ECLI:NL:RBDHA:2024:20654
Rechtbank Den Haag
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Wraking van rechter na einduitspraak in administratief beroep
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 4 december 2024 uitspraak gedaan in een wrakingsverzoek van een verzoeker die eerder een administratief beroep had ingesteld tegen een opgelegde boete. De wraking was gericht tegen mr. F.C. Berg, de kantonrechter die de hoofdzaak behandelde. De procedure begon met een schriftelijk wrakingsverzoek dat op 14 november 2024 werd ingediend, nadat de rechter op 12 november 2024 een mondelinge uitspraak had gedaan waarin het beroep ongegrond werd verklaard. De verzoeker was van mening dat de rechter partijdig was en vroeg om wraking.
De wrakingskamer heeft het verzoek echter niet-ontvankelijk verklaard. De wet staat geen wraking toe nadat er een einduitspraak is gedaan in de hoofdzaak. De rechtbank benadrukte dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn en dat er bijzondere omstandigheden moeten zijn om aan te nemen dat deze onpartijdigheid in gevaar is. Aangezien de einduitspraak al was gedaan, was er geen grond voor een behandeling van het wrakingsverzoek. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.