ECLI:NL:RBDHA:2024:20672

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 december 2024
Publicatiedatum
10 december 2024
Zaaknummer
NL24.43608 en NL24.43609
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag en verzoek om voorlopige voorziening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 10 december 2024, wordt het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. Eiseres, die de Ugandese nationaliteit heeft, heeft een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend, omdat verweerder, de minister van Asiel en Migratie, haar aanvraag met het besluit van 6 november 2024 niet in behandeling heeft genomen. Dit besluit is genomen op basis van de stelling dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van haar asielaanvraag.

De rechtbank heeft geen zitting gehouden en oordeelt dat het beroep kennelijk ongegrond is. Eiseres heeft aangevoerd dat het bestreden besluit in strijd is met wettelijke bepalingen en beginselen van behoorlijk bestuur, zoals het motiveringsbeginsel en het zorgvuldigheidsbeginsel. Ze stelt dat ze niet adequaat beschermd wordt tegen bedreigingen en geweld van haar echtgenoot in Duitsland, en dat de Duitse autoriteiten haar niet serieus nemen. De rechtbank concludeert echter dat eiseres niet voldoende bewijs heeft geleverd van structurele tekortkomingen in het Duitse asiel- en opvangsysteem.

De rechtbank benadrukt dat het uitgangspunt is dat lidstaten van de EU hun verplichtingen jegens asielzoekers nakomen, en dat eiseres niet heeft aangetoond dat er sprake is van een reëel risico op een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het EVRM of artikel 4 van het Handvest. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk, zonder vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.43608 en NL24.43609
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen
[eiseres], V-nummer: [v-nummer] , eiseres/verzoekster (hierna: eiseres)
(gemachtigde: mr. A.P.E.M. Pover),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het niet in
behandeling nemen van haar aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De voorzieningenrechter beoordeelt in deze uitspraak het verzoek om een voorlopige voorziening van eiseres. Verweerder heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 6 november 2024 niet in behandeling genomen omdat Duitsland ervoor verantwoordelijk is.

