ECLI:NL:RBDHA:2024:20654

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 december 2024
Publicatiedatum
10 december 2024
Zaaknummer
C/09/675871 / KG RK 24-1624
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechter na einduitspraak in administratief beroep

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 4 december 2024 uitspraak gedaan in een wrakingsverzoek van een verzoeker die eerder een administratief beroep had ingesteld tegen een opgelegde boete. De wraking was gericht tegen mr. F.C. Berg, de kantonrechter die de hoofdzaak behandelde. De procedure begon met een schriftelijk wrakingsverzoek dat op 14 november 2024 werd ingediend, nadat de rechter op 12 november 2024 een mondelinge uitspraak had gedaan waarin het beroep ongegrond werd verklaard. De verzoeker was van mening dat de rechter partijdig was en vroeg om wraking.

De wrakingskamer heeft het verzoek echter niet-ontvankelijk verklaard. De wet staat geen wraking toe nadat er een einduitspraak is gedaan in de hoofdzaak. De rechtbank benadrukte dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn en dat er bijzondere omstandigheden moeten zijn om aan te nemen dat deze onpartijdigheid in gevaar is. Aangezien de einduitspraak al was gedaan, was er geen grond voor een behandeling van het wrakingsverzoek. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2024/90
zaak- /rekestnummer: C/09/675871 / KG RK 24-1624
Beslissing van 4 december 2024
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mr. F.C. Berg,
kantonrechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het schriftelijke wrakingsverzoek van 14 november 2024, ingekomen op de griffie van de wrakingskamer op 18 november 2024, en
- de beslissing van de rechter, tevens houdende het opgemaakte proces-verbaal van de zitting van 12 november 2024.

2.Het wrakingsverzoek

Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak met registratienummer 11245273 MB VERZ 24-10921. Verzoeker heeft administratief beroep ingesteld tegen een aan hem opgelegde boete. Het beroep is behandeld op een zitting van de rechter op 12 november 2024. Na de behandeling van de zaak heeft de rechter direct mondeling uitspraak gedaan. De uitspraak houdt in dat het beroep ongegrond is verklaard. Na de uitspraak heeft verzoeker op 14 november 2024 de rechter gewraakt.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid.
3.2.
Het verzoek is gedaan nadat de rechter in de hoofdzaak einduitspraak heeft gedaan. De wet voorziet echter niet in de mogelijkheid van wraking nadat einduitspraak is gedaan in de zaak van verzoeker. Om die reden kan verzoeker niet in het wrakingsverzoek worden ontvangen. Voor een behandeling van het verzoek ter terechtzitting bestaat geen reden. Het in de wet opgenomen recht op een mondelinge behandeling is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek, maar aan dat debat wordt gezien het vorenstaande niet toegekomen.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in het wrakingsverzoek;
4.2.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 8:18, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt toegezonden aan:
 de verzoeker;
 de vertegenwoordiger van de officier van justitie;
 de rechter.
Deze beslissing is gegeven door mrs. S.M. Krans, A.M.A. Keulen en A.M. Boogers, in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.L. van Nooijen-Kühler en in het openbaar uitgesproken op 4 december 2024.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.