ECLI:NL:RBDHA:2024:20638

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 september 2024
Publicatiedatum
10 december 2024
Zaaknummer
C/09/672798 / JE RK 24-1693
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van jeugdbescherming

Op 30 september 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in de zaak van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming betreffende de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige. De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling van de minderjarige te verlengen tot 7 oktober 2025 en de machtiging tot uithuisplaatsing in een pleegzorgvoorziening te verlengen tot 7 april 2025. Dit besluit is genomen in het belang van de ontwikkeling en veiligheid van de minderjarige, die PTSS heeft ontwikkeld door eerdere onveilige situaties. De kinderrechter heeft ook aangegeven dat er een tussentijdse rechterlijke toetsing zal plaatsvinden om te monitoren of er daadwerkelijk aan contactherstel met de moeder wordt gewerkt.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders van de minderjarige, met name de moeder, in het verleden niet in staat zijn geweest om een veilige opvoedomgeving te bieden. De moeder heeft een geschiedenis van verslavings- en borderlineproblematiek, terwijl de vader problemen heeft met emotieregulatie en agressief gedrag. De minderjarige verblijft momenteel in een perspectief biedend pleeggezin en de kinderrechter heeft de noodzaak van de verlenging van de maatregelen onderstreept, gezien de ernstige ontwikkelingsbedreigingen die de minderjarige heeft ervaren.

De kinderrechter heeft ook opgemerkt dat er onvoldoende inspanningen zijn geleverd door de gecertificeerde instelling om het contact tussen de minderjarige en de moeder te herstellen, ondanks eerdere aanwijzingen van de rechtbank. De kinderrechter heeft de gecertificeerde instelling opgedragen om een schriftelijke update te geven voor de volgende zitting, evenals het advies van de Raad voor de Kinderbescherming. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de maatregelen onmiddellijk van kracht zijn.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/09/672798 / JE RK 24-1693
Datum uitspraak: 30 september 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming, gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen gecertificeerde instelling,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2015 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. M. Nentjes, te Rotterdam.
[pleegouders],
hierna te noemen: de pleegouders,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter heeft op 20 september 2024 het verzoekschrift met bijlagen ontvangen.
1.2.
De kinderrechter heeft op 23 september 2024 het nagezonden plan van aanpak van 23 september 2024 en het hulpverleningsplan van [zorginstelling] van 22 augustus 2024 ontvangen.
1.3.
Het advies van de Raad voor de Kinderbescherming als bedoeld in artikel 1:265j, derde lid, van het Burgerlijk Wetboek is bij de gecertificeerde instelling opgevraagd. Het advies is niet aan de rechtbank overgelegd.
1.5.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 30 september 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • jeugdbeschermer [naam] , namens de gecertificeerde instelling;
  • de advocaat van de moeder.