Beoordeling door de rechtbank

Geen zitting
2. De rechtbank houdt in deze zaak geen zitting. Het beroep is namelijk kennelijk ongegrond. [1] Hieronder legt de rechtbank dit uit.
Waar gaat deze zaak over?
3. Eiseres stelt de Ugandese nationaliteit te hebben en op [geboortedatum] 2000 te zijn geboren. Verweerder heeft de asielaanvraag niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling daarvan.
Wat vindt eiseres in beroep?
4. Eiseres stelt dat het bestreden besluit moet worden vernietigd omdat het in strijd is met wettelijke bepalingen en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, waaronder het motiveringsbeginsel en het zorgvuldigheidsbeginsel. Eiseres verwijst naar hetgeen eerder in de procedure naar voren is gebracht, waaronder de zienswijze en het aanmeldgehoor. Samenvattend heeft eiseres in de zienswijze gesteld dat zij door de Duitse autoriteiten niet is beschermd tegen de bedreigingen en het geweld van haar echtgenoot. Daarnaast is gebleken dat de Duitse autoriteiten eiseres niet kunnen of willen helpen, nu haar echtgenoot zich ophield in nabijheid van de opvanglocatie van eiseres, terwijl de Duitse autoriteiten haar hadden verzekerd dat haar echtgenoot haar niet meer lastig zou vallen. Ook hebben de Duitse autoriteiten eiseres niet serieus genomen nadat zij slachtoffer was geworden van een ernstig strafbaar feit. De Duitse politie heeft eiseres weliswaar overgebracht naar een andere opvanglocatie, maar vervolgens hebben de Duitse autoriteiten niks meer gedaan. Zelfs niet toen haar echtgenoot ook bij de nieuwe opvanglocatie opdook. Duitsland houdt zich niet aan de Procedurerichtlijn en handelt in strijd met het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eiseres zal bij terugkeer naar Duitsland een reëel risico lopen op ernstige schade in de zin van artikel 3 EVRM [2] . Verweerder dient de asielaanvraag van eiseres dan ook aan zich te trekken op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Herhaald en ingelast
5. Uit het in algemene zin herhalen en inlassen van wat eiseres eerder in de zienswijze en het aanmeldgehoor naar voren heeft gebracht, kan de rechtbank niet afleiden waarom eiseres van mening is dat het bestreden besluit onjuist is. Daarom ziet de rechtbank hierin geen aanleiding het bestreden besluit te vernietigen.
Interstatelijk vertrouwensbeginsel
6. De rechtbank stelt voorop dat het uitgangspunt is dat verweerder op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ervan mag uitgaan dat lidstaten van de Europese Unie hun verdragsverplichtingen tegenover asielzoekers zullen nakomen. Van dit uitgangspunt wordt slechts afgeweken indien eiseres aannemelijk maakt dat het asiel- en opvangsysteem dusdanige tekortkomingen vertoont dat hij bij overdracht aan Duitsland een reëel risico loopt op een behandeling strijdig met artikel 3 van het EVRM of artikel 4 van het Handvest [3] . Om onder de tekortkomingen van artikel 3 van het EVRM of artikel 4 van het Handvest te vallen, moeten deze een hoge drempel van zwaarwegendheid bereiken. Of deze bereikt wordt, hangt af van de gegevens in de zaak.
6.1
Naar het oordeel van de rechtbank is eiseres er niet in geslaagd om het voorgaande aannemelijk te maken. Eiseres heeft geen concrete informatie overgelegd waaruit blijkt dat sprake is van aan het systeem gerelateerde structurele tekortkomingen in het Duitse asiel- en opvangsysteem. Met het claimakkoord heeft Duitsland gegarandeerd dat de asielaanvraag van eiseres in behandeling zal worden genomen met inachtneming van de Europese asielrichtlijnen, waaronder de Procedurerichtlijn. Als eiseres in Duitsland toch wordt geconfronteerd met tekortkomingen of problemen bij de behandeling of beoordeling van haar asielaanvraag, in de opvang, of anderszins, ligt het op haar weg hierover bij de Duitse autoriteiten te klagen. Niet is gebleken dat de Duitse autoriteiten eiseres niet willen helpen of dat klagen onmogelijk of bij voorbaat zinloos is. De rechtbank acht hierbij ook van belang de verklaringen van eiseres dat zij aangifte heeft kunnen doen en naar de vrouwenopvang is gebracht. Aangezien uit de verklaringen van eiseres blijkt dat de Duitse autoriteiten niet op de hoogte waren dat eiseres haar echtgenoot dichtbij de vrouwenopvang aanwezig was, konden de autoriteiten eiseres hier bovendien niet tegen beschermen.
Artikel 17 van de Dublinverordening
7. Voorts heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat verweerder gehouden was gebruik te maken van zijn discretionaire bevoegdheid overeenkomstig artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening. Verweerder heeft zich op het standpunt kunnen stellen dat wat eiseres heeft aangevoerd, geen zodanig bijzondere, individuele omstandigheden betreffen die maken dat haar overdracht aan Duitsland van een zodanig onevenredige hardheid getuigt dat verweerder het asielverzoek aan zich had moeten trekken op grond van artikel 17 van de Dublinverordening. De verklaringen van eiseres zijn al betrokken in het kader van de vraag of er voor Duitsland nog van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgegaan kan worden. Het bestreden besluit is zorgvuldig voorbereid en voldoende gemotiveerd.

Conclusie en gevolgen

8. De beroepsgronden slagen niet. De rechtbank twijfelt hier niet over. Daarom is het beroep kennelijk ongegrond.
9. Nu er uitspraak is gedaan in het beroep en er niet langer sprake is van connexiteit [4] , wordt het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard.
10. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter verklaart het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.D. Gunster, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van J.F. Elzenaar, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden. Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 8:54, eerste lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
3.Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
4.Op grond van artikel 8:81 en 8:83, derde lid, van de Awb.