Uitspraak
Beschikking op het op 8 februari 2024 ingekomen verzoekschrift van:
[verzoekster] ,
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum 1] 2008 te [geboorteplaats 1] , (hierna: " [minderjarige] ")
en
[jong-meerderjarige],
geboren op [geboortedatum 2] 2006 te [geboorteplaats 1] , (hierna: " [jong-meerderjarige] ");
DE STAAT DER NEDERLANDEN,
Procedure
- het verzoekschrift;
- de brief van 12 juli 2024, met bijlagen, van de IND;
- de brief van 6 september 2024, met bijlage, van verzoekster;
- de brief van 10 oktober 2024, met bijlagen, van verzoekster;
- de e-mail van 14 oktober 2024, met bijlage, te weten een machtiging van de jong-meerderjarige [jong-meerderjarige] , van verzoekster.
Verzoek en het standpunt van de IND
Feiten
- Uit verzoekster zijn geboren: de inmiddels jong-meerderjarige [jong-meerderjarige] , geboren op [geboortedatum 2] 2006 te [geboorteplaats 1] en de nog minderjarige [minderjarige] , geboren op [geboortedatum 1] 2008 te [geboorteplaats 1] .
- Volgens een namens verzoekster overgelegd Uittreksel basisregistratie personen (BRP), gedateerd 4 december 2020, betreffende [naam] , geboren op [geboortedatum 3] 1953 te [geboorteplaats 2] (hierna: [naam] ) is verzoekster op [huwelijksdatum] 2009 te [plaatsnaam] met [naam] gehuwd.
- [jong-meerderjarige] en [minderjarige] zijn op 9 december 2016 erkend door [naam] , zo volgt uit de latere vermeldingen betreffende erkenning, opgemaakt op 19 december 2016.
- [naam] is op [datum] 2023 te Rotterdam overleden.
- [naam] had – volgens de IND sinds 14 december 1987 – de Nederlandse nationaliteit.
- Verzoekster, [minderjarige] en [jong-meerderjarige] hebben de Ghanese nationaliteit.
- Bij uitspraak van 8 november 2012 van de bestuursrechter van deze rechtbank is het beroep van verzoekster (tegen de afwijzende beslissing van de minister van buitenlandse zaken op het bezwaar van verzoekster tegen de afwijzing op de aanvraag van een machtiging voorlopig verblijf ten behoeve van verzoekster en dochter [minderjarige] ) ongegrond verklaard. Tegen deze beslissing is verzoekster in hoger beroep gegaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
- Bij uitspraak van 26 maart 2013 van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is het hoger beroep kennelijk ongegrond verklaard.