Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 november 2024 in de zaak tussen
[naam] , v-nummer: [nummer] ,
[naam],
Rechtbank Den Haag
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de afwijzing van hun asielaanvraag. Eisers, een Syrische vrouw en haar minderjarige kind, hebben op 10 maart 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend, welke door de minister op 30 mei 2024 als ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft het beroep op 24 september 2024 behandeld, waarbij zowel eisers als de gemachtigde van de minister aanwezig waren. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, maar laat de rechtsgevolgen in stand, omdat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij vanwege de dreiging van femicide een gegronde vrees voor vervolging hebben.
Eiseres heeft verklaard dat zij in 2012 uit Syrië is vertrokken en in 2015 in Turkije is getrouwd. In maart 2023 is zij naar Nederland gekomen, omdat zij daar gediscrimineerd en seksueel geïntimideerd werd. Tijdens de procedure heeft eiseres voor het eerst verklaard slachtoffer te zijn geweest van huiselijk geweld door haar partner, en vreest zij voor haar leven bij terugkeer naar Turkije. De minister heeft de verklaringen van eiseres over haar identiteit en de discriminatie in Turkije geloofwaardig geacht, maar de dreiging van femicide niet.
De rechtbank oordeelt dat de minister onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de dreiging van femicide ongeloofwaardig is, vooral gezien het feit dat het huiselijk geweld wel geloofwaardig is geacht. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit, maar laat de rechtsgevolgen in stand, omdat eisers niet hebben aangetoond dat zij bij terugkeer naar Turkije een reëel risico lopen op schending van artikel 3 van het EVRM. De rechtbank veroordeelt de minister tot betaling van proceskosten aan eisers.