In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiseres behandeld tegen het niet tijdig beslissen op haar aanvraag van 26 februari 2024 voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid bij haar referent. De rechtbank heeft besloten dat een zitting niet nodig is, waarop partijen hebben ingestemd. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten zonder behandeling op zitting.
De rechtbank overweegt dat volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Eiseres heeft de minister in gebreke gesteld, en de rechtbank constateert dat de termijn voor het nemen van een besluit is verstreken. De minister had 90 dagen na ontvangst van de aanvraag om te beslissen, maar heeft deze termijn met drie maanden verlengd. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is, omdat de minister niet tijdig heeft beslist.
De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak van de meervoudige kamer, waarin het 'first in first out'-principe is vastgesteld. De minister heeft aangegeven de aanvraag van eiseres pas in september 2025 te kunnen behandelen, wat betekent dat de minister vóór 30 november 2025 een beslissing moet nemen. De rechtbank legt een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Tevens wordt de verbeurde dwangsom vastgesteld op € 1.442,-, en de proceskosten van eiseres worden op € 437,50 vastgesteld. De rechtbank draagt de minister op het betaalde griffierecht van € 187,- aan eiseres te vergoeden.
De uitspraak is gedaan door rechter M. Munsterman, in aanwezigheid van griffier T.H. Bos, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Eiseres heeft het recht om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak een beroepschrift in te dienen bij de Raad van State als zij het niet eens is met deze uitspraak.