2.De feiten

2.1.
[minderjarige] is erkend door de vader.
2.2.
Bij beschikking van de meervoudige kamer van de rechtbank van 26 juli 2024 werd het gezag van de vader beëindigd en werd de moeder belast met het eenhoofdig ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.3.
[minderjarige] verblijft in een perspectief biedend pleeggezin.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 3 oktober 2023 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 7 oktober 2024.
2.5.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 3 oktober 2023 de machtiging verlengd [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg tot 7 oktober 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De gecertificeerde instelling verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar. Ook verzoekt de gecertificeerde instelling een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van de ondertoezichtstelling. De gecertificeerde instelling verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De gecertificeerde instelling betoogt daartoe in het verzoekschrift - samengevat - het volgende. [minderjarige] woont inmiddels drieënhalf jaar bij pleegouders en ontwikkelt zich er goed. De pleegouders bieden hem een stabiele en veilige opvoedomgeving. De vader heeft problemen met emotieregulatie en agressief gedrag waardoor hij geen veilige opvoeder kan zijn voor [minderjarige] . De moeder heeft een geschiedenis van verslavings-en borderline problematiek, waardoor zij niet altijd in staat is geweest contact te houden met [minderjarige] en op te treden in zijn belang. Momenteel ervaart zij meer stabiliteit en woont zij begeleid bij [instelling] . Het opgroeiperspectief van [minderjarige] ligt nu bij het pleeggezin. [minderjarige] heeft een stabiele en veilige omgeving nodig om in op te groeien. De psychische kwetsbaarheid van de ouders van [minderjarige] heeft tot ernstige zorgen over de veiligheid en de ontwikkeling van [minderjarige] geleid. [minderjarige] heeft PTSS ontwikkeld door de onveiligheid waar hij aan werd blootgesteld in zijn vroege kindertijd. Hij heeft last van angst, herbelevingen, slaapproblemen en emotieregulatieproblemen. Recentelijk is de traumabehandeling van [minderjarige] bij [zorginstelling] hervat. [zorginstelling] neemt de ouders mee in de behandeling van [minderjarige] om het contact weer te herstellen op een adequate manier.
3.3.
De jeugdbeschermer heeft op de zitting naar voren gebracht dat hij zorgen heeft over het uitblijven van contactherstel met de moeder, waar in zijn optiek al veel te lang niet actief aan is gewerkt door de gecertificeerde instelling. Het is belangrijk voor het welzijn en voor de identiteitsontwikkeling van [minderjarige] om te begrijpen waar hij vandaan komt. Of er snel stappen kunnen worden gemaakt in het herstellen van het contact met de moeder is onduidelijk. Mogelijk moet daarvoor eerst het beloop van de recent door [minderjarige] hervatte traumabehandeling bij [zorginstelling] worden afgewacht. De jeugdbeschermer zal onderzoeken of de traumabehandeling bij [zorginstelling] kan samengaan met een vorm van contactherstel met de moeder. De jeugdbeschermer zelf neigt naar de visie dat dat mogelijk moet zijn, maar de jeugdbeschermer heeft hierin geen zelfstandige beslissingsruimte.
De jeugdbeschermer heeft gezien dat er veel fouten zijn gemaakt in het dossier van [minderjarige] . Er is niet goed met de moeder samengewerkt. De opdracht van de rechtbank om actief naar contactherstel toe te werken neergelegd in de beschikking 26 juli 2024 lijkt zonder valide redenen terzijde te zijn geschoven door de gecertificeerde instelling althans nagelaten is om die opdracht actief ter hand te nemen. Het vertrouwen van de moeder zal moeten worden herwonnen. De jeugdbeschermer kan zich gelet op dit alles vinden in het voorstel van de advocaat van de moeder om de behandeling van het verzoek voor een deel aan te houden omwille van een tussentijdse rechterlijke toetsing.

