gaan doen bij zijn ouders waar de oproep ligt zodat hij deze over kon leggen. [3] Eiser heeft bovendien ruim een jaar de tijd gehad tussen zijn asielaanvraag en de zitting om de oproep over te leggen. Eiser heeft dat tot op heden niet gedaan, en heeft enkel vlak voor de zitting een schriftelijke verklaring van zijn moeder overgelegd, waaruit niet kan worden afgeleid of er een oproep is overhandigd en wat daarmee is gedaan. Eerst ter zitting heeft eiser verklaard dat zijn moeder de oproep heeft weggegooid, terwijl hij geen antwoord kan geven op de vraag wanneer hij daar achter kwam en of hij daar dus al ten tijde van het nader gehoor van op de hoogte was. Ook heeft verweerder het opmerkelijk kunnen vinden dat eiser niet eerder met zijn ouders heeft besproken wat er met die oproep is gebeurd. Niet valt in te zien dat een betere voorbereiding op het nader gehoor deze tegenstrijdigheden heeft kunnen voorkomen, nu de vragen van de gehoorambtenaar duidelijk waren, er is doorgevraagd, en eiser bij herhaling heeft verklaard dat de oproep bij hem thuis is afgegeven.
12.2
Daarnaast acht de rechtbank van belang dat eiser tot op heden vaag heeft verklaard over de datum van ontvangst van de oproep. Niet valt in te zien hoe een betere voorbereiding tot meer duidelijkheid op dit punt zou hebben geleid. Ook nadat eiser met zijn gemachtigde het nader gehoor heeft nabesproken is er, in de correcties en aanvullingen en in de zienswijze, geen opheldering gegeven over de vraag wanneer de autoriteiten voor het eerst langskwamen bij eisers ouders, en wanneer zij de oproep hebben afgegeven. Daarom is niet aannemelijk dat eiser met een andere voorbereiding op het nader gehoor deze tegenwerping had kunnen wegnemen.
12.3
Gelet op het voorgaande is eiser door de gebrekkige voorbereiding van het nader gehoor niet in zijn belangen geschaad. Daar komt nog bij dat aan eiser gevraagd is of hij het goed vond dat het gesprek werd voortgezet zonder advocaat, en dat eiser hiertegen geen bezwaar had. Het geconstateerde gebrek leidt daarom niet tot vernietiging van de uitspraak.
Heeft verweerder het tweede element ongeloofwaardig kunnen achten?
13. Eiser heeft aangevoerd dat ten onrechte ongeloofwaardig is geacht dat eiser is opgeroepen voor de Russische dienstplicht. Van eiser kan niet verlangd worden dat hij de oproep direct meenam op het moment van vertrek, gelet op de angst van eiser op dat moment en de omstandigheid dat hij zijn ouders niet meer heeft bezocht voorafgaand aan zijn vertrek. Verweerder stelt zich daarnaast ten onrechte op het standpunt dat uit landeninformatie zou blijken dat er in november 2022 niet meer gerekruteerd werd, aldus eiser. Eiser wijst onder meer op pagina 52, 56 en 57 van het meest recente Algemeen Ambtsbericht [4] , waar een minder eenduidig beeld uit voortkomt, namelijk dat ook na afronding van de eerste mobilisatiegolf burgers oproepen bleven krijgen. Ook is ten onrechte tegengeworpen dat eiser zou hebben verklaard dat hij in 10 minuten van Vladikavkas naar de grens zou zijn gereden. Dit is een ongelukkige vertaling van eisers verklaringen, en een onjuiste interpretatie. Verder is eiser ten onrechte verweten dat hij wisselend heeft verklaard over het moment van ontvangst van de oproep, aangezien eiser heeft toegelicht dat hij ook in deze periode nerveus was en het zich niet precies kan herinneren.
14. De rechtbank is van oordeel dat de beroepsgrond niet slaagt. Verweerder heeft zijn geloofwaardigheidsbeoordeling van het element voldoende gemotiveerd. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
14.1
De rechtbank maakt uit het verweerschrift en verweerders standpunt ter zitting op dat verweerder er niet vanuit gaat dat er in het geheel geen reservisten meer werden opgeroepen na 28 oktober 2022, maar dat er nadien niet meer op een grote schaal werd gemobiliseerd en dat gelet hierop niet gezegd kan worden dat elke reservist het reële risico liep om te worden gemobiliseerd. Deze redenering is voldoende onderbouwd met verwijzing naar het Algemeen Ambtsbericht van maart 2023. In het Algemeen Ambtsbericht worden bovendien verschillende categorieën reservisten genoemd die de kans lopen om nog opgeroepen te worden (paragraaf 4.1.3.1). Anders dan eiser ter zitting heeft gesteld, valt hij niet in één van deze categorieën. Eiser heeft namelijk in het verleden niet de dienstplicht vervuld en is ouder dan 35 jaar. Het is daarom aan eiser om aannemelijk te maken dat hij, anders dan uit deze informatie blijkt, wel het risico loopt om gemobiliseerd te worden. Daarin is eiser niet geslaagd. Verweerder heeft in dat verband aan eiser kunnen tegenwerpen dat eiser geen documentatie van de oproep heeft overgelegd, terwijl eiser, zoals hiervoor in overweging 12.1 is overwogen, in het nader gehoor heeft verklaard dat hij zich zou inspannen om deze oproep te overhandigen. Van enige inspanning is niet gebleken. Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat dit afbreuk doet aan eisers relaas.
14.2
De schriftelijke verklaring van eisers moeder kan niet tot een ander oordeel leiden. Ten eerste geeft die verklaring meer onduidelijkheid over de tijdlijn, nu eisers moeder stelt dat eiser in oktober 2022 zou zijn gemobiliseerd terwijl eiser stelt dat dit begin of medio november is geweest. [5] Daarnaast blijkt uit die verklaring niet of er een oproep is overhandigd. Tot slot merkt eisers moeder op dat er ook in februari 2024 naar eiser is gevraagd, terwijl eiser daar in beroep geen enkele melding van heeft gemaakt.
14.3
Ter zitting heeft eisers gemachtigde verder een beroep gedaan op een Oostenrijks rapport waaruit zou blijken dat eiser een grotere kans loopt om te worden gemobiliseerd. Nog daargelaten dat de rechtbank dit rapport niet heeft kunnen achterhalen, heeft eisers gemachtigde over dat rapport ook gesteld dat het de conclusies deelt van het ambtsbericht. Nu uit het Algemeen Ambtsbericht niet kan worden afgeleid dat burgers met eisers leeftijd en profiel een grote kans lopen om te worden gerekruteerd, kan deze stelling eiser niet baten.
15. Deze beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

16. Verweerder heeft de aanvraag terecht afgewezen als ongegrond.
Het beroep is ongegrond.
17. Vanwege het geconstateerde gebrek krijgt eiser wel een vergoeding van zijn proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.750,- omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.P.W. van de Ven, rechter, in aanwezigheid van mr. R.M. Vaalburg, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Centraal Orgaan opvang asielzoekers.
2.Reuters, “After weeks of chaos, Russia says partial mobilization is complete”, 31 oktober 2022.
3.Pagina 10, nader gehoor.
4.Algemeen Ambtsbericht Russische Federatie van maart 2023.
5.Pagina 15, nader gehoor.