ECLI:NL:RBDHA:2024:20671

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 december 2024
Publicatiedatum
10 december 2024
Zaaknummer
C/09/674839/KG RK 24-1524
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek wegens gebrek aan objectieve vrees voor partijdigheid

Op 9 december 2024 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag een wrakingsverzoek afgewezen. Het verzoeker, die betrokken was bij een civiele procedure, stelde dat de rechter, mr. E.A.W. Schippers, partijdig was omdat deze eerder in een andere zaak had geoordeeld waarin verzoeker ook partij was. Verzoeker vreesde dat de rechter niet onbevangen zou kunnen oordelen over het wrakingsverzoek, aangezien de rechter haar eigen eerdere uitspraak zou moeten beoordelen. De wrakingskamer oordeelde echter dat het enkele feit dat de rechter eerder in een zaak van verzoeker had geoordeeld, niet voldoende was om objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid aan te nemen. Er waren geen concrete feiten of omstandigheden aangevoerd die deze vrees konden onderbouwen. De wrakingskamer concludeerde dat verzoeker het wrakingsmiddel misbruikte, en dat een volgend verzoek tot wraking in deze en de hoofdzaak niet meer in behandeling zou worden genomen. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2024/84
zaak- /rekestnummer: C/09/674839 / KG RK 24-1524
Beslissing van 9 december 2024
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
door hem ingesteld mede namens
Vereniging van Eigenaars [adres],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mr. E.A.W. Schippers,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het schriftelijke wrakingsverzoek van 27 oktober 2024
- de eerste aanvulling op het wrakingsverzoek van 7 november 2024
- de schriftelijke reactie van de rechter van 14 november 2024
- een set producties van verzoeker waarvan de eerste is genummerd ‘productie 23’ en de laatste ‘productie 188’ (door verzoeker aangeduid als ‘aanvulling twee’)
- de derde aanvulling op het wrakingsverzoek van 22 november 2024.
1.2.
Op 25 november 2024 is het verzoek tot wraking ter zitting behandeld. Hierbij zijn verschenen:
- verzoeker;
- de rechter.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Verzoeker heeft op 15 oktober 2024 mr. Groeneveld-Stubbe in hoofdzaak 11185012 RP VERZ 24-50395 gewraakt. Dat wrakingsverzoek is bekend onder zaaknummer C/09/673986 / KG RK 24/1439 (hierna: de wrakingszaak). Toen het verzoeker duidelijk werd dat de rechter onderdeel zou uitmaken van de combinatie die zijn wrakingsverzoek zou behandelen heeft hij de rechter gevraagd zich te verschonen. De rechtbank heeft verzoeker op 22 oktober 2024 laten weten dat de rechter geen aanleiding ziet zich te verschonen. Vervolgens heeft verzoeker het wrakingsverzoek ingediend.
2.2.
Verzoeker heeft blijkens het schriftelijke verzoek, zoals toegelicht bij de mondelinge behandeling, kort samengevat het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd. De wederpartij in de hoofdzaak heeft een uitspraak in het geding gebracht die is gewezen door de rechter en waarbij verzoeker en de wederpartij in de hoofdzaak partij waren. Daarmee kan de rechter niet meer onbevangen zijn te oordelen over het wrakingsverzoek, nu ze haar eigen uitspraak zou moeten beoordelen. Verder blijkt uit die uitspraak inhoudelijk ook nog eens dat de rechter partijdigheid toonde ten gunste van de wederpartij en ten nadele van verzoeker.
2.3.
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid.
3.2.
Het enkele feit dat de rechter eerder heeft geoordeeld in een zaak van verzoeker leidt er niet toe dat bij verzoeker objectief de gerechtvaardigde vrees kan zijn gewekt voor (de schijn van) partijdigheid bij de rechter. Zoals de rechter in haar reactie schrijft, is de materie in de hoofdzaak verschillend van die in de verzoekschriften die haar in 2021 zijn voorgelegd. Er zijn geen aanwijzingen dat de rechter in de wrakingsprocedure niet onbevangen en onpartijdig zal oordelen. De omstandigheid dat de wederpartij in de hoofdzaak de uitspraak van de rechter in die eerdere zaak in de hoofdzaak heeft ingebracht, maakt dit niet anders.
3.3.
Door verzoeker zijn verder geen concrete feiten of omstandigheden gesteld die de vrees rechtvaardigen dat, in afwijking van bedoeld uitgangspunt, de rechter in deze zaak niet meer tot het geven van een onbevangen oordeel in staat zou zijn. Het verzoek om wraking zal dan ook worden afgewezen.
3.4.
Verzoeker heeft in deze procedure al eerder een wrakingsverzoek gedaan en heeft in zijn derde aanvulling van de wrakingsgronden van 22 november 2024 een nieuw voorwaardelijk wrakingsverzoek ten aanzien van de rechter gedaan. Naar het oordeel van de wrakingskamer gebruikt verzoeker het middel van wraking voor een ander doel dan waarvoor het is gegeven of met geen ander doel dan de voortgang van de procedure te frustreren. Daarmee is sprake van misbruik. De wrakingskamer zal daarom bepalen dat een volgend verzoek tot wraking in de hoofdzaak en de wrakingszaak niet meer in behandeling zal worden genomen.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
wijst het verzoek tot wraking af;
4.2.
bepaalt dat het proces in de wrakingszaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek in de hoofdzaak of de wrakingszaak niet in behandeling zal worden genomen;
4.4.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
• de verzoeker;
• de wederpartij in de hoofdzaak;
• de rechter.
Deze beslissing is gegeven door mrs. M. Nijenhuis, S.M. Westerhuis-Evers en A.M. Boogers, in tegenwoordigheid van de griffier mr. A. Badermann en in het openbaar uitgesproken op 9 december 2024.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.