4.Standpunt moeder

4.1.
De advocaat vraagt de kinderrechter namens de moeder om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen voor de duur van maximaal zes maanden, met aanhouding van de behandeling van het resterende deel van het verzoek omwille van een tussentijdse rechterlijke toets. Tegen de verzochte verlenging van de ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar voert de moeder geen verweer.
4.2.
De advocaat heeft daartoe op de zitting - samengevat - het volgende betoogd.
De moeder erkent de noodzaak van de gevraagde maatregelen ten volle. Zij ziet, hoe moeilijk dat ook voor haar is, dat het perspectief van [minderjarige] bij de perspectiefbiedende pleegzorg ligt. Maar de gecertificeerde instelling is uiterst nalatig omgesprongen met het belang van [minderjarige] én van de moeder om een vorm van contact met elkaar te kunnen hebben. Dat is laakbaar, nu de rechtbank de gecertificeerde instelling er in de beschikking van 26 juli 2024 op heeft gewezen dat daar veel actiever aan moet worden gewerkt. Als de gecertificeerde instelling het er nu weer bij laat zitten staat de moeder echt met lege handen. De moeder heeft weinig middelen om de gecertificeerde instelling aan te sporen een meer actieve houding in te nemen op dit punt. Met het afdwingen van een schriftelijke aanwijzing gaat teveel tijd verloren. Een kort geding maakt weinig kans omdat het spoedeisend belang in dit soort kwesties veelal niet wordt aangenomen. De moeder is bereikbaar en beschikbaar. Zij heeft zich er actief voor ingespannen om de weg naar contactherstel te openen. Ze houdt zich al geruime tijd aan alle afspraken. Het is bevreemdend daar niets van terug te zien in het plan van aanpak. De huidige jeugdbeschermer heeft hele mooie intenties. Maar het vertrouwen van moeder is nog niet hersteld. De vorige jeugdbeschermer heeft daar te grote puinhopen voor achtergelaten. De moeder wil heel graag dat het contact wordt hersteld. Zij begrijpt dat de traumabehandeling belastend is voor [minderjarige] , maar hoopt dat er niet nog veel langer met contactherstel hoeft te worden gewacht.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De ernstige ontwikkelingsbedreigingen voor [minderjarige] , die bij de ouders heeft blootgestaan aan onrust en onveiligheid, daardoor PTSS heeft ontwikkeld en begin 2021 uit huis moest worden geplaatst, zijn nog niet opgeheven. De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengen voor de duur van een jaar (artikel 1:260, eerste lid, BW).
5.2.
Ook is de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, BW). Uit het beloop van de ondertoezichtstelling zoals schriftelijk gerapporteerd en mondeling op de zitting namens de gecertificeerde instelling is uiteengezet, volgt dat de maatregel noodzakelijk is om [minderjarige] een veilige en stabiele opvoedomgeving te kunnen bieden waarin hij zich optimaal kan ontwikkelen.
5.3.
In de beschikking van 26 juli 2024 is overwogen dat het in het belang van [minderjarige] is dat zorgvuldig bekeken wordt of en hoe het contact tussen [minderjarige] zijn moeder kan worden vormgegeven. De rechtbank ging er daarbij van uit dat de gecertificeerde instelling er alles aan zal doen om de verstoord geraakte samenwerking met de ouders, gesteund door hun begeleiders, weer te vinden. Gekeken moest worden hoe de ouders die rol het beste kunnen vervullen en het contact met [minderjarige] op termijn kunnen herstellen, in overleg met de pleegouders en behandelaren van [minderjarige] ( [zorginstelling] ). De gecertificeerde instelling heeft op de zitting erkend dat er opnieuw geen actieve inspanningen zijn verricht om het contact tussen [minderjarige] en de moeder te herstellen, in weerwil van hetgeen de rechtbank daar in de beschikking van 26 juli 2024 over heeft overwogen. De huidige stand van zaken is dat de moeder en [minderjarige] elkaar nog steeds niet hebben gezien. Op het voorstel van de moeder, van inmiddels geruime tijd geleden, om een begin te maken met het mogen sturen van een kaartje, moet nog worden ingegaan. De kinderrechter wil graag kunnen monitoren of er daadwerkelijk aan contactherstel wordt gewerkt moeder. De kinderrechter zal daarom de machtiging tot uithuisplaatsing verlengen voor de duur van zes maanden en de behandeling van de resterende deel van het verzoek aanhouden voor een tussentijdse rechterlijke toetsing.
5.4.
De kinderrechter vraagt de gecertificeerde instelling om een schriftelijke update tijdig voor de volgende zitting. De kinderrechter vraagt de gecertificeerde instelling er ook voor te zorgen dat het advies van de Raad voor de Kinderbescherming als bedoeld in artikel 1:265j, derde lid, van het Burgerlijk Wetboek tijdig voor de volgende zitting in de procedure wordt gebracht.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] tot 7 oktober 2025;
6.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg tot 7 april 2025;
6.3.
houdt de behandeling van het verzoek voor het overige aan tot een nader te bepalen zitting, gelegen vóór 7 april 2025, tegen welke zitting dienen te worden opgeroepen - William Schrikker Stichting Jeugdbescherming;
- de moeder;
- de advocaat van de moeder, mr. M. Nentjes;
- de pleegouders;
6.4.
bepaalt dat de GI uiterlijk twee weken vóór de voortzetting van de mondelinge behandeling het advies van de Raad voor de Kinderbescherming als bedoeld in artikel 1:265j, derde lid, van het Burgerlijk Wetboek aan de rechtbank, de moeder en haar advocaat en de pleegouders dient toe te sturen;
6.5.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.M. Brakel, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 30 september 2024, in aanwezigheid van B.M. Muller - Santana de Andrade als griffier, en op schrift gesteld op 8 oktober 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.