ECLI:NL:RBDHA:2024:20721
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet-tijdig beslissen op asielaanvraag
In deze zaak heeft eiser, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, op 20 oktober 2022 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, die op 23 februari 2021 was ingediend. De rechtbank, zittende in Middelburg, heeft op 12 april 2023 het besluit genomen om de asielaanvraag van eiser in te willigen. De rechtbank doet uitspraak buiten zitting op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank overweegt dat, voor zover het beroep is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de asielaanvraag, met de inwilliging van deze aanvraag aan het beroep is tegemoetgekomen. Hierdoor heeft eiser, gelet op artikel 6:20, derde lid, van de Awb, in zoverre geen procesbelang meer. Het beroep is derhalve kennelijk niet-ontvankelijk.
Desondanks heeft de rechtbank vastgesteld dat eiser terecht beroep heeft ingesteld vanwege het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten, die op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht zijn vastgesteld op € 437,50. Dit bedrag is berekend op basis van een punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 874, vermenigvuldigd met een wegingsfactor van 0,5, omdat het beroep alleen betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit.
De rechtbank heeft in haar beslissing het beroep niet-ontvankelijk verklaard en verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 437,50. Deze uitspraak is gedaan op 6 december 2024 door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, in aanwezigheid van mr. Ż.A. Meinert, griffier, en